Ondernemen in krimp

On 4 december 2012, in demografie, economie, by Zef Hemel

Gelezen in Het Parool van 1 december 2012:

Terwijl afgelopen vrijdag Amsterdam zijn 800.000ste inwoner verwelkomde, waren winkelstraatmanager Nel de Jager en ik op werkbezoek in het krimpende Delfzijl. Nel is winkelstraatmanager in de Amsterdamse Haarlemmerstraat. Op dit moment is dat een van de beste winkelstraten van Nederland. Terwijl Amsterdam groeit en stevig zal blijven doorgroeien, zullen er de komende jaren nog honderden woningen in Delfzijl moeten worden gesloopt. Nel en ik keken, samen met de ondernemers van het winkelcentrum van Delfzijl, naar goed ondernemerschap in een omgeving die demografisch krimpt. Het centrumplan van de gemeente koerst op een kleiner centrum rond het historische hart. Daarvoor moeten panden worden gesloopt, historische winkels gerestaureerd, een flat afgebroken en supermarkten verplaatst. Maar zo’n strategie, die grote publieke investeringen vergt, kan alleen slagen als de winkeliers ook buitengewoon presteren. Maar hoe doen ze dat?

Nel vroeg aan de winkeliers of zij wel eens aan hun klanten vroegen wat ze van hun winkel vonden. Nee, moesten ze bekennen, dat deden ze eigenlijk nooit. Het kwam Nel maar al te bekend voor. De meeste ondernemers ondernemen niet, zei de winkelstraatmanager; ze bieden gewoon hun spulletjes aan en denken dat de mensen die vervolgens wel zullen kopen. Ondernemers werken ook niet met elkaar samen, spreken elkaar niet aan op falend ondernemerschap. En filiaalhouders van ketens hebben geen enkele binding met hun omgeving, want om de twee jaar wisselen ze toch van filiaal. Ketens zijn dan ook zelden lid van de plaatselijke winkeliersvereniging. Besturen van zulke verenigingen hebben het vaak zwaar te verduren. Aan al deze zwaktes zullen de winkeliers van Delfzijl zelf hard moeten werken, willen ze de krimp goed kunnen doorstaan. Het herstructureren van het winkelcentrum met veel gemeenschapsgeld is daarvoor niet voldoende. Nel sprak van de noodzaak van ‘community building’ en van innovatief ondernemerschap. Luisteren naar een klantenpanel zou al veel helpen. Wordt vervolgd.

Tagged with:
 

‘De periferie komt dichterbij’

On 25 november 2010, in demografie, economie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 20 november 2010:

De afgelegde bezoeken aan Heerlen, Sluis en Delfzijl stonden in het teken van bevolkingskrimp. Bij nadere beschouwing blijkt het tevens om ligging en economie te gaan. Alle drie gemeenten bevinden zich in de periferie van Nederland. Hun lokale economie is veelal niet al te sterk, juist omdat ze grensgebieden zijn. De natiestaat lijkt hier de boosdoener. Veel steun vanuit Den Haag ging overigens naar deze streken toe: rijkskantoren, rijksinvesteringen, industrialisatie-programma’s, sociale steun. Die langjarige hulp maskeerde wat er feitelijk aan de hand was. Hun economische zwakte wordt door de bevolkingskrimp nu genadeloos aan het licht gebracht. Hetzelfde patroon zien we, op grotere schaal, in Europa. Nu ook Ierland financiële hulp van Europa en het IMF accepteert, zien we dat de risicolanden allemaal aan de randen van Europa zijn gesitueerd. Het gaat in Europa niet zozeer om noord versus zuid, maar om centrum versus periferie. Ook in China, berichtte de kwaliteitskrant onlangs, vormt zich een centraal kerngebied waar de economische groei zich concentreert. Daar vormen zich de megasteden. De randen daarentegen lopen leeg.

Wat Europa betreft schrijven Cees Bannink en Ykje Vriesinga, redacteuren van NRC Handelsblad, terecht: “De periferie komt dichterbij.” Want ook Frankrijk moet opletten. Het hartland van Europa blijkt verder noordoostwaarts te liggen, in Duitsland. Binnen Nederland concentreert de economie zich eveneens in toenemende mate in het centrum, in de zone Amsterdam-Utrecht. Ook in ons land komt de periferie dichterbij, want wat zich in Delfzijl, Sluis en Heerlen openbaart zal zich de komende jaren ook elders voordoen. De natiestaat creëert zo zijn eigen problemen. Sterker, elke staatkundige eenheid creëert zijn eigen periferie. De enige werkelijke oplossing zou zijn: niet meer nationaal herverdelen, maar verder decentraliseren. Wanneer overal de steden hun eigen achterland kunnen creëren ontstaat een veel fijnkorreliger economisch landschap. Dan kan ook in ‘s lands periferie eindelijk gebouwd worden aan een eigen lokale economie.

Tagged with:
 

Terug naar de natuur

On 23 november 2010, in demografie, stedenbouw, by Zef Hemel

Gehoord in Delfzijl op 19 november 2010:

Delfzijl krimpt. Het gemeentebestuur heeft de afgelopen tien jaar geen ontwikkelaar meer gezien. De krimpklus moet daarom door de plaatselijke woningbouwvereniging worden geklaard. Ongeveer vijftig procent van het lokale huizenbestand is corporatiebezit; veel van haar eigendom heeft de woningbouwvereniging de afgelopen jaren van de hand gedaan. Dat was rijksbeleid. Had ze dat maar niet gedaan. Al die woningbezitters zijn nu het grote probleem. Immers, wie een woning in Delfzijl bezit ziet de waarde ervan dalen, hij kan niet meer verhuizen, hij zit gevangen in zijn eigen huis en zeker als het pensioentje in de woning zit, verdampt het eigen vermogen. Het enige wat erop zit is het terugkopen van deze woningen tegen een redelijke prijs door de gemeente dan wel de woningbouwvereniging, om ze vervolgens te slopen. Daarvoor ontbreekt echter het geld. Ziedaar het grote dilemma.

De planologen van Delfzijl willen met hun sloopprogramma’s terug naar een compactere kern en de buitenschil slopen. Elders moeten daartoe woningen worden teruggebouwd. De uitleg van Delfzijl is typisch die van een naoorlogse industriestad: open, ruim opgezet, veel wegen en met groen dooraderd. Met de sloopprogramma’s worden hier gaten in geslagen. Een compactere opzet lijkt aantrekkelijk, maar die is erg kostbaar. Immers, er moet worden gesloopt, elders worden teruggebouwd, mensen moeten verhuizen, woningen moeten worden aangekocht. Daar komt bij dat niemand kan zeggen wanneer er een einde komt aan de krimp. Misschien blijft er op termijn van Delfzijl maar weinig meer over. Er bestaat een alternatief. Dat is veel goedkoper. Het respecteert de modernistische, ruime opzet en is bestand tegen de ergste krimp. Het gaat als volgt: gewoon gaten laten vallen en op de vrijkomende plekken ecologisch tuineren. Historische panden worden opgeknapt en krijgen een nieuwe bestemming. Op termijn ontstaan overal plukjes bebouwing, met veel tuinen en wilde natuur rondom. Langzaam neemt de natuur in dit model weer bezit van Delfzijl. Er vormt zich een soort van Haverleij, maar nu langs het Damsterdiep. Heerlijk om in te wonen. Autarkisch, duurzaam. Dichtbij de natuur. Krimp als een ecologische opgave.

Tagged with:
 

Braindrain

On 22 november 2010, in demografie, planningtheorie, by Zef Hemel

Gezien in Delfzijl op 19 november 2010:

Krimp is hot. Krimp is een hype. Maar wordt het verschijnsel ook goed begrepen? Afgelopen vrijdag in Delfzijl trok het krimpverschijnsel glashelder aan ons voorbij. Het gaat als volgt. De dorpen in het noorden van Groningen verliezen inwoners aan Delfzijl/Appingedam, de inwoners van Delfzijl/Appingedam verliezen inwoners aan de stad Groningen, de stad Groningen verliest inwoners aan de Randstad, de Randstad verliest inwoners aan de grote metropolen in de wereld. Overal worden jonge mensen weggezogen. Er is sprake van een trek, een trek van talent naar de grote steden. Die trek verloopt getrapt. De braindrain doet zich voor op alle schaalniveaus. Hij is niet te stuiten. Ondertussen vergrijst de bevolking, omdat er minder kinderen worden geboren. Uitgerekend deze opgroeiende kinderen trekken weg, althans de getalenteerden. Dubbele krimp is de combinatie van vergrijzing en selectieve migratie. Voor vergrijzing bestaat veel aandacht, voor de migratie veel minder. De dossiers krimp, migratie en kenniseconomie hangen dus nauw met elkaar samen.

De winnaars zijn de metropolen. Zij concurreren met elkaar om het jonge talent. De snelle groei kunnen ze overigens vaak niet accommoderen, want de natie-staat die hen domineert, heeft de neiging om rechtvaardig te verdelen. De grotere steden fungeren in de nieuwe situatie als doorgangshuizen; voor hen is de bevolkingstrek niet zo erg. Neem de stad Groningen. Die verliest weliswaar voortdurend afgestudeerden, maar ontvangt ook nieuwe studenten, in toenemende mate uit het buitenland. De dorpen worden weliswaar leeggezogen, maar die krimp verloopt beheerst. Hun leeftijdsopbouw is doorgaans redelijk evenwichtig. Taai als ze zijn, kunnen ze het wegtrekken van de jeugd wel opvangen, bijvoorbeeld door tweedewoningbezit te accepteren. Nee, ze hebben erger meegemaakt. Wie het echt moeilijk krijgen, zijn de middelgrote steden. Vaak gaat het om naoorlogse industriekernen, planmatig door de overheid uit de grond gestampt. Daar zijn in een relatief korte periode grootschalig woonwijken bijgebouwd. Bedrijven werden er met premies naar toe gelokt. Jonge mensen, op zoek naar een woning en werk, moesten er gaan wonen. Die generatie wordt nu bejaard. Hele woonwijken worden daar leeggezogen. Daar stuiten we op de grenzen van de maakbaarheid. Wat gaat de industrie doen die er is achtergebleven? Die gaat rustig verder met automatiseren. Hun kenniswerkers halen ze desnoods uit de grote stad. Het is het drama van de twintigst eeuwse  industrialisatie, destijds zo idealistisch planmatig voorbereid. Er blijft gewoon niets van over.

Tagged with:
 

Luchtvaartstation Delfzijl

On 20 november 2010, in demografie, economie, by Zef Hemel

Gelezen in Delfzijl historiaal (2009) van Hans Beukema:

Gisteren een bezoek gebracht aan Delfzijl, krimpgemeente in het Noorden. Delfzijl was eeuwenlang een garnizoensstad, net als Metz en Nancy. Dat betekende: vestingwerken, opslagplaats van goederen voor het leger, nu en dan (bij oorlogsdreiging) volgestroomd met soldaten, dan weer verlaten, soms belegerd, soms belaagd, het laatst nog tijdens de Tweede Wereldoorlog, kortom: veroverd, verdedigd en gebruikt door legers van landheren en vorsten. Toen, in 1870, werd het Eemskanaal gegraven. Daarmee promoveerde Delfzijl tot voorhaven van Groningen stad. Er kwam een spoorlijn tussen beide steden (1884). Delfzijl ontwikkelde een zeehaven. De neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog betekende voor de garnizoensstad niet alleen de zoveelste mobilisatie, maar ook een kortdurende opleving in de overslag van goederen. Even gloorde er een andere, betere toekomst voor Delfzijl. Er werd zelfs gedroomd van de bouw van een zeppelinstation. Dat kwam er natuurlijk nooit. Wel gebeurde er een klein wonder. Na de Tweede Wereldoorlog werd er zout gevonden bij het naburige Winschoten. De nieuwe sodafabriek in Delfzijl luidde het begin in van grootscheepse industrialisatie, deze was vooral gericht op iets compleet nieuws: chemie. Er kwam ook een kabelfabriek, gespecialiseerd in de fabricage van telefoonkabels (bedoeld voor het leggen op de bodem van de zee). “De industriële ontwikkelingen leidden tot een explosieve toename van de bevolking,” schrijft Hans Beukema. Boeiend beschrijft hij hoe ineens, uit het niets, op grote schaal arbeiderswoningen werden gebouwd. Woningen en werkgelegenheid trokken veel jonge, werkloze mannen uit de hele regio aan. Telde het stadje in 1940 nog ongeveer tienduizend inwoners, in 1963 was dit aantal al verdubbeld. Iedereen verwachtte en hoopte, nee rekende op verdere groei. In 1973 kwam de Eemshaven gereed. Er werden plannen gesmeed voor een doorgroei van Delfzijl naar liefst 80.000 inwoners! Delfzijl mòest groeien.

Echter, in de crisis van de jaren zeventig stokte de groei. Van alles werd er vervolgens verzonnen om de economie van Delfzijl weer aan de praat te krijgen. Veertig jaar lang is er op alle mogelijke manieren geprobeerd om nieuwe industrie naar de garnizoensstad en zijn havens te lokken. Resultaat tot nu toe: twee kolencentrales in aanbouw, een datahotel van Google, opslag van windturbines, opslag van benzine. Al met al schiep het economische groeibeleid niet veel werkgelegenheid. De hoogopgeleide bevolking die er werkt woont inmiddels liever in Groningen en pendelt dagelijks op en neer. Ondertussen loopt de lokale bevolking, massaal toegestroomd in de jaren vijftig en inmiddels flink vergrijsd, snel terug. Op een gegeven moment stonden liefst 600 woningen leeg, sommige waren nog nooit bewoond geweest. Die zijn inmiddels gesloopt. Het winkelcentrum heeft het moeilijk en het zwembad is niet meer bij de tijd. Even buiten Delfzijl bivakkeren meer dan duizend bouwvakkers die werken aan de bouw van de twee centrales. Ze komen uit Spanje, Portugal en Polen. Terwijl huizen in Delfzijl leegkomen, plaatst de gemeente portocabines in het bos, op de plek waar vroeger een krankzinnigengesticht stond, om ze over twee jaar weer af te breken. Zeker, de opgave voor Delfzijl is een lastige en het slechte nieuws is: hij wordt algemener. Want veel steden kennen een overeenkomstige geschiedenis, maar denken nog steeds in termen van groei. Voor grote delen van het land valt hier veel te leren. Ondertussen vraagt een ambtenaar van Delfzijl mij wat ik vind van de gedachte om het vliegveld van Eelde te verplaatsen naar Delfzijl. Om de lokale economie te stimuleren. Ik moest denken aan het zeppelinstation. Blijven dromen, Delfzijl!

Tagged with: