It’s Utrecht, stupid!

On 27 februari 2020, in economie, infrastructuur, by Zef Hemel

Gelezen in Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid 2019:

Afbeeldingsresultaat voor amsterdamse thermometer bereikbaarheid 2019

Een stad wordt gemaakt door haar economie. En mensen maken die economie. Waar al die mensen vandaan komen zie je aan de verkeer- en vervoercijfers. Neem Amsterdam. Haar economie bloeit. Waar komen al die mensen vandaan die de Amsterdamse economie vooruit stuwen? Tussen 2015 en 2018 groeide de bevolking met 4 procent, naar 854.000 inwoners. Dat is fors. Maar het aantal arbeidsplaatsen binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen groeide nog veel harder, met liefst 7 procent. Het forensisme naar banenmotor Amsterdam neemt dus enorm toe, want met woningbouw is dit gewoon niet bij te benen. In 2019 verscheen voor de derde keer de Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid. Op bladzijde 59 lees ik dat tussen 2006 en 2016 het aantal forensen naar Amsterdam met liefst 33 procent is toegenomen. Daar zit nog een financiële crisis tussen. De meeste forensen komen uit Zaanstad en Almere, op de voet gevolgd door Haarlem, Haarlemmermeer en Amstelveen. Tot zover weinig nieuws. Maar dan komt het: Utrecht blijkt van een de belangrijkste nieuwe leveranciers van arbeidskrachten voor Amsterdam. Wat heet. Utrecht staat zelfs op het punt Almere in te halen. Wie had dat ooit gedacht?

Dat Utrecht de belangrijkste leverancier van arbeidskrachten in Amsterdam is geworden komt door een dubbele schaarbeweging: het aantal forensen uit Almere daalt (een daling in tien jaar tijd met 10 procent), terwijl dat uit Utrecht juist sterk stijgt: niet minder dan een verdubbeling (99 procent) in de afgelopen tien jaar. Trouwens, Amersfoort volgt in het kielzog van Utrecht; daar was de groei van het forensisme op Amsterdam in tien jaar tijd niet minder dan 367 procent! Deels komt deze opmerkelijke beweging door de verbreding van de A2 tussen Amsterdam en Utrecht, maar vooral is hij het gevolg van de transformatie van de Amsterdamse economie: die trekt steeds meer hoogopgeleide kenniswerkers. Voor deze kenniswerkers bouwt Amsterdam al jaren veel te weinig woningen, en in Almere wonen ze niet, willen ze ook niet wonen. In Haarlem wel. Maar Haarlem raakt overvol en Utrecht bouwde Leidsche Rijn: de grootste VINEX-locatie van Nederland. Utrecht is daarmee een buitenwijk van Amsterdam geworden. De Amsterdamse woningbouwbehoefte is kwalitatief en regionaal en moet ook kwalitatief en groot-regionaal benaderd worden. Het wordt tijd dat de Metropoolregio Amsterdam Utrecht en Amersfoort gaat verwelkomen in haar gelederen. En Almere moet eindelijk op eigen benen gaan staan en een echte stad worden.

Tagged with:
 

Modern en reflexief

On 14 november 2016, in wetenschap, wonen, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Moderniteit en suburbaniteit in de nieuwe stad’ (2016) van Ivan Nio:

Afbeeldingsresultaat voor ivan nio moderniteit en suburbaniteit

Onlangs promoveerde de stadssocioloog Ivan Nio op ‘moderniteit en suburbaniteit in de nieuwe stad’ aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn promotores waren Arnold Reijndorp en René Boomkens.  Nio onderzocht het alledaagse leven van gewone mensen in hun privésfeer in de nieuwe steden Almere, Cergy-Pontoise en Milton Keynes. Dit deed hij door gewone mensen op straat te interviewen. Daarbij kantelde hij het perspectief op moderniteit, dat doorgaans gericht is op de openbaarheid in met name de grote steden. Sociologen als Berman, Jacobs, Bardt en Sennett zagen het leven in de buitenwijken vooral als verlies en een vlucht uit de moderniteit, die bij uitstek in de grote stad te ervaren was. Moderne ervaringen als de schok van het onbekende, de confrontatie met vreemden, de verrassing en wisselende perspectieven zouden in de suburb ontbreken. Nio ziet dat anders. Bij hem is de privésfeer de locus van de persoonlijke autonomie en ontplooiing van de gezinsleden, de suburb de plek voor bevrijding en emancipatie. Er bestaat volgens hem ook een suburbane moderniteit. Deze wilde hij op het spoor komen en in zijn ambiguïteit beschrijven.

‘’Moderniteit en suburbaniteit in de nieuwe stad’  is een in vele opzichten fraai proefschrift. Nio formuleert helder, zijn hoofdstukken over theorieën zijn knap en toegankelijk geschreven. Boeiend is ook zijn vergelijking tussen de drie steden, de ene nabij Londen, de ander onder de rook van Parijs, een derde op afstand van Amsterdam. Met name was ik geïnteresseerd in zijn beschrijving van de conflicten. Volgens Sennett zat hier de zwakte van de suburb: mensen die welvarend worden kopen liefst een conflictloze privésfeer. Die vinden ze in simplificatie en in afzondering: in woonbuurten, liefst onder soortgenoten, veilig, stabiel, overzichtelijk, harmonisch. Sennett bespeurde zelfs een gevaarlijk streven naar zuiverheid. Mensen, schreef hij, zouden conflicten niet meer kunnen verdragen en als ze zich voordeden, zouden ze deze gaan uitvergroten. En wat blijkt? In de paragraaf over conflicten en wrijvingen treft men mensen aan die zich storen aan het feit dat de buurman hen niet meer groet, dat de caravan al een jaar op de oprit geparkeerd staat, die de verhuizing van buren ervaren als ‘donkere wolken die zich samentrekken’, die sociale woningbouw aan de overkant van de weg opvatten als een veeg teken, die vooral in Almere telkens doorverhuizen naar de nieuwste woonwijk. In Almere is de PVV de grootste politiek partij.Volgens Nio verhouden deze mensen zich tot hun buurt ‘op een moderne en reflexieve wijze’. Ik hou het toch liever op Sennett’s analyse.

Desert Cities

On 24 maart 2015, in politiek, ruimtelijke ordening, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in The Guardian van 16 maart 2015:

Op 2 april 2015 start een nieuwe editie van ‘Cities in Transition’, een minor Urban Studies in het bachelorprogramma die ik vanuit mijn leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam verzorg. Dit jaar gaan we de casus Moskou verbreden en meer inbedden in een globale context. Istanbul en Toronto komen erbij. Maar nu las ik afgelopen week over twee andere metropolen. Tegenover Moskou, met zijn geplande dubbelstad van twee miljoen Moskovieten in het zuidwesten,  zouden zij evengoed Jeddah en Caïro kunnen worden geplaatst. Ten noorden van het Saoedische Jeddah bouwt de koning een compleet nieuwe stad, King Abdullah Economic City (KAEC), in de woestijn. Eind dit jaar rijdt daar de eerste hogesnelheidstrein naar de heilige steden Mekka en Medina. De andere metropool – Caïro – lanceerde afgelopen week een plan om oostelijk van de bestaande stad in de woestijn een nieuwe stad te bouwen. In zeven jaar tijd wil men daar vijf miljoen Egyptenaren huisvesten en alle regeringsgebouwen naartoe verplaatsen. Het oppervlak van de nieuwe stad wordt zo groot als de stadstaat Singapore. De geprognotiseerde bevolkingsomvang van Caïro in 2050 is 40 miljoen zielen. Nu al leeft 96% van de bevolking van het land op slechts 4% grondoppervlak. De congestie is er enorm. Het bouwen van een nieuwe stad moet daarin verlichting brengen. Zo is het ook in Moskou.

Hebben deze dubbelstadplannen werkelijk toekomst? Zullen ze ooit werken? En wat doen al die presidenten met die architecten, bouwers en ontwikkelaars in dat maagdelijke gebied? Vanwaar die krankzinnige maquettes van compleet nieuwe steden in woestijnen? En in hoeverre bieden die presidenten tegen elkaar op? Antwoorden mogen de studenten zelf verzinnen. Ik hoop dat ze daarbij zullen putten uit hun eigen geschiedenis. Want het is nog niet zo lang geleden dat de Nederlandse regering de bouw van een nieuwe stad beval ten oosten van de hoofdstad, in een diepe lege polder. De premier achtte Amsterdam te druk en te vol. Hij rekende op twintig miljoen Nederlanders rond het jaar 2000. Almere kreeg de forse groeitaakstelling van liefst 300.000 inwoners. Haar geplande oppervlak was groter dan van moederstad Amsterdam. Met de stichting van Almere werd voorkomen dat Amsterdam in 2000 zou uitgroeien tot een metropool als Londen of Parijs. Die steden vond de regering onleefbaar. Wat een vergissing. Maar het idee was simpel, de grond was er goedkoop en voor de bouwwereld was de deal buitengewoon lucratief.

Tagged with:
 

Almere buitenwijk

On 28 januari 2015, in stedelijkheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Almere deze week’ van 21 januari 2015:

schaalsprong almere

Afgelopen week Hogeschool Windesheim Flevoland bezocht. Men vroeg mij een bijdrage te leveren aan het nieuwe Honours Programma New Towns. Dat gaat in september 2015 van start. Windesheim Flevoland is gevestigd in het centrum van Almere, groeit snel en verzorgt inmiddels al 18 opleidingen aan meer dan 1600 studenten. In het Honours Programma zal met de gekwalificeerde studenten afkomstig uit diverse studierichtingen gezocht worden naar samenhang tussen de verschillende perspectieven voor nieuwe steden als Almere en Lelystad. De nieuwe steden zijn niet organisch gegroeid, maar op de tekentafel gepland. “Internationaal gezien worden deze steden bewonderd om hun vermogen om nieuw land te scheppen en voor hun vermogen om in een kort tijdsbestek zoveel nieuwe woningen te bouwen, met de nodige infrastructuur en voorzieningen.”  In het programma moeten de studenten zich uitspreken over de maakbaarheid van Almere. En vooral: “Maar zijn deze verzamelingen huizen inmiddels ook steden?”  Mij is gevraagd om de studenten iets te vertellen over trendanalyses en toekomstscenario’s.

Onderweg naar de school onderschepte ik in het winkelcentrum een editie van ‘Almere deze week’, nummer 4, 21 januari 2015. Het gratis huis-aan-huisblad wordt in een oplage van 84.525 exemplaren verspreid. Op pagina 7 viel mijn oog op de kop ‘Almere is eigenlijk geen stad’. Geciteerd wordt de architect Jerome Adema, die voorrekent dat Almere de kwalificatie ‘stad’ niet verdient. “Hoewel Almere qua oppervlakte groter is dan Amsterdam, heeft Almere niet alleen veel minder inwoners, maar wonen die ook minder stedelijk.” In Amsterdam, rekent Adema voor, wonen gemiddeld 6.000 mensen op een vierkante kilometer. In Almere is dit 1.500.  Hoofddorp telt 4.000 mensen per vierkante kilometer. Zelfs in Almere Stad is de dichtheid niet meer dan 3.500 inwoners per vierkante kilometer. In het centrum van Amsterdam is dat 12.909 inwoners.  De dichtheid van het centrum van Almere, aldus Adema, is even hoog als die van een buitenwijk van Berlijn. “Voor een centrum van een stad verwacht je dat eigenlijk niet. En zeker niet voor een stad die bij de vijf grootste van Nederland wil horen.” Adema telt inwoners, niet bezoekers. Die bepalen uiteindelijk de stedelijkheid. Raden hoeveel?

Tagged with:
 

Bestemming worden

On 15 januari 2015, in openbare ruimte, stedenbouw, by Zef Hemel

Gezien in Zaanstad en Almere op 2 januari 2015:

Tijdens de feestdagen twee nieuwe winkelcentra bekeken: dat van Zaanstad en Almere. Ik was onder de indruk. Misschien kwam het door het mooie winterweer, misschien ook door de vrolijke kerstdrukte. Beide winkelcentra werden een paar jaar geleden opgeleverd, beide proberen een hoogwaardig middelpunt met eigen voorzieningen en een eigen identiteit te creëren in een voorstedelijke setting van overwegend dorpsgewijze bewoning, alles onder de rook van Amsterdam. Beide verbinden het treinstation met het water via een winkelstraat. Beide maken daarbij gebruik van een stadhuis, een bioscoopcomplex, een busstation, een hotel en het water. Beide bieden een prettige verblijfsruimte voor wandelaars. O ja, beide gemeenten zijn ongeveer even groot en beide worstelen met de nabijheid van Amsterdam, dat alle voorzieningen al in ruime mate heeft. Immers, voor de inwoners van zowel Zaanstad als Almere is Amsterdam een ideale bestemming, omgekeerd worden zij voor de Amsterdammers nooit een bestemming, wat ze ook doen. Sterker, met de bouw van hun winkelapparaat lopen zij het risico hun eigen winkelstand te ondergraven. Het internet-winkelen zal hen bovendien als eerste bereiken.

Maar de verschillen tussen de twee waren even opvallend. Zaanstad koos voor retro, Almere voor het modernisme. Almere bestaat uit één groot hellend gebouw, Zaanstad bestaat uit een labyrint van bruggen. Almere omarmt de auto, Zaanstad bedient vooral de fiets en het openbaar vervoer. Het jongere Almere heeft het voordeel van een treinstation à niveau, bij Zaanstad liggen de sporen op het maaiveld, wat de ontsluiting veel moeilijker maakt. In Almere domineren de landelijke ketens, in Zaanstad profiteert de plaatselijke middenstand. Almere heeft een schitterende openbare bibliotheek toegevoegd, in Zaanstad heb ik die niet kunnen ontdekken (blijkt in de Verkadefabriek aan de Zaan te zijn gevestigd). Almere heeft meer uitgepakt dan Zaanstad. Zaanstad is ook armer dan Almere. Nog een verschil: in Almere draait niet de film Mr. Turner, dit tot groot ongenoegen van sommige Almeerders, maar in Zaanstad draait hij wel. Daarvoor moet je in Zaanstad wel naar De Fabriek aan de overzijde van de Zaan, want in het nieuwe winkelcentrum draait hij niet. In Amsterdam draait Mr. Turner in vier bioscopen op tien verschillende tijden. Toch raadt iemand op internet aan een treinreis naar Groningen te wagen voor het zien van de film. Grappig.

Tagged with:
 

Land grabbing

On 28 juli 2014, in duurzaamheid, by Zef Hemel

Gehoord in Almere op 22 juli 2014:

Eenentwintig studenten Urban Studies uit Singapore, China, Europa en de Verenigde Staten bezochten afgelopen week de nieuwe stad Almere tijdens een summer school van de Universiteit van Amsterdam. De ochtend brachten we door in het stadscentrum, de middag in het Homeruskwartier in Almere Poort. In een lezing van Marcel Stolk, strategisch adviseur van de gemeente, maakten ze kennis met de ‘Almere Principles’ rond duurzaamheid en met nieuwste ruimtelijke strategieën van de gemeente. Het nieuwe stadscentrum van OMA zagen de studenten vooral als ‘architectuur’, als een enorme megastructuur die in de gemiddelde Amerikaanse suburb zeker niet zou misstaan. Het was architectuur vooral bedoeld om mensen aan te trekken die er nu nog niet waren. Toch oordeelden de Amerikanen uiteindelijk positief: hier leek het te werken, afgaande op de mensen op straat, die best gelukkig leken. De grote vraag voor hen was alleen: wie betaalt dit allemaal? De Japanse studenten hadden hun eigen favoriet: het theater van Sanaa architecten aan het Weerwater. Hier voelden zij de serene rust en harmonie uit hun vaderland. Jammer alleen dat het theater gesloten was. Dat zou in Japan nooit gebeuren.

De nieuwste ruimtelijke praktijken in Homeruskwartier en het toekomstige Oosterwold riepen bij de meeste studenten vooral vragen op. Ze hadden zeker vragen toen ze hoorden dat door de crisis de dichtheid van de nieuwbouw in Almere nog lager werd. Toen ze Homeruskwartier bezochten viel het ze mee: die woonwijk leek op een doorsnee Amerikaanse suburb, alles georiënteerd op de auto, zij het met wel erg weinig ruimte tussen de woningen. De typologie vonden ze ouderwets Amerikaans. Hier opnieuw de vraag: wie betaalde dit allemaal? Ten aanzien van Oosterwold konden ze het domweg niet geloven: 4.300 hectare onttrekken aan de landbouw, nog wel de vruchtbaarste grond ter wereld, om vervolgens in een absurd-lage dichtheid van 5 woningen per hectare te gaan bouwen, dat was toch pure ‘land grabbing’? (= grond doelbewust onttrekken aan de landbouwproductie door regeringen en multinationals om biobrandstoffen e.d. te verbouwen) Datzelfde gebeurde in Oost-Afrika en Zuid-Amerika op grote schaal. Dat was niet goed, ze keurden het af. Zorgen, zo bleek, hadden ze over de voedselvoorziening in de wereld.

Tagged with:
 

Passie

On 4 november 2013, in regionale planning, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Ruimte voor passie’ van RVOB Café van 12 september 2013:<

Er stond dit weekeinde een advertentie in de krant. Gezocht: nieuw directeur RVOB. Las nog eens het verslag van het RVOB Café van 12 september jongstleden. Het thema: ‘Ruimte voor passie’. Bleek het afscheid te zijn van waarnemend directeur Ontwikkeling Carolien Schippers. RVOB staat voor Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, het bedrijf valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Sprekers waren Liesbeth van der Pol (oud-Rijksbouwmeester), Leonie Janssen-Jansen (wetenschapper aan de UvA) en Hans Karssenberg (directeur STIPO). Wat was hun passie? Passie voor het vak (Van der Pol), passie om te onderzoeken (Janssen-Jansen), passie voor de stad (Karssenberg). Schippers: “Ik heb met de keuze van de sprekers de driehoek kennis, schoonheid en verbinding in beeld willen brengen. Hoe ze idealiter vanuit passie een inbreng hebben, elkaar opzoeken en elkaar positief beïnvloeden. Dat moeten we koesteren.”

Vooral Leonie Janssen-Jansen had een stevige inbreng. Haar passie was, anders dan die van de andere twee, vooral kritisch. Drie zaken stipte zij aan: 1. “Amsterdam staat te boek als een stad die veel jonge mensen en hippe tweeverdieners aantrekt. De feiten liggen echter anders: de enige bevolkingsgroep die in Amsterdam groeit, is die van de 65-plussers.” 2. De zogenaamde Schaalsprong naar Almere gaat uit van de bouw van 60.000 tot 70.000 woningen in twintig jaar. Janssen-Jansen: “Deze ambitie van het rijk en andere partijen staat volledig los van de woningmarktrealiteit, maar de Schaalsprong blijft rondzingen.” 3. Particulier opdrachtgeverschap is niet crisisbestendig. De productie van commerciële bouwers daalt al sinds 2001, maar de cijfers over de totale bouwproductie bleven op peil doordat woningcorporaties meer gingen bouwen. “Particulier opdrachtgeverschap keldert net zo hard als andere ontwikkelmethoden”. Kennis, schoonheid en verbinding. Dit was de kennis. Hoe deze zich verbindt met schoonheid en verbinding weet ik niet. Hier moet u het maar even mee doen.

Tagged with:
 

Koggeschip, dreamliner, het lot beslist

On 10 februari 2011, in ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in De Randstad bestaat niet (1996) van Niek de Boer:

Hoe verhoudt Utrecht zich tot Amsterdam? En wat stelt die zogenaamde ‘Noordvleugel’ van de Randstad eigenlijk voor? De bestuurders van de beide steden gingen afgelopen week bij elkaar te rade op de Zuidas. Zij en de betrokken drie provincies worden op dit moment door de nieuwe regering in elkaars armen gedreven. Zij mogen het vraagstuk ‘Almere’ gezamenlijk oplossen, want Den Haag trekt zijn handen ervan af. Toepassing van het mooie subsidiariteitsbeginsel? Nee, het Haagse geld is op. Er is zeker geen geld meer voor verstedelijkingsbeleid en voor infrastructuur ontbreken de essentiële middelen om de grote vraagstukken op te lossen. De steden moeten het nu maar zelf doen (en ook zelf bekostigen). Hoe kan dat nu? Want steden, die concurreren met elkaar, die werken niet samen tenzij voor eigen gewin. Vandaar de vraag: wat betekent die zogenaamde ‘Noordvleugel’ eigenlijk? En wat doen we met het Rijk?

Niek de Boer, hoogleraar stedenbouw, heeft in 1996 een meedogenloos pamflet geschreven over de Randstad. In ‘De Randstad bestaat niet’ trekt hij harde conclusies aangaande de centrale stedenring mede op basis van historische inzichten. “Het verlenen van stadsrechten binnen de middeleeuwse condities heeft het patroon van de Randstad vastgelegd. Utrecht met Amersfoort, Amsterdam, de stedenrij achter de duinen met ‘s-Gravenhage en de zeehavens aan het Rijn-Maas-Schelde estuarium legden het latere beloop van trekvaarten, straatwegen, spoorlijnen en kanalen vast. Wie in de twintigste eeuw sprak over ‘behoud van de historisch gegroeide centra op de stedelijke ring als blijvende en ruimtelijk apart gelegen zwaartepunten’ had zich kunnen realiseren dat die historische groei niet betrekking kon hebben op enige stedelijke ring of krans.’ Zo, die zit. Even verderop vervolgt hij: “We zullen nog ontdekken dat ze (de steden, ZH) niet alleen ruimtelijk apart bleven, ze functioneerden bovendien nooit binnen enig samenwerkingsverband.” Stedenstrijd is, schrijft hij, van alle tijden. Daartoe citeert hij Friedrich Nietsche, die ooit opmerkte: “Denkt men soms dat deze kleine Griekse vrijsteden, die elkaar van woede en afgunst graag zouden hebben opgevreten, door menslievende en rechtschapen principes geleid worden?” Dat bedoel ik met meedogenloos. En hoe denkt de Delftse hoogleraar over Utrecht en Amsterdam? “Utrecht zou in de middeleeuwen de grootste stad van de Noordelijke Nederlanden blijven met op het eind van de vijftiende eeuw zo’n twintigduizend inwoners. Maar haar betekenis liep terug, aanvankelijk door Dordrecht en later vooral toen bij de handelsvaart op Scandinavië een groter type koggeschip werd ingezet, te groot voor de binnenwateren naar Utrecht. Dat werkte in het voordeel van Amsterdam.” Utrecht, aldus De Boer, is te klein om tot de grote steden te worden gerekend. De parallel met Schiphol is snel getrokken. Dreamliners vliegen tegenwoordig op Amsterdam. Zou het Rijk de toekomst van Schiphol ook aan Amsterdam en Utrecht overlaten?

Tagged with:
 

krimpende steden

On 30 mei 2010, in regionale planning, by Zef Hemel

Gehoord op 27 mei 2010 bij Amvest in Amsterdam Zuidoost:

Econoom Gerard Marlet was een van de gasten bij Amvest afgelopen donderdag. Zijn verhaal ging over krimp, het onderwerp van de nieuwste Atlas van Gemeenten. Dit vergt uitleg. Hoewel de Atlas de titel draagt van ‘’De Aantrekkelijke Stad’’, gaat hij in werkelijkheid over krimpende steden. Laat ik er dit van zeggen: het was een fascinerende presentatie. Hoewel ik de Atlas vooraf had geraadpleegd (met dank aan Bob van der Zande), had ik me niet gerealiseerd dat krimp het werkelijke onderwerp van studie was. Marlet heeft de theorie van Ed Glaeser rond ‘’Consumer Cities’’ (2001) vertaald naar de Nederlandse situatie. Welke stad hier te lande wordt nu echt aantrekkelijk gevonden door mensen? Welke criteria spelen daarbij een rol? Vervolgens heeft hij de Nederlandse gemeenten getoetst aan deze criteria. In Nederland zijn deze: veiligheid (15%), bereikbaarheid van banen (28%), nabijheid van natuur (18%), historische binnenstad (6%), voetbal (5%), podiumkunsten (16%), culinair (7%) en kwaliteit van de woningvoorraad (5%). Wat bleek? Amsterdam is veruit de aantrekkelijkste stad van Nederland. Daarna volgt Utrecht. Ook Den Bosch doet het goed. Almere staat onderaan. De stelling van Marlet luidt dat de groei van steden uit het verleden geen voorspeller is van die in de toekomst. Maar hij beseft ook dat het ruimtelijke spreidingsbeleid uit Den Haag geen rekening houdt met wat de burgers vinden. Terwijl Almere de slechtste woningmarkt heeft van Nederland, moeten uitgerekend daar de meeste woningen worden gebouwd.

 

Voor de werknemers van Amvest, aanwezig in de zaal, was dat geen leuk bericht. Amvest heeft juist de kustzone van Almere gekocht en wil er een fors aantal woningen gaan bouwen. Marlet had een lichtpuntje: als het kabinet snel tot een IJmeerverbinding zou besluiten zullen veel banen in Amsterdam bereikbaar worden en verbetert de score van Almere aanzienlijk. Echter, de besluitvorming over de aanleg van de IJmeerlijn heeft het kabinet onlangs weer twee jaar naar achteren geschoven en sowieso afhankelijk gesteld van de bouw van nog eens 60.000 woningen in nota bene de slechtste woningmarkt van Nederland. Als de IJmeerlijn dus al wordt gebouwd, dan zal tegen de tijd dat deze gereedkomt opnieuw heel Almere in de file staan! Immers, dan is het inwonertal van de stad verdubbeld.

Tagged with:
 

Water Games

On 7 oktober 2009, in sport, by Zef Hemel

Gehoord in de Tolhuistuin op 6 oktober 2009:

De prijswinnaars van de ontwerpwedstrijd, studenten van de opleiding Sportmarketing van de Hogeschool van Amsterdam, waren gisteravond dolblij. Champagne spoot over hun zondagse kleren. Zij wonnen een driedaagse treinreis naar Londen. Hun inzending was een marketingplan voor de Olympische Spelen in 2028 in Amsterdam – de World Water Games. Ten overstaan van ruim honderd studenten en vele docenten van heel verschillende beroepsopleidingen in Amsterdam presenteerden zij hun ideeën met verve. De jury was onder de indruk: "Dit verhaal klopt aan bijna alle kanten. Ze hebben echt vanuit hun expertise – marketing – een sterk punt van Nederland – water – en een belangrijk maatschappelijk thema – sport – gepakt. Heel concreet hebben zij plannen ontwikkeld om draagvlak in de samenleving te verkrijgen. De minilympics en de paralympics voorafgaand aan de ‘gewone’ Spelen zijn creatieve voorstellen. Ook goed is hun idee om de grachtengordel van Amsterdam te kopiëren op een Olympische eiland voor de kust van Almere." De tweede prijs ging naar twee studenten van de Gerrit Rietveld Academie voor hun concept om Amsterdamse stadsstraten veel spannender te ‘programmeren’. En de derde prijs was voor studenten van de Amsterdamse Academie van Bouwkunst, die de stadsranden van de Amsterdamse agglomeratie transformeerden in interessante rommelzones, waar veel te doen is en te beleven.

Al met al was de oogst aan plannen indrukwekkend. Zo hadden studenten van de ROC van Amsterdam een duurzaam gebouw ontworpen in de Buiksloterham en daarmee vrijwel elk aspect van duurzaamheid betrokken. Een andere groep studenten van de Hogeschool van Amsterdam, afdeling Management, economie en recht, had een nieuw concept voor een snelle metroverbinding tussen Amsterdam en Almere ontwikkeld. En studenten van de Master Metropolitan Studies van de Universiteit van Amsterdam hadden een ‘Northwestern Passageway’ van IJmuiden naar het IJmeer getrokken, die de regionale planvorming, gekenmerkt door governance-structuren, behulpzaam kon zijn. Enzovoort. Mooi. Boeiend. Interessant.

Stel dat al deze 270 studenten na het afronden van hun opleiding in Amsterdam blijven wonen en vervolgens vanuit hun werk iets met (en voor) de stad gaan doen. Dat zou wat zijn. Dat zou veel verder gaan dan deze geweldig leuke avond in de Tolhuistuin, waar overigens veel te lachen viel. 

Tagged with: