Luchtvaartstation Delfzijl

Gelezen in Delfzijl historiaal (2009) van Hans Beukema:

Gisteren een bezoek gebracht aan Delfzijl, krimpgemeente in het Noorden. Delfzijl was eeuwenlang een garnizoensstad, net als Metz en Nancy. Dat betekende: vestingwerken, opslagplaats van goederen voor het leger, nu en dan (bij oorlogsdreiging) volgestroomd met soldaten, dan weer verlaten, soms belegerd, soms belaagd, het laatst nog tijdens de Tweede Wereldoorlog, kortom: veroverd, verdedigd en gebruikt door legers van landheren en vorsten. Toen, in 1870, werd het Eemskanaal gegraven. Daarmee promoveerde Delfzijl tot voorhaven van Groningen stad. Er kwam een spoorlijn tussen beide steden (1884). Delfzijl ontwikkelde een zeehaven. De neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog betekende voor de garnizoensstad niet alleen de zoveelste mobilisatie, maar ook een kortdurende opleving in de overslag van goederen. Even gloorde er een andere, betere toekomst voor Delfzijl. Er werd zelfs gedroomd van de bouw van een zeppelinstation. Dat kwam er natuurlijk nooit. Wel gebeurde er een klein wonder. Na de Tweede Wereldoorlog werd er zout gevonden bij het naburige Winschoten. De nieuwe sodafabriek in Delfzijl luidde het begin in van grootscheepse industrialisatie, deze was vooral gericht op iets compleet nieuws: chemie. Er kwam ook een kabelfabriek, gespecialiseerd in de fabricage van telefoonkabels (bedoeld voor het leggen op de bodem van de zee). “De industriële ontwikkelingen leidden tot een explosieve toename van de bevolking,” schrijft Hans Beukema. Boeiend beschrijft hij hoe ineens, uit het niets, op grote schaal arbeiderswoningen werden gebouwd. Woningen en werkgelegenheid trokken veel jonge, werkloze mannen uit de hele regio aan. Telde het stadje in 1940 nog ongeveer tienduizend inwoners, in 1963 was dit aantal al verdubbeld. Iedereen verwachtte en hoopte, nee rekende op verdere groei. In 1973 kwam de Eemshaven gereed. Er werden plannen gesmeed voor een doorgroei van Delfzijl naar liefst 80.000 inwoners! Delfzijl mòest groeien.

Echter, in de crisis van de jaren zeventig stokte de groei. Van alles werd er vervolgens verzonnen om de economie van Delfzijl weer aan de praat te krijgen. Veertig jaar lang is er op alle mogelijke manieren geprobeerd om nieuwe industrie naar de garnizoensstad en zijn havens te lokken. Resultaat tot nu toe: twee kolencentrales in aanbouw, een datahotel van Google, opslag van windturbines, opslag van benzine. Al met al schiep het economische groeibeleid niet veel werkgelegenheid. De hoogopgeleide bevolking die er werkt woont inmiddels liever in Groningen en pendelt dagelijks op en neer. Ondertussen loopt de lokale bevolking, massaal toegestroomd in de jaren vijftig en inmiddels flink vergrijsd, snel terug. Op een gegeven moment stonden liefst 600 woningen leeg, sommige waren nog nooit bewoond geweest. Die zijn inmiddels gesloopt. Het winkelcentrum heeft het moeilijk en het zwembad is niet meer bij de tijd. Even buiten Delfzijl bivakkeren meer dan duizend bouwvakkers die werken aan de bouw van de twee centrales. Ze komen uit Spanje, Portugal en Polen. Terwijl huizen in Delfzijl leegkomen, plaatst de gemeente portocabines in het bos, op de plek waar vroeger een krankzinnigengesticht stond, om ze over twee jaar weer af te breken. Zeker, de opgave voor Delfzijl is een lastige en het slechte nieuws is: hij wordt algemener. Want veel steden kennen een overeenkomstige geschiedenis, maar denken nog steeds in termen van groei. Voor grote delen van het land valt hier veel te leren. Ondertussen vraagt een ambtenaar van Delfzijl mij wat ik vind van de gedachte om het vliegveld van Eelde te verplaatsen naar Delfzijl. Om de lokale economie te stimuleren. Ik moest denken aan het zeppelinstation. Blijven dromen, Delfzijl!


Posted

in

,

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *