When the commons meet the public

On 22 januari 2020, in energie, by Zef Hemel

Gehoord in het Universiteitstheater te Amsterdam op 15 januari 2020:

Afbeeldingsresultaat voor burger energie berlin

Op de derde dag van Masterstudio ‘The Common City’ bij de Universiteit van Amsterdam was Timothy Moss een van de sprekers. De Brit Moss is verbonden aan het IRI THESys van de Humboldt Universiteit in Berlijn. IRI THESys staat voor Integrative Research Institute on Transformations of Human-Environment Systems – een hele mond vol. Moss – van huis uit historicus – doet onderzoek naar institutionele veranderingen in stedelijke infrastructuren, ook hun ruimtelijkheid betrekt hij daarin. In Amsterdam sprak hij over de ‘energie commons’. Vroeger, vertelde hij, behoorde energievoorziening tot de publieke goederen, maar de afgelopen decennia is alles geprivatiseerd. Sommigen willen terug naar de oude situatie, maar dat kan niet meer. Biedt de commons uitkomst? Om dit te onderzoeken moet volgens hem verschil worden gemaakt tussen commoning bij grondstoffen (olie, steenkool, gas, elektriciteit), infrastructuren (leidingen, netwerken) en omgevingen (atmosfeer, landschappen, water). Bij elk is sprake van grote institutionele uitdagingen. Infrastructuren zijn sowieso ‘club goods’: je kunt ze moeilijk afsplitsen. Fijntjes wees Moss erop dat in de meeste literatuur de geografie ontbreekt. Die maakt het nóg ingewikkelder.

Als casus nam Moss Berlijn. Daar is het dossier energie hevig in beroering. Deels komt dit door de Duitse Energiewende, die grote veranderingen aanjaagt. Daarnaast loopt de concessie voor het Berlijnse elektriciteitsgrid op zijn einde. Burgers weten dit. Zij klagen over het weinig enthisch handelen van de commerciële energiebedrijven en verzetten zich. Verzet hoort ook bij de moderne geschiedenis van Berlijn: tijdens de Koude Oorlog was er onder de bevolking hevig verweer tegen de bouw van twaalf centrales in de bossen van West-Berlijn. Het gedrag van overheden is nog lang niet vergeten. Wantrouwen drijft dus de burgers. Het zijn lokale sociale burgerbewegingen die de kans zien om vormen van commoning in de stedelijke energievoorziening te introduceren. Moss noemde twee voorbeelden. In de Berlin Energy Ronde Tafel werken veertig lokale groepen stadsbreed samen. Daarnaast is er de coöperatieve Bürger Energie Berlin die delen van het grid wil kopen – meer dan 12 miljoen euro heeft ze nog niet opgehaald. Energiebedrijven als Vattenfall proberen op de beweging in te spelen. Ook de Berlijnse overheid reageert. Maar netwerken kun je beter niet opsplitsen. En de overheid wordt allerminst vertrouwd. Een typisch geval van “when the commons meet the public.” Wie is hier het collectief? Wie wordt buitengesloten? De komende periode zal spannend worden in Berlijn.

Tagged with:
 

De moeizame praktijk van commoning

On 20 januari 2020, in duurzaamheid, economie, by Zef Hemel

Gehoord in het Universiteitstheater te Amsterdam op 13 januari 2020:

Afbeeldingsresultaat voor common city uva

Bron: Enrico Savini

Atul Pokharel, verbonden aan Wagner School for Public Management New York University, probeerde naar Amsterdam te komen, maar kreeg geen visum. Daarom sprak hij de studenten en andere aanwezigen in UvA Masterstudio The Common City noodgedwongen toe via Zoom, vanuit een nachtelijk New York. Wel zo duurzaam. Voor ons was het 9.30 uur in de ochtend, maar voor hem was het 3.30 uur lokale tijd. Niettemin leidde het tot een spannend college over de ‘commons’. Een uitstekende aftrap. Wat is commoning? Hoe realiseer je een commons? Pokharel introduceerde de Ostrom of Bloomington School. Deze richt zich op grondstoffen (vis, grond, water, lucht) die door groepen worden beheer en onderhouden. Ze zijn eigendom van niemand en worden door iedereen gebruikt. Mensen zijn daardoor gedwongen om samen te werken. Dat vereist sociaal kapitaal en collectieve actie. Pokharel, die naar praktijken van commoning onderzoek doet, noemde deze in navolging van Elinor Ostrom de ‘derde manier’ om grondstoffen te beheren, naast overheidsregulering en marktwerking. Commoning is duurzamer, eerlijker en functioneert doorgaans beter. Pokharel is vooral in ‘fairness’ geïnteresseerd.

Wie commoning praktiseert stuit op grote problemen. Collectieve actie is lastig te realiseren. Ook is het moeilijk om meelifters en profiteurs buiten te sluiten. Veel hangt af van sociaal kapitaal, individuele capaciteiten, en, niet te vergeten, gedeeld verlangen. Pokharel wees op het niet-rationele gedrag van mensen. Mensen zijn niet berekenend. Anders dan economen menen, denken ze niet uitsluitend in kosten en baten. “People care about fairness.” Ze hanteren normen, kunnen zich schuldig voelen of andere mensen waarderen en iets gunnen, zelfs liefde voelen. Oneerlijk gedrag herkennen ze snel en wijzen ze af. Desalniettemin gedragen ze zich strategisch. Maar dat betekent niet dat de overheid op voorhand moet ingrijpen of de markt zijn werk moet laten doen. Om commoning een kans te geven moet de overheid lokale initiatieven herkennen, minimaal interveniëren en vooral condities scheppen voor individuen om hun sociale en organisatorische capaciteiten maximaal aan te wenden. Overheden moeten hun macht ‘wijs’ gebruiken en hun interventies ‘verstandig kalibreren’. Een probleem zijn minderheden en ook principiële meningsverschillen tussen groepen. Dat maakt het lastig. Er is veel wantrouwen en steden zijn complexe omgevingen. Daarover ging de rest van de Masterstudio, die nog een week zou duren. Wordt dus vervolgd.