Gelezen in ‘The Human Web’ (2003) van J.R.McNeill & William McNeill:
Zo tegen het eind van het jaar maken we de balans op. Ondanks alle miljonairs die hier af en aanrijden in de richting van de RAI (Miljonairs Fair), ziet het komende jaar er beroerd uit. De crisis is nog lang niet voorbij, zeker in Europa wacht ons nog veel ellende, de klimaatverandering is allesbehalve gekeerd, politiek is de situatie verre stabiel, van de Tweede Kamer – ‘doe eens normaal, man’- hebben we niet veel te verwachten, de wereld lijkt af te stevenen op een catastrofe. In ieder geval kunnen we vaststellen dat de Nederlanders, hoewel weldoorvoed en tevredener dan ooit, niet kunnen doorgaan met feesten. Wie eenmaal in China is geweest, weet dat de wereld ingrijpend is veranderd. Er gaat iets onherroepelijks gebeuren. Het beste is nu om de grote steden in de gaten te houden. Want daar gebeurt het.
In de Leeuwarder Courant van dit weekeinde lees ik dat de noordelijke provinciale besturen opnieuw studie hebben laten verrichten naar de aanleg van de Zuiderzeelijn, tussen Groningen en Lelystad. Denken ze nou echt dat zo’n spoorlijn op dit moment prioriteit moet krijgen? Dit kan alleen maar aardgas zijn. Het is alsof je honderd jaar wordt teruggeworpen in de tijd. Wereldhistorici John McNeill en William McNeill schreven in 2004 dat de nieuwe netwerken die van elektriciteit en glasvezel zijn, niet die van de trein en de auto. En kapitaal is de economische groeimotor, niet goederen of diensten. “Capital flows accelerated when a great ‘financialization’ of the world economy began in the late 1970s. (…) This newly relaxed regulatory environment combined with new technologies to make it far easier to make money in finance rather than in production or trade.” Het gevolg was dat de economie in de jaren tachtig en negentig veel langzamer groeide dan daarvoor, maar dat sommigen op aarde wel schatrijk werden. “People who could offer capital in the global marketplace enjoyed a tremendous advantage once capital could migrate instantly with few restrictions. People who could offer only labor prospered much less, because moving bodies remained more expensive and slower than moving money – and more regulated too.” We hebben het geweten. Amper drie jaar na het verschijnen ging Lehman Brothers failliet, en daarna ging het mis, goed mis. Is het wel tijd voor een nieuwe Zuiderzeelijn? Voor nog meer ‘moving bodies?’ Ik dacht het niet. Eerder voor een nieuwe Marx.
Gezien in Groningen op 25 mei 2011:
Chi Peng (1981) is een jonge Chinese kunstenaar. Hij is alleenstaand, enig kind en ook nog eens homosexueel. Hij leeft in Beijing. Zijn fotowerk – Me, Myself and I – is te zien in het Groninger Museum. Ik was er afgelopen week. De reusachtige kleurrijke werken zijn onmiskenbaar Chinees: beelden van de metropool intelligent gefotoshopt, dilemma’s van eenzaam opgroeien in een snel urbaniserende wereld, intrigerend, vervreemdend, herkenbaar werk. Tegelijk refereert het moderne fotowerk aan een oud Chinees verhaal over een Aap-Koning en diens reis naar het Westen. De Amerikaanse kunstcritica Barbara Pollock schrijft in Saatchi Online dat Chi Peng werkt vanuit zijn woonkamer. “Of course, Chi Peng, like so many modern artists today, has no workroom. Just a computer stationed in a corner of his living room. It is on this illuminated screen that he is able to conjure up all sorts of landscapes.” Mooi voorbeeld van democratisering van de kunst: zelfs een atelier heeft de kunstenaar niet meer nodig. Alle techniek is binnen het bereik van het individu.
Nog intrigerender vond ik het museum zelf. Het nieuwe Groninger Museum van de Italiaanse kunstenaar Alessandro Mendini staat er nu vijftien jaar. Het trekt jaarlijks zo’n 150.000 tot 250.000 bezoekers. Onlangs heropende het na een grondige, acht maanden durende renovatie. Kosten: 6,5 miljoen euro. Het museum staat opgesteld in een zwaaikom van een kanaal tegenover het station. Het is zo opvallend en afwijkend van zijn verder eenvoudige omgeving dat het onmiskenbaar doet denken aan een interventie van een regionaal despoot: een plaatselijke schatrijke prins, graaf of hertog die uit Italië een bouwheer ontbood om voor hem een krankzinnig paleis te ontwerpen. Nog wonderlijker werd het toen ik, eenmaal binnen, het museummagazine kocht in de verwachting daarin iets over Chi Peng te zullen aantreffen. Niets was minder waar. In plaats van over Beijing werd er ‘’Het Onbekende Rusland’ uit de doeken gedaan: artikelen over Armenië, Moskou en Oezbekistan. Het bleek verschenen ter gelegenheid van de openingstentoonstelling, tevens vijfde tentoonstelling in Groningen over Rusland. Wat heeft Groningen met China en Rusland uit te staan? Vanwaar deze interesse voor grootstedelijke, internationale en ook wel exotische thema’s? En waarom moeten we naar het Noorden afreizen om deze Reis naar het Westen te kunnen zien? Ineens begreep ik het! Aardgas.
Gezien in Groningen op 14 mei 2011:
Afgelopen zaterdag een bezoek gebracht aan Blauwestad in Groningen. We werden rondgeleid door Paul van Steen. Voor een bedrag van 290 miljoen euro (230 mio voor de aanleg, 60 mio voor grondaankopen) is hier even boven Winschoten een plas van 40 hectare gegraven door de provincie, bedoeld om de bevolkingskrimp in noordoost Groningen te bestrijden. Zesentwintig boeren moesten voor het water wijken. Rond de plas zullen 1500 woningen verrijzen, verspreid over vijf nederzettingen. Daartoe worden grotere en kleinere kavels uitgegeven. Slechts een fractie hiervan is tot op heden verkocht, wat voor alle betrokkenen een dikke tegenvaller is, maar de oorzaak is begrijpelijk: de economische crisis heeft ook hier roet in het eten gegooid. Zestig procent van de nieuwkomers komt uit de omgeving, 40 procent komt van elders. Die uit de omgeving hebben vooral in De Wei gekocht, die van elders in Het Riet. De provincie beraadt zich nu op herontwikkeling, want de rentelasten drukken zwaar. Afgelopen januari zijn de drie betrokken gemeenten al samengevoegd en opgegaan in de nieuwe gemeente Oldambt. Anders waren de betrokken gemeenten zeker failliet gegaan.
‘Blauwestad’ is een vreemde naam voor wat ik zag. Je kunt hier immers moeilijk spreken van een stad. De kleine woningcomplexen die samen Blauwestad vormen liggen verspreid rond een groot water (de omtrek van het water is 25 kilometer), pal aan de autosnelweg Groningen-Duitsland. Daarbuiten, dus in een cirkel rond de plas en de nieuwe nederzettingen, liggen Winschoten en de oude lintdorpen van het mooie Groningerland. Samen vormen ze één geheel. Er is namelijk afgesproken dat er helemaal geen voorzieningen in Blauwestad mogen komen. Mensen die er gaan wonen zijn voor scholen, dokter en winkels dus aangewezen op de omliggende kernen. Logisch, want anders zou Blauwestad de bestaande voorzieningen in de dorpen ondergraven. Gevolg is dat mensen nu kilometers moeten reizen om de voorzieningen in de omliggende kernen te bereiken. Maar het gaat verder. Tussen Midwolda en Finsterwolde, dus buiten de beide dorpen, wordt aan het water een brede school gebouwd die bestaande scholen overbodig zal maken. Ook vanuit de bestaande dorpen moeten scholieren straks dus ook een flink eind reizen. Kortom, Blauwestad blijkt in werkelijkheid een extreem gespreide autostad waarin mensen in een ongekend lage dichtheid wonen, verstoken van voorzieningen en veroordeeld tot permanent autorijden. Het project blijkt allerminst duurzaam. In een poging de bevolkingskrimp te keren wordt hier door de overheid een zeer kostbare ‘stad’ ontwikkeld die spot met alle doelstellingen van het ruimtelijke en milieubeleid: compactheid, nabijheid van voorzieningen, goed openbaar vervoer. Zelfs in Amerika bouwt men steden niet in zo’n lage dichtheid.
Gelezen in de Volkskrant van 17 april 2010:
Kerst 2010. In Jeruzalem speelt nog steeds de Holyland-zaak. De zaak betreft een zeer omstreden, peperduur bouwproject in Jerusalem waarbij steekpenningen zijn betaald. Ook oud-premier Olmert wordt verdacht. Toen deze ‘levensgenieter’ nog burgemeester van Jeruzalem was zou hij een kleine 700.000 euro aan handgeld voor Holyland hebben opgestreken. Zijn opvolger, de ultra-orthodoxe joodse burgemeester Uri Lupolianski, zit daarvoor zelfs in de cel: hij zou 600.000 euro hebben ontvangen. Om de bezwaren tegen het megalomane bouwproject af te kopen zou de directie van de bouwonderneming zelfs met miljoenen hebben gestrooid. Daarvoor zit ze nu zelf in de cel. Ondertussen wordt de Heilige Stad geplaagd door een architectonisch monstrum van een toren met vijf appartementencomplexen bovenop een berg, bruut interfererend met het historische stedenbouwkundige gegeven van een Oude Stad met de Tempelberg, omringd door hogere heuvels. We hebben het over de westkant van Jeruzalem. Achthonderd bezwaarschriften waren er in 1996 tegen het plan ingediend. Toen betrof het nog een hotel en woningbouw voor de middenklasse. Uiteindelijk, aldus de Volkskrant, ging het om “luxe-appartementen voor de nouveau riche van de Israelische hightech-industrie en voor Amerikaanse joden die er tijdens de feestdagen knap bij willen zitten in de heilige stad.” De krant citeert Haaretz-columnist Doron Rosemblum: “Lelijkheid is corruptie, corruptie lelijkheid – dat is alles wat je op aarde weet, en alles wat je dient te weten.”
Het deed me denken aan onze autotocht naar Delfzijl, afgelopen maand. Naar aanleiding van het passeren van het hoofdkantoor van de Gasunie – ook wel ‘apenrots’ genaamd – aan de snelweg ter hoogte van de Martinihal, in Groningen Stad, ontspon zich in de auto een gesprek over ‘foute architectuur’. Iemand vroeg me hoe je ‘foute architectuur’ herkent. Tsja, wat is lelijk? Waarop we een lesje architectuur voor beginners startten: te hoog, te opdringerig, te gewild, te duur, te slecht gedetailleerd, te nouveau riche. We kregen er aardigheid in. We wisten ook ineens namen van architecten die ‘foute architectuur’ produceerden en ontwikkelaars die ‘foute architectuur’ ontwikkelden. Ineens schrokken we. Overal in het land bespeurden we ‘foute architectuur’. We keken elkaar aan. Met ‘De Vastgoedfraude’ van Vasco van der Boon en Gerben van der Marel nog vers in het geheugen vroegen we ons af: hoe corrupt zou Nederland eigenlijk zijn? Dat dienen we te weten.
Gezien in Delfzijl op 19 november 2010:
Krimp is hot. Krimp is een hype. Maar wordt het verschijnsel ook goed begrepen? Afgelopen vrijdag in Delfzijl trok het krimpverschijnsel glashelder aan ons voorbij. Het gaat als volgt. De dorpen in het noorden van Groningen verliezen inwoners aan Delfzijl/Appingedam, de inwoners van Delfzijl/Appingedam verliezen inwoners aan de stad Groningen, de stad Groningen verliest inwoners aan de Randstad, de Randstad verliest inwoners aan de grote metropolen in de wereld. Overal worden jonge mensen weggezogen. Er is sprake van een trek, een trek van talent naar de grote steden. Die trek verloopt getrapt. De braindrain doet zich voor op alle schaalniveaus. Hij is niet te stuiten. Ondertussen vergrijst de bevolking, omdat er minder kinderen worden geboren. Uitgerekend deze opgroeiende kinderen trekken weg, althans de getalenteerden. Dubbele krimp is de combinatie van vergrijzing en selectieve migratie. Voor vergrijzing bestaat veel aandacht, voor de migratie veel minder. De dossiers krimp, migratie en kenniseconomie hangen dus nauw met elkaar samen.
De winnaars zijn de metropolen. Zij concurreren met elkaar om het jonge talent. De snelle groei kunnen ze overigens vaak niet accommoderen, want de natie-staat die hen domineert, heeft de neiging om rechtvaardig te verdelen. De grotere steden fungeren in de nieuwe situatie als doorgangshuizen; voor hen is de bevolkingstrek niet zo erg. Neem de stad Groningen. Die verliest weliswaar voortdurend afgestudeerden, maar ontvangt ook nieuwe studenten, in toenemende mate uit het buitenland. De dorpen worden weliswaar leeggezogen, maar die krimp verloopt beheerst. Hun leeftijdsopbouw is doorgaans redelijk evenwichtig. Taai als ze zijn, kunnen ze het wegtrekken van de jeugd wel opvangen, bijvoorbeeld door tweedewoningbezit te accepteren. Nee, ze hebben erger meegemaakt. Wie het echt moeilijk krijgen, zijn de middelgrote steden. Vaak gaat het om naoorlogse industriekernen, planmatig door de overheid uit de grond gestampt. Daar zijn in een relatief korte periode grootschalig woonwijken bijgebouwd. Bedrijven werden er met premies naar toe gelokt. Jonge mensen, op zoek naar een woning en werk, moesten er gaan wonen. Die generatie wordt nu bejaard. Hele woonwijken worden daar leeggezogen. Daar stuiten we op de grenzen van de maakbaarheid. Wat gaat de industrie doen die er is achtergebleven? Die gaat rustig verder met automatiseren. Hun kenniswerkers halen ze desnoods uit de grote stad. Het is het drama van de twintigst eeuwse industrialisatie, destijds zo idealistisch planmatig voorbereid. Er blijft gewoon niets van over.
Gelezen in Delfzijl historiaal (2009) van Hans Beukema:
Gisteren een bezoek gebracht aan Delfzijl, krimpgemeente in het Noorden. Delfzijl was eeuwenlang een garnizoensstad, net als Metz en Nancy. Dat betekende: vestingwerken, opslagplaats van goederen voor het leger, nu en dan (bij oorlogsdreiging) volgestroomd met soldaten, dan weer verlaten, soms belegerd, soms belaagd, het laatst nog tijdens de Tweede Wereldoorlog, kortom: veroverd, verdedigd en gebruikt door legers van landheren en vorsten. Toen, in 1870, werd het Eemskanaal gegraven. Daarmee promoveerde Delfzijl tot voorhaven van Groningen stad. Er kwam een spoorlijn tussen beide steden (1884). Delfzijl ontwikkelde een zeehaven. De neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog betekende voor de garnizoensstad niet alleen de zoveelste mobilisatie, maar ook een kortdurende opleving in de overslag van goederen. Even gloorde er een andere, betere toekomst voor Delfzijl. Er werd zelfs gedroomd van de bouw van een zeppelinstation. Dat kwam er natuurlijk nooit. Wel gebeurde er een klein wonder. Na de Tweede Wereldoorlog werd er zout gevonden bij het naburige Winschoten. De nieuwe sodafabriek in Delfzijl luidde het begin in van grootscheepse industrialisatie, deze was vooral gericht op iets compleet nieuws: chemie. Er kwam ook een kabelfabriek, gespecialiseerd in de fabricage van telefoonkabels (bedoeld voor het leggen op de bodem van de zee). “De industriële ontwikkelingen leidden tot een explosieve toename van de bevolking,” schrijft Hans Beukema. Boeiend beschrijft hij hoe ineens, uit het niets, op grote schaal arbeiderswoningen werden gebouwd. Woningen en werkgelegenheid trokken veel jonge, werkloze mannen uit de hele regio aan. Telde het stadje in 1940 nog ongeveer tienduizend inwoners, in 1963 was dit aantal al verdubbeld. Iedereen verwachtte en hoopte, nee rekende op verdere groei. In 1973 kwam de Eemshaven gereed. Er werden plannen gesmeed voor een doorgroei van Delfzijl naar liefst 80.000 inwoners! Delfzijl mòest groeien.
Echter, in de crisis van de jaren zeventig stokte de groei. Van alles werd er vervolgens verzonnen om de economie van Delfzijl weer aan de praat te krijgen. Veertig jaar lang is er op alle mogelijke manieren geprobeerd om nieuwe industrie naar de garnizoensstad en zijn havens te lokken. Resultaat tot nu toe: twee kolencentrales in aanbouw, een datahotel van Google, opslag van windturbines, opslag van benzine. Al met al schiep het economische groeibeleid niet veel werkgelegenheid. De hoogopgeleide bevolking die er werkt woont inmiddels liever in Groningen en pendelt dagelijks op en neer. Ondertussen loopt de lokale bevolking, massaal toegestroomd in de jaren vijftig en inmiddels flink vergrijsd, snel terug. Op een gegeven moment stonden liefst 600 woningen leeg, sommige waren nog nooit bewoond geweest. Die zijn inmiddels gesloopt. Het winkelcentrum heeft het moeilijk en het zwembad is niet meer bij de tijd. Even buiten Delfzijl bivakkeren meer dan duizend bouwvakkers die werken aan de bouw van de twee centrales. Ze komen uit Spanje, Portugal en Polen. Terwijl huizen in Delfzijl leegkomen, plaatst de gemeente portocabines in het bos, op de plek waar vroeger een krankzinnigengesticht stond, om ze over twee jaar weer af te breken. Zeker, de opgave voor Delfzijl is een lastige en het slechte nieuws is: hij wordt algemener. Want veel steden kennen een overeenkomstige geschiedenis, maar denken nog steeds in termen van groei. Voor grote delen van het land valt hier veel te leren. Ondertussen vraagt een ambtenaar van Delfzijl mij wat ik vind van de gedachte om het vliegveld van Eelde te verplaatsen naar Delfzijl. Om de lokale economie te stimuleren. Ik moest denken aan het zeppelinstation. Blijven dromen, Delfzijl!
Gehoord tijdens lustrumdiner van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing op 30 oktober 2008:
/>Dat Amsterdam en Rotterdam met de prijs voor de beste stedelijke revitalisering van de afgelopen 25 jaar naar huis gingen, is natuurlijk bijzonder. We hebben het over de lustrumbijeenkomst van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing, dat donderdagavond zijn vijfentwintig jarig bestaan vierde in de Grote Kerk te Den Haag. Ter gelegenheid daarvan werd een prijs uitgereikt aan de stad binnen het Koninkrijk die in het verleden de beste revitalisering heeft laten zien. Een jury bestaande uit Roger van Boxtel, Rein Geurtsen, Karin Laglas, René Scherpenisse en Gert-Jan Hospers had zeven steden genomineerd: Amsterdam, Den Haag, Groningen, Maastricht, Rotterdam, Tilburg en Willemstad (Curacao). Vervolgens hadden de vijfenzestig leden van het Forum uit deze zeven steden door middel van een schriftelijke stemming de beste gekozen.
Dat uitgerekend de twee grootste steden van het land, met hun typische grotestadsproblemen, door de 65 stemmende leden van het Forum als winnaars werden aangewezen in plaats van in de hoek gezet van de zwakke broeders, heeft niets te maken met een eventuele Randstedelijke oriëntatie van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing, zoals een teleurgestelde burgemeester van Tilburg na afloop verkondigde. Het geeft vooral aan dat de grote steden in dit land weer op het netvlies staan. Weg uit de hoek van de problemen. Terug op het toneel. Kennelijk wordt dat door de leden van het Forum ook zo gezien.
Blijft staan dat Groningen en Maastricht de mooiste steden van Nederland zijn. En dat Tilburg en Willemstad van ver gekomen zijn en hele bijzondere prestaties hebben geleverd. Wat een geweldige avond was het! En wat een verrassende uitslag.
Gelezen in NRC Handelsblad van 8 maart 2008:
Vreemd ingezonden artikel in NRC Handelsblad. Dorrepaal en Van Schuppen schetsen in ‘Nederland is passé’ een scenario waarin het noorden en het zuiden van Nederland zich afsplitsen. Ze menen dat het afblazen door de regering van de Zuiderzeelijn in het Noorden tot een vertrouwensbreuk heeft geleid, een ernstige crisis. Ze denken dat de noordelijke provincies zich van de weeromstuit meer op Noord-Duitsland en Skandinavië zullen richten. Het Zuiden heeft al een buitenlandse oriëntatie, stellen zij. De regering is ondertussen teveel geobsedeerd door de Randstad, die helemaal niet bestaat. "Den Haag moet zich realiseren dat een driedeling van Nederland niet onwaarschijnlijk is en dat er op bestuurlijk niveau dan heel wat zal veranderen."
Vooral dat laatste is lachwekkend. Het schrijven van het artikel lijkt ingegeven door frustratie òf het is een geweldige grap. Dat die hele Zuiderzeelijn een farce was, bedacht door Hans Alders, nadat de commissie Langman ruim vijf miljard voor het Noorden had opgeëist als er een aardgasbatenfonds werd ingesteld, daarover zwijgen ze. Als het Noorden werkelijk zo boos is, zou het eindelijk eens nuchter naar zichzelf moeten kijken en zich serieus afvragen of een miljardeninvestering in een spoorlijn tussen Groningen en Amsterdam wel het juiste middel is om de regio economisch te stimuleren. Zeker als er nog maar net besloten is tot de aanleg van een kostbare Hanzelijn, met een tunnel onder de IJssel door, die de afstand tussen het Noorden en de Randstad met zeker twintig minuten bekort. Kan die vijf miljard niet beter gebruikt worden om bijvoorbeeld de stad Groningen een stevige impuls te geven?
En dan stellen dat Groot-Amsterdam "vooralsnog still booming" is, en dat Amsterdam als financieel centrum "vooralsnog met de Europese ‘groten’ – waaronder Frankfurt mee (kan) doen," maar "dat is maar zo lang als het duurt." Iets te flauw. Niet serieus te nemen. Helaas.
reacties