Gedonder en gedoe

Johan van Rhijn is bioloog, schrijver en hobbyboer. Van zijn hand verscheen een reuzeaardig boekje over de Enne Jans Heerd, een oude boerderij op Maarhuizen, een van de schitterende wierden (terpen) langs het Reitdiep in Groningen. Wie het Pieterpad loopt komt er vlak langs. Na afloop van een spreekbeurt in de boerderij kreeg ik een exemplaar mee naar huis. En daar was ook Haiko Meijer van Onix architecten die de boerderij onlangs heeft gerestaureerd en gemoderniseerd. Wat een schitterende plek is het geworden. De Heerd is sinds 1977 eigendom van Staatsbosbeheer, die na het vertrek van de laatste pachter in 2015 een nieuwe bestemming voor het pand zocht. Een zoon en schoondochter van Van Rhijn – hij kleinkunstenaar, zij socioloog – zijn het uiteindelijk geworden. Zij ontwikkelen de boerderij nu tot een plek waar je cultuur en natuur kunt beleven, “waar iets te ontdekken valt, waar het leuk is, waar je kunt ronddwalen en opladen.” Onix heeft er, zoals gezegd, iets schitterends van gemaakt. Nee, op de verbouwing gaat het boekje van Van Rhijn niet echt in. Wel vermeldt hij dat de eiken palen uit de schuur afkomstig zijn van bomen die rond 1610 zijn gekapt, en de grenen palen van bomen van het eind van de zeventiende eeuw. Rond die tijd dus moet de boerderij – een langhuistype – zijn gebouwd, althans een eerste versie, een vroege voorloper.

Duurt de Vries was de laatste boer op de Enne Jans Heerd. Tot 2001 had hij er zijn koeien gemolken. Waarna hij er nog tien jaar op kleine schaal was blijven boeren. In 2011 verhuisde hij, waarna het verval was ingezet. Waarom het geen renderend boerenbedrijf meer kon zijn? Het is de schuld van de mestwetgeving, wist De Vries. Maar ook de monumentale status van het geheel – heerd en wierde – stond een moderne bedrijfsvoering in de weg. Ach, eigenlijk was boeren vanaf 1660 al niet meer mogelijk. Hoezo?? Toen werd het Mensingeweersterloopdiep gegraven, dwars door de wierde. Tot eind van de negentiende eeuw zou hier de trekschuit van Groningen via Onderdendam naar Ulrum over varen. Aangezien de meeste landerijen aan de overkant van het water lagen, moest alles over een hoge brug naar de boerderij. “De hoge brug was een lastige hindernis voor een span paarden met een zware wagen. Als de boer terugreed naar de boerderij moesten de paarden het gewicht van de kar zo goed mogelijk tegenhouden wanneer ze die brug afreden. Er zaten wel remmen op de kar, maar dat was niet voldoende. De weg vanaf de brug liep recht naar de grote schuur.” Onbegrijpelijk. Generaties boeren over een periode van driehonderd jaar hebben met die ene brug geworsteld. De Vries: “Och wat een gedonder en gedoe, levensgevaarlijk met die wilde gekke peerden.”


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *