Genoeg over de flop van de Floriade. Wat Almere wèl heel goed deed, was in de aanloop naar het evenement de bevolking stimuleren groene initiatieven te nemen of beter nog: te erkennen voor hun vele goede werken. Dat deed ze vanaf 2014 door burgers met groene vingers op een leuke manier in het zonnetje te zetten. Die kregen groene spelden voor initiatieven op het gebied van schoon afval, water, groen, energie, vervoer, voedsel en gezondheid, in totaal zes thema’s die alle een groene toekomst voor Almere beloven. De wethouder kwam langs, ze kwamen op de foto. Onlangs kreeg ik het derde overzicht in handen van de 50 portretten van bewoners van de nieuwe polderstad die het afgelopen jaar zo’n speldje verdienden. Hun initiatieven variëren van een nieuwe opleiding duurzame bedrijfskunde tot een zelfbeheergroep voor het groen oevers langs de Lage Vaart, van een groen- en afvalcoach Bezige Buur tot de oprichting van een ProVeg vereniging, van een kweker van Surinaamse groenten tot de aanplant van een Tiny Forest. Ik was onder de indruk, mede vanwege het enthousiasme.
De vele, zeer uiteenlopende initiatieven deden me denken aan de idealen van de groep jonge stedenbouwkundigen in de jaren ’70 die in het Smedinghuis het grondplan van Almere bedachten. Voor hen was het groene raamwerk van toekomstige bossen en plassen de basis van hun plan, de vele verspreide kernen in dit nieuwe groene landschap een uiteengelegde stad die bovenal menselijk was, met in het midden een grootstedelijk centrum aan het Weerwater, geweven in een web van vrijliggende fietspaden. Het groene raamwerk duidden ze aan als ‘de buitenruimte van Almere’, die diende voor vrij bewegen, dwalen en verdwalen, een sublieme ruimte voor de toekomstige ‘spelende mens’. Hun inspiratiebron was de utopische stad Nieuw Babylon van Constant Nieuwenhuys (1955-1969): een kunstproject met geschakelde ruimtes waarin vrijgevochten mensen zelf mochten bouwen en ontwikkelen, in vakjargon van de stedenbouwkundigen aangeduid als een ‘landschapsontwikkelingszone’ die zich geheel door de bewoners van onderop liet ‘ontwikkelen’. In plaats van sterke wethouders en rijksdiensten, zelfbewuste burgers die groene speldjes verdienden met nuttige, duurzame en plezierige ondernemingen in de uitgestrekte groene ruimte van de polderstad. Geen prestigeprojecten, maar kleinschalige experimenten; mensen, planten en dieren vormden daarin het middelpunt. Ik zie uit naar de volgende 50 speldjes.
Geef een reactie