Frisse wind

Gelezen in S&RO nr. 1 van jaargang 2011:

Met een overigens matig geredigeerd artikel van Willem Buunk steelt de redactie van S&RO ook dit keer de show. Een show in uitdunnend planologenland, dat wel. Buunk is lector aan de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle en gemeenteraadslid voor de VVD in Utrecht. De ruimtelijke ordening in Nederland verkeert helemaal niet in een crisis, maar wordt stevig hervormd, dat is de strekking van Buunks artikel. Hervormd naar christelijk-liberale-populistische snit, wel te verstaan. De overheid voert in die hervorming niet meer de regie, er komt een einde aan de grote projecten, hoogbouw is taboe, van intensivering van het ruimtegebruik wordt afscheid genomen, de wijkaanpak is verleden tijd, en compacte steden staan niet meer centraal. Dat was allemaal gedachtengoed naar sociaal-democratische snit. Wat ervoor in de plaats komt is ‘spontane orde’, prijsmechanismen en markten hun werk laten doen, bereikbaarheid centraal stellen, minder regels, decentralisatie naar gemeenten, stoppen met rijksnota’s. Buunk, die spreekt van “een frisse wind”, schrijft bestraffend aan zijn vakgenoten: “Het vergt misschien een grote mentale flexibiliteit, maar die mag dan ook wel eens getoond worden.” Alsof alle planologen linkse hobbyisten zijn. Het is rechtse retoriek. Je zou er bijna aan gewend raken.

Op de analyse sec van Buunk valt weinig aan te merken, op de toon heel veel. Ergens voel je toch een afrekening. Mooi ook die Nederlandse taal: ‘hervorming’, ‘spontane orde’, ‘’je gaat erover of niet’’. Diepgang mis ik wel. Wat er in het recente verleden misgegaan is, daarover lees je niets. Nee, we leven in gevaarlijke tijden. Bijna schuldbewust lees ik het volgende artikel in dit mooie ‘crisisnummer’. Dat is van de hand van Jeroen Saris, ooit wethouder GroenLinks te Amsterdam, en Evert Verhagen. De vastgoedcrisis en de kredietcrisis, stellen zij, hangen nauw met elkaar samen. Er werd gespeculeerd op oneindige waardestijging. (De markt deed zijn werk!). “Nu deze miljardenwolk is leeggelopen staat vast dat de vastgoedwereld nooit meer dezelfde zal zijn. De ruimtelijke ordening evenmin.” Ook linkse mensen begrijpen dus dat er een hervorming nodig is. Hoe komt die nieuwe, linkse ruimtelijke ordening er dan uit te zien? “Het nieuwe buzz-woord is ‘organische groei’.” Organische groei? Spontane orde? Wat is het verschil?


Posted

in

,

by

Comments

3 responses to “Frisse wind”

  1. Tim van de Laar Avatar

    Waar linkse politici graag vol idealen naar de toekomst kijkt, kenmerkt de rechtse politiek zich door een realistische kijk op het heden. De tijd van grootse toekomstplannen is voorbij. Toch hoeft dat niet het eind te zijn van de idealen. Het zou dan ook jammer zijn als de compacte stad en hoogbouw door rechtse politici worden weggezet als sociaal-democratisch gedachtegoed.

    Organische, spontane groei wordt inderdaad de trend. Maar deze bottom-up groei zal altijd kaders blijven houden. Wat onderscheidt de stad anders nog van een Braziliaanse sloppenwijk? Een mooi voorbeeld van zulke kaders is het ontstaan van de grachtengordel in de 17e eeuw. De grote lijnen werden uitgezet door de stad, in de invulling van de kavels kregen de eigenaren alle vrijheid.

    Daarom is nu de tijd om op het laagste niveau te dereguleren en de rol van de overheid te verkleinen. Ga soepeler om met welstand en bouwbesluiten en laat woningen en de openbare groen ontwerpen door de markt. Zijn het immers niet de marktpartijen zelf die het grootste belang hebben bij een hoge kwaliteit van de openbare ruimte, die rechtstreeks doorsijpelt in de prijs van hun vastgoed?

    Verliest de stad dan helemaal de regie op de stedelijke ontwikkeling? Zeker niet, op hoofdlijnen blijft de stad aan het stuur staan. De baten van een compacte stad worden collectief gedeeld, daarom is de aanpak van juist dit thema gebaat bij een centrale regie. Het feit dit thema ook bijdraagt aan bereikbaarheid doet Willem Buunk hopelijk inzien dat de compacte stad niet alleen een ideaal, maar ook de huidige realiteit is.

  2. Zef Hemel Avatar
    Zef Hemel

    Robert, waar kan ik jou bellen? Zef

  3. Jeroen Saris Avatar

    Tussen mijn artikel en dat van Willem Buunk bestaat wel enige verwantschap. Wij beiden bepleiten al jaren een RO waarin de dynamiek van de samenleving een veel sterkere plaats inneemt. Bij Willem Buunk heet dat vrije markt, bij mij ondernemerschap en verantwoordelijk burgerschap. Het artikel van Willem Buunk in het crisis nummer van S&RO behandelt niet zo zeer de gevolgen van de economische crisis voor de ruimtelijke ordening of de stedelijke ontwikkleing maar de crisis in het Ruimteland als gevolg van het optreden van het Kabinet Rutte. Het RO beleid verkeerde als sinds Margreet de Boer en Heerma (2e helft negentiger jaren) in een diepe identitietscrisis. Nadat de volkshuisvesting als stuwende kracht was losgelaten in de markt, was het gedaan met de sturing vanuit het RO bolwerk. Er is nog wel geprobeerd het tij te keren door milieu aan de RO toe te voegen en daarmee de centrale sturende kracht terug te brengen op het toneel, om met begrippen als duurzaamheid en bundeling de toekomst van dit land te over te leveren aan centale sturing, maar dat is niet gelukt. De ultieme, meest vergeefse poging werd gedaan door minister Pronk die uiteindelijk zijn 5e Nota hoogstpersoonlijk zelf is gaan schrijven omdat hij dit werkstuk aan geen ambtenaar meer toevertrouwde. Het resutaat kennen we: een 5e Nota die in het stadium van concept is blijven hangen en dat was geen toeval. de dynamiek van de samenleving was de verzorgingstaat voorbij, de periode van wederopbouw waarin de RO zijn machtspositie had kunnen opbouwen via de volkshuisvesting was voorbij, net zoals de industrialialisatie met al zijn schadelijke effecten op de stad, milieuschade, armoede, vervuiling en functiescheiding in een nieuwe fase terechtgekomen was. Terwijl de RO door vakgenoten als de laatste rots van maakbaarheid werd omarmd was de bodem al ondergraven. Het kabinet Rutte hoefde niet meer te doen dan de stoffelijke resten ter aarde bestellen bij de provincie. Willem Buunk beschrijft ‘de onversneden rechtse agenda’ van dit kabinet met een nauwelijks verholen plezier.
    Willem Buunk gaat verder. ‘In het linkse denken is er zo iets als het algemeen belang’, dat gekenmerkt wordt door waarden als solidariteit, gemeenschapsvorming, maatschappleijke samenhang en publieke moraal. In het rechtse politieke denken is die vanzelfsprekende gemeenschappleijkheid er gewoon niet… Een beleidsdomein zoals ruimtelijke ordening dat appelleert aan zo’n vanzelfssprekend geachte opgave van het collectief, schiet dan mis”. Tot zover Willem Buunk.
    Met deze laatste uitspraak plaatst hij zichzelf meer in de neo-liberale dan in de liberale traditie. Het was Thatcher die de uitspraak deed dat er tussen markt en gezin, niet zoiets bestaat als een ‘samenleving'(society). In Nederland heeft dit gedachtegoed nooit veel aanhang gekregen, ook niet onder liberalen. De publieke zaak (res publica) heeft een oude traditie die met sociaal democratie evenveel te maken heeft als met liberalisme. Het grote verschil is dat de sociaal democratie de neiging heeft alle grote publieke kwesties naar de staat te verwijzen, de christendemocraten naar de samenleving (het middenveld) en de neoliberalen naar de markt. Het ideololgiseren van het afscheid van de RO is wel een leuk tijdverdrijf maar niet de kern van de huidige crisis.
    De markt heeft de afgelopen decennia in een door geld gedreven illusie geleefd dat elke investering in de ruimte dubbel en dwars zou kunnen worden terugverdiend en daarin de overheid mee op sleeptouw genomen. Het was de bankier Soutekou (NMB) die het gemeentebestuur van Amsterdam verleidde met de uitspraak ‘het geld klotst tegen de dijk’ als we maar bereid zouden zijn tot grootschalige ruimtelijke ontwikkeling op krediet. Daarbij werd verwezen naar Canarywharf en Battery park. Deze kredietwoede heeft twintig jaar de omgang tussen de overheid en de grote marktpartijen bepaald en geperverteerd. Het aanbodsdenken heeft de markt verpest: de consument had zich maar te schikken in het aanbod. Voor de een het rijtjeshuis in de Vinex en voor de ander een peperdure tweeverdienersappartement zonder ruimte voor kinderen. De burgers zelf waren verstandiger: waar het kon hebben individuele burgers grote delen van de binnensteden van eigen geld weer tot leven gewekt.
    Wie het rapport Stad en land van het CPB heeft gelezen weet dat grondprijzen in de binnensteden de laatste twintig jaar met grote snelheid zijn gestegen. De reden daarvan: steden zijn zijn weer in trek bij de actieve bevolking. De kenniseconomie, de consumptiecultuur, de voorzieningen en tweeverdieners hebben de trek naar de stad veroorzaakt. Niet alleen naar de binnensteden, maar ook naar de gebieden direct aansluitend op de centrumsteden. Volgens het CPB heeft dit niets met het RO beleid te maken. Dat is verwonderlijk, op zijn minst is met het Vinex beleid goed aangesloten op deze trend. Willem Buunk verklaart op grond van zijn ideologische redenen (anti-establishment) ook ruimtelijke concepten zoals compacte stad en hoogbouw buiten de orde. Daarvoor is gezien de grondprijzen en de trek naar de stad nu werkelijk helemaal geen aanleiding. Behalve natuurlijk in steden waar de grootschalige hoogbouwprojecten worden ge-entameerd om de uitblijvende vraag op te roepen door een geforceerd aanbod. Zijn pleidooi voor een diverser ruimtelijk beleid dat ruimte geeft aan de vele wensen deel ik van harte. Ruimte voor de realisering van wensen van burgers ontstaat allereerst door de ruimte te maken voor ondernemerschap: burgers die hun wensen realiseren door te investeren in hun eigen bedrijf, woning, instelling en wijk. Dat kan met kapitaal en dat kan met verantwoordelijkheid. In die zin zijn oude waarden als verantwoordelijkheid, burgerzin en ondernemerschap geen van alle minder waard geworden. Integendeel. Het is zeer waarschijnlijk dat een groot deel van de maatschappelijke problemen die door burgers ervaren worden, zoals onveiligheid, normloosheid, hufterigheid, gevoel van persoonlijke bedreiging nooit of te nimmer door de staat zullen kunnen worden opgelost en evenmin door de markt. Verwacht mag worden dat zelfs achterstandswijken in de toekomst hun achterstand alleen zullen inhalen als de bewoners voldoende geëquipeerd worden om aan de samenleving deel te nemen. In mijn visie zijn de voormalige binnenstedelijke bedrijfsterreinen machtige experimenteergebieden om met een groot beroep op ondernemersschap en eigen verantwoordelijkheid van burgers nieuwe compacte, stedelijke wijken te creeëren waar ingespeeld wordt op de nieuwe kenniseconomie, waar gewoond en gewerkt wordt, waar cultuur deel uitmaakt van het dagelijks leven. In een binnenstedelijke ontwikkleing waar privaat en collectief privaat opdrachtgeverschap courant is, zijn mensen zich bewust van hun eigen energierekening en hoeven zij niet gedwongen te worden tot duurzame collectieve duurzame systemen. Stadsontwikkeling zal inderdaad minder statelijk worden, maar daardoor nog niet minder politiek. De poltiek zal meer ruimte geven aan eigen initiatief en daarmee de burger die zichzelf kan redden meer vrijlaten in zijn keuze. Een bealangrijke vooruitgang zou zijn als dit liberale kabinet de rijkdom die de stad produceert ook in de stad zou laten in de vorm van een eigen belastinggebied dat geheven wordt op de grondwaarde (CPB) en daarmee de stad zou stimuleren zijn eigen problemen op te lossen. Investeren wij dan ons belasting geld in openbaar vervoer, in het bestrijden achterstanden in cultuur en onderwijs, in openbare verblijfsruimte en voorzieningen, of in het aanleggen van de wegen en openbare ruimte voor eindeloze laagbouwwijken met tuinen voor het gezin met 2,5 auto? Is publieke ruimte in deze stad een rijweg, een rotonde of een ontmoetingsplaats, een plein en een park? Investeren we alleen in alleen in de top, in de private voorzieningen, privéscholen, klinieken en een commerciele cultuur of ook in de publieke voorzieningen, in het vakmanschap en de zorg die iedereen in de meritocratie toegang verlenen tot participatie aan de samenleving en de weg uit het dal. Deze keuzes terugbrengen bij de burger, dicht bij de samenleving en dicht bij de eigen verantwoordelijkheid is een kans om steden te produceren zoals steden bedoeld zijn: als een innovatieve en productieve cultuur van zelfstandige en verantwoordelijke burgers. In dat licht beschouw ik de vraag van Zef Hemel naar een linkse ruimtelijke ordening in crisistijd als een misverstand. De omwenteling waar we voor staan gaat dieper. de ondernemende stad is geen ruimtelijke ordeningsconcept maar een manier om opnieuw over de stad na te denken in het tijdperk waarin kennnis en creativiteit de belangrijkste productiemiddelen zijn, waarin de welvaart die in de stad wordt geproduceerd wordt, ook wordt aangewend om de stedelijke cultuur tot nieuwe bloei te brengen. Met Willem buunk ben ik van mening dat er een mooie kans ligt om met dit kabinet op zoek te gaan naar een eigentijdse vorm van ruimtelijke ordening, maar dan wel met een eigentijdse (decentrale) vorm van belastingheffing zodat we ons geld aan cultuur, aan fraaie pleinen, aan snel en comfortabel openbaar vervoer en goed onderwijs kunnen besteden.
    Jeroen Saris, 7 maart 2011

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *