Seeking silence

Over John Cage (1912-1992) gesproken. De geniale maar straatarme Amerikaanse componist verhuisde in 1942, dertig jaar oud, van Los Angeles naar New York. Arm als hij was, ging hij in Hudson Street, Tribeca, wonen, de straat waar vijf jaar later ook de schrijfster Jane Jacobs met haar man zouden neerstrijken. Maar in 1946 verhuisde Cage alweer, kort na de scheiding van zijn Xenia. Ik las erover in ‘Where the heart beats. John Cage, Zen Buddhism, and the Inner Life of Artists’ (2013) van Kay Larson. Cage trok naar Monroe Street, vlak bij Grand Street en de East River. Daar vond hij een ruimte bovenin een oud, donker, ‘onmogelijk’ industrieel gebouw, “a wreck of a place.” Maar het voldeed aan zijn eisen: groot, licht en goedkoop. Bovendien was hij in die jaren juist op zoek naar stilte. Hij en zijn vrienden noemden het Bozza Mansion (Bozza heette de verhuurder). Larson: “Cage punched windows into the walls, opening up a dramatic vista of the East River. Het stripped the interior, painted everything white, and added a kitchenette and bathroom.” Hij schreef er o. a. Sonatas and Interludes. Harper’s Bazaar kwam kijken.

Ook Morton Feldman, die regelmatig bij Cage over de vloer kwam, beschreef het appartement: “Two large rooms, with a sweeping expanse of the river encircling three sides of the apartment. Spectacular. And hardly a piece of furniture in it.” Er stond inderdaad alleen een lage marmeren tafel met enkele Japanse kussens erop, een paar potten met planten en een Steinway piano. De beeldhouwer Richard Lippold bleek de buurman. Die leefde daar samen met Ray Johnson. Larson: “Bozza residents flowed down the hallways and into each other’s studios.” En wat schreef Harper’s Bazaar? Het tijdschrift noteerde dat Cage “has launched a trend in living: Artists, musicians, and writers are beginning to invade slum and industrial districts bordering on the lower East River.” Dertig jaar later, in 1981, verscheen ‘Loft Living: Culture and Capital in Urban Change’ van de Amerikaanse socioloog Sharon Zukin. In haar monumentale boek typeert ze het complex van beroepen, winkels en bewoners dat verwijst naar de smaak van kunstenaars als Cage – een nieuwe sociale laag van goed verdienende professionals en medewerkers van de hoogwaardige diensteneconomie – als de ‘arts infrastructure’ in New York tijdens de de-industrialisatie. Cage, met andere woorden, tekende met zijn armoede voor het begin van de wereldwijde trend van grootstedelijke gentrificatie. Is dit ironie?


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *