Gelezen in ‘Collapse’ (2005) van Jared Diamond:
De stikstofcrisis blijkt voorbode van iets veel ergers. Wie de huidige Corona-epidemie echt in een groter verband wil zien, moet ‘Collapse’ van de Amerikaanse geograaf Jared Diamond nog maar eens lezen. Het boek verscheen vier jaar na 9/11 en een jaar na Al Gore’s ‘An Inconvenient Truth’ en werd onmiddellijk een groot succes. Boodschap: groei kan nooit eindeloos doorgaan, na extreme groei volgt een ongenadige klap. Hoe gaat een samenleving daarmee om? Haar respons is cruciaal voor overleven. Diamond onderscheidde twaalf vraagstukken die onderling nauw samenhangen: 1. vernietiging van biodiversiteit, 2. overbevissing, 3. teruggang van soortenrijkdom, 4. erosie en bodemverontreiniging, 5. uitputting van fossiele energiebronnen, 6. uitputting van zoetwaterbronnen, 7. absorptie van zonlicht voor plantengroei, 8. chemische verontreiniging van bodem, water en lucht, 9. verslepen van dieren en planten over continenten waardoor ziektekiemen zich verspreiden, 10. gassen die de chemische samenstelling en temperatuur van de atmosfeer ontregelen, 11. bevolkingsgroei, 12. consumptie en afval die exponentieel stijgen. Door globalisering, aldus Diamond, is de wereld feitelijk één grote polder geworden: als wereldgemeenschap moeten we, net als de Nederlanders, gaan samenwerken, want anders zullen we onszelf vernietigen.
Toen de socioloog Joop Goudsblom het boek in NRC Handelsblad (21 januari 2005) recenseerde herkende hij veel: “Tegenover het spookbeeld van overbevolking staat de dreiging van epidemieën, door sommigen luchthartig cynisch afgedaan als een ‘oplossing’ voor het bevolkingsprobleem.” Oorlog vond Goudsblom nog veel erger. Maar het boek verraste hem niet. Waarna Goudsblom ging graven in de vereiste maatschappelijke respons. Welke mentaliteit is tegen al deze nauw verbonden wereldvraagstukken opgewassen? Daarover was de Nederlander niet optimistisch. Goudsblom: “Hoewel aan de meeste handelingen die mensen verrichten wel enig plan ten grondslag ligt, ontsnappen de meeromvattende sociale processen waar deze handelingen deel van uitmaken meestal aan het vermogen tot planning.” Dat geldt zeker voor langetermijnprocessen. “Mensen kiezen van dag tot dag een traject van beslissingen. De gevolgen daarvan overzien ze nauwelijks.” Diamond dacht daar heel anders over. Mensen zijn wel degelijk in staat tot langetermijndenken, maar dat vereist wel grote moed. Die moed is ook nodig om pijnlijke beslissingen te nemen over waarden. Welke waarden willen we behouden en welke zetten we overboord? Ten slotte hebben we het vermogen om te leren. Kiezen we voor eindeloze consumptiegroei of stappen we daarvan af? Zien we het virus als een incident of erkennen we de samenhang? Krijgen we een Ministerie van Planning en beleven we een revival van het langetermijndenken of gaan we door op de neoliberale weg? De komende tijd zal het leren.
Gelezen in The Atlantic van 9 september 2019:
Bron: BloombergQuint
In The Atlantic verscheen vorig najaar een bericht over bevolkingsverlies in de drie grootste Amerikaanse steden. In ‘Why Are America’s Three Biggest Metros Shrinking?’ ging Derek Thompson op zoek naar de achtergronden van de opmerkelijke recente bevolkingskrimp in New York, Los Angeles en Chicago. In 2018 verloor New York 277 inwoners per dag. In Chicago was dat 161 per dag, in Los Angeles 201 per dag. En dat terwijl deze metropolen als de grote winnaars na de financiële crisis van 2008 uit de bus kwamen en er sprake leek van een stedelijke renaissance. Hun aantrekkingskracht op hoogopgeleide kenniswerkers is onmiskenbaar. Maar hun evidente succes – door de groei en aanwezigheid van veelbelovende techfirma’s en andere zakelijke bedrijven – heeft wel tot gevolg gehad dat hun centra in korte tijd overkookten. Zelfs hoogopgeleiden worden nu de grote steden uit gedreven. Waar gaan zij naar toe? Thompson: naar de tech-steden in het zuiden zoals Houston, Dallas, San Antonio, Austin. Die steden groeien razendsnel. Tot voor kort werd dit vertrekoverschot gecompenseerd door internationale immigratie – zowel hoog- als laagopgeleid –, maar daaraan komt nu een einde. De grote vraag is waarom?
Thompson houdt het simpel: die kleinere techsteden in het zuiden hebben domweg goedkopere woningen in de aanbieding. En ook hun centra bieden nu hipstercafé’s en goede muziek. Waarom nog in zo’n grote metropool proberen te blijven? Voor Chicago is het duidelijk: achteraf blijkt daar sprake van een korte opleving in een trend van aanhoudende krimp. Vooral de Afro-Amerikaanse middenklasse ontvlucht daar de slechte buurten, pakt zijn biezen en trekt naar het zuiden. Iets soortgelijks doet zich voor in Los Angeles: de middenklasse kan de dure stad niet meer betalen en trekt weg. Zowel in Chicago, Los Angeles als New York is het vooral de zwarte middenklasse die de grote steden verlaat en die naar het zuiden migreert. Thompson spreekt van een ‘Reverse Great Migration’. Hij vraagt zich af wat dit voor het politieke landschap in de zuidelijke staten zal betekenen. “In the 2020s, as in the 1960s, it may be said that movements begin with movers.” Bovenal begrijpt hij niet waarom de drie grote steden niet veel meer woningen bouwen. Hun belastingen gaan omhoog, terwijl die in Florida omlaag gaan, maar gebouwd wordt er niet, althans niet voor de middenklasse. Inderdaad, als ook Amsterdam te duur wordt en niet voldoende middeldure woningen bouwt, zal ook hier de middenklasse wegtrekken. In feite is dat al aan de gang. De grote vraag is waar deze naartoe gaat. In ieder geval blijft het werk achter. Ik voorspel u een mobiliteitscrisis.
Gehoord in de aula van de Universiteit Utrecht op 3 maart 2020:
In zijn uittreerede afgelopen dinsdag 3 maart sprak Oedzge Atzema, hoogleraar Economische geografie aan de Universiteit Utrecht, over ‘Oo(g)st’. Die oogst bleek drieledig: zijn eigen carrière aan de hand van werkplekken en collega’s, een overzicht van vijftig jaar urbanisatie en suburbanisatie in Nederland, een onderzoek in opdracht van de provincies Overijssel en Gelderland naar ‘De kracht van Oost’. Hier beperk ik me tot de laatste twee. Wat urbanisatie en suburbanisatie in Nederland betreft werden de aanwezigen getrakteerd op een vervolg van het onderzoek van Atzema aan de Radboud Universiteit in Nijmegen zoals neergelegd in zijn proefschrift uit 1991, getiteld ‘Stad uit, stad in’. In dat proefschrift beschreef hij de residentiële suburbanisatie in Nederland in de jaren zeventig en tachtig aan de hand van kaarten en cijfers. Die uit de jaren negentig, nul en tien had hij er nu aan toegevoegd. Wat blijkt? De dominante suburbanisatie uit de jaren zeventig en tachtig is omgeslagen in een regelrechte urbanisatie, met Amsterdam als grote winnaar. Eigenlijk had Atzema dit in 1991 al voorzien, want in zijn proefschrift schreef hij over een verminderde trek uit de steden, die hij structurele kenmerken toedichtte en waarvan hij voorspelde dat die het stedelijk landschap van Nederland in de jaren negentig zou gaan bepalen. Maar echte urbanisatie zoals die zich sinds 2003 manifesteert, nee die is nieuw.
Volgens het theoretische fasenmodel dat Atzema hanteert zal op termijn de urbanisatie weer omslaan in suburbanisatie, want beide verlopen in een trage golfbeweging en wisselen elkaar af. Reurbanisatie doet zich het eerste voor op het niveau van de stedelijke agglomeratie, daarna het stadsgewest en uiteindelijk het peri-urbaan gebied. Ook toekomstige suburbanisatie zal zich het eerste aandienen op het niveau van de stedelijke agglomeratie. Is daar al sprake van? Met argusogen keken we naar zijn kaarten. De woningproductie in grootstedelijke agglomeraties als Amsterdam, Den Haag en Rotterdam is op dit moment ronduit fors, ondanks de extreem hoge prijzen en de vele te overwinnen plaatselijke problemen. Je kunt het uittekenen: wanneer de rijksoverheid niet bijspringt koken de grote steden over en zullen veel mensen de grote steden inderdaad weer verlaten. Hier past één kanttekening. Atzema kijkt alleen naar wonen, niet naar werken. En dat voert naar ‘De kracht van Oost-Nederland. Een economisch-geografische analyse’ (2016). Daarin schrijven Atzema en andere onderzoekers dat de mate van ruimtelijke integratie tussen stadsregionale arbeidsmarkten in de Randstad veel groter is dan in Oost-Nederland. “Met name de jongste generatie kenniswerkers in Nederland, de instroom van talent uit het buitenland incluis, is steeds meer hoogstedelijk georiënteerd.Vooral deze groep stuwt het huidige grote succes van de Noordelijke Randstad.” Naarmate de kenniseconomie zich verder ontwikkelt, worden de benodigde ‘vijvers’ groter en dieper. De oostelijke provincies missen agglomeratiekracht.
Gelezen in Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid 2019:
Een stad wordt gemaakt door haar economie. En mensen maken die economie. Waar al die mensen vandaan komen zie je aan de verkeer- en vervoercijfers. Neem Amsterdam. Haar economie bloeit. Waar komen al die mensen vandaan die de Amsterdamse economie vooruit stuwen? Tussen 2015 en 2018 groeide de bevolking met 4 procent, naar 854.000 inwoners. Dat is fors. Maar het aantal arbeidsplaatsen binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen groeide nog veel harder, met liefst 7 procent. Het forensisme naar banenmotor Amsterdam neemt dus enorm toe, want met woningbouw is dit gewoon niet bij te benen. In 2019 verscheen voor de derde keer de Amsterdamse Thermometer van de Bereikbaarheid. Op bladzijde 59 lees ik dat tussen 2006 en 2016 het aantal forensen naar Amsterdam met liefst 33 procent is toegenomen. Daar zit nog een financiële crisis tussen. De meeste forensen komen uit Zaanstad en Almere, op de voet gevolgd door Haarlem, Haarlemmermeer en Amstelveen. Tot zover weinig nieuws. Maar dan komt het: Utrecht blijkt van een de belangrijkste nieuwe leveranciers van arbeidskrachten voor Amsterdam. Wat heet. Utrecht staat zelfs op het punt Almere in te halen. Wie had dat ooit gedacht?
Dat Utrecht de belangrijkste leverancier van arbeidskrachten in Amsterdam is geworden komt door een dubbele schaarbeweging: het aantal forensen uit Almere daalt (een daling in tien jaar tijd met 10 procent), terwijl dat uit Utrecht juist sterk stijgt: niet minder dan een verdubbeling (99 procent) in de afgelopen tien jaar. Trouwens, Amersfoort volgt in het kielzog van Utrecht; daar was de groei van het forensisme op Amsterdam in tien jaar tijd niet minder dan 367 procent! Deels komt deze opmerkelijke beweging door de verbreding van de A2 tussen Amsterdam en Utrecht, maar vooral is hij het gevolg van de transformatie van de Amsterdamse economie: die trekt steeds meer hoogopgeleide kenniswerkers. Voor deze kenniswerkers bouwt Amsterdam al jaren veel te weinig woningen, en in Almere wonen ze niet, willen ze ook niet wonen. In Haarlem wel. Maar Haarlem raakt overvol en Utrecht bouwde Leidsche Rijn: de grootste VINEX-locatie van Nederland. Utrecht is daarmee een buitenwijk van Amsterdam geworden. De Amsterdamse woningbouwbehoefte is kwalitatief en regionaal en moet ook kwalitatief en groot-regionaal benaderd worden. Het wordt tijd dat de Metropoolregio Amsterdam Utrecht en Amersfoort gaat verwelkomen in haar gelederen. En Almere moet eindelijk op eigen benen gaan staan en een echte stad worden.
Gelezen in The Economist van 18 januari 2020:
Bron: Skyscrapercity.com
Milaan, na Rome de tweede stad van Italië, ontwikkelt zich de laatste jaren economisch buitengewoon voorspoedig. Terwijl de Italiaanse economie al twee decennia ernstig in het slop zit en de werkloosheid groeit, is in Milaan sprake van een opmerkelijke opbloei. In The Economist van afgelopen week werd de stad zelfs getypeerd als ‘the angel of the north’. Wonen in Milaan is tegenwoordig extreem duur, het centrum is niet meer te betalen, cultuur en design voeren de boventoon, het toerisme naar de stad groeit sterk (van 6 naar 10 miljoen toeristen in amper vijf jaar tijd). Gevraagd naar de oorzaken noemen veel mensen de Wereldtentoonstelling van 2015 die door de ondernemer Giuseppe Sala tot een groot succes werd gemaakt en die de trots op de stad heeft teruggebracht bij veel inwoners. Sala is nu burgemeester van de stad. Hij gelooft niet dat zijn Wereldtentoonstelling het enige was wat verschil heeft gemaakt en erkent dat zijn voorganger, de rechtse Gabriele Albertini, veel heeft gedaan om de lokale vastgoedmarkt meer ruimte te geven. Ondertussen probeert een linkse Sala om te gaan met de negatieve gevolgen van het ontketende ‘Milanese wonder’, zoals een snel groeiende ongelijkheid. Maar volgens The Economist zet hij vooral in op duurzaamheid.
Het verhaal doet denken aan Jane Jacobs die economische groei in ‘The Economy of Cities’ (1968) en later in ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1984) toeschreef aan de opbloei van steden, niet van landen. Wanneer ondernemers in een bepaalde stad actief worden, begint zo’n stad aan een snel proces van importvervanging, dat wil zeggen producten en diensten die ze eerst importeerde, maakt ze nu zelf. Hierdoor groeit ineens de lokale economie. Want doorgaans, schreef Jacobs, gebeurt het plotseling, het gaat snel en onverwacht. Innovatie verloopt namelijk in korte ketens. Soortgelijke processen van snelle importvervanging zie je recentelijk ook rond Eindhoven, maar binnen Nederland betreft het vooral het kosmopolitische Amsterdam. Waarom Amsterdam? Doordat in de sterke creatieve dienstensector van Amsterdam veel snellere groei plaatsvindt dan in de technische productiesector van Eindhoven. Hetzelfde geldt voor Parijs of München of Milaan: daar groeien cultuur, media, design, toerisme, vastgoed, architectuur en creativiteit. The Guardian meldde op 10 november 2019 dat 85 procent van de Milanezen nooit ergens anders wil wonen en dat 81 procent vindt dat hun stad een rolmodel voor Italië is. Milanese arrogantie. Terwijl Italië naar de stembus gaat voor regionale verkiezingen en vermoedelijk populistische gaat stemmen, bloeit het linkse, rijke en kosmopolitische Milaan. Laatste verkiezingsnieuws: Emilia-Romagna blijft in centrum-linkse handen. Dankzij Milaan.
Gehoord in het Universiteitstheater te Amsterdam op 13 januari 2020:
Bron: Enrico Savini
Atul Pokharel, verbonden aan Wagner School for Public Management New York University, probeerde naar Amsterdam te komen, maar kreeg geen visum. Daarom sprak hij de studenten en andere aanwezigen in UvA Masterstudio The Common City noodgedwongen toe via Zoom, vanuit een nachtelijk New York. Wel zo duurzaam. Voor ons was het 9.30 uur in de ochtend, maar voor hem was het 3.30 uur lokale tijd. Niettemin leidde het tot een spannend college over de ‘commons’. Een uitstekende aftrap. Wat is commoning? Hoe realiseer je een commons? Pokharel introduceerde de Ostrom of Bloomington School. Deze richt zich op grondstoffen (vis, grond, water, lucht) die door groepen worden beheer en onderhouden. Ze zijn eigendom van niemand en worden door iedereen gebruikt. Mensen zijn daardoor gedwongen om samen te werken. Dat vereist sociaal kapitaal en collectieve actie. Pokharel, die naar praktijken van commoning onderzoek doet, noemde deze in navolging van Elinor Ostrom de ‘derde manier’ om grondstoffen te beheren, naast overheidsregulering en marktwerking. Commoning is duurzamer, eerlijker en functioneert doorgaans beter. Pokharel is vooral in ‘fairness’ geïnteresseerd.
Wie commoning praktiseert stuit op grote problemen. Collectieve actie is lastig te realiseren. Ook is het moeilijk om meelifters en profiteurs buiten te sluiten. Veel hangt af van sociaal kapitaal, individuele capaciteiten, en, niet te vergeten, gedeeld verlangen. Pokharel wees op het niet-rationele gedrag van mensen. Mensen zijn niet berekenend. Anders dan economen menen, denken ze niet uitsluitend in kosten en baten. “People care about fairness.” Ze hanteren normen, kunnen zich schuldig voelen of andere mensen waarderen en iets gunnen, zelfs liefde voelen. Oneerlijk gedrag herkennen ze snel en wijzen ze af. Desalniettemin gedragen ze zich strategisch. Maar dat betekent niet dat de overheid op voorhand moet ingrijpen of de markt zijn werk moet laten doen. Om commoning een kans te geven moet de overheid lokale initiatieven herkennen, minimaal interveniëren en vooral condities scheppen voor individuen om hun sociale en organisatorische capaciteiten maximaal aan te wenden. Overheden moeten hun macht ‘wijs’ gebruiken en hun interventies ‘verstandig kalibreren’. Een probleem zijn minderheden en ook principiële meningsverschillen tussen groepen. Dat maakt het lastig. Er is veel wantrouwen en steden zijn complexe omgevingen. Daarover ging de rest van de Masterstudio, die nog een week zou duren. Wordt dus vervolgd.
Gelezen in International Airport Review van 13 augustus 2018:
Bron: International Airport Review
Of ik een delegatie uit Shenzhou wil toespreken. Ze komen een dezer dagen naar Amsterdam. Weinig Nederlanders kennen Zhenzhou. Toch telt de Chinese metropool inmiddels bijna tien miljoen inwoners. In Zhenzhou staan de fabrieken van het Tainwanese Foxconn. Uw iPhone komt er vermoedelijk ook vandaan. Vandaar de bijnaam ‘iPhone City’. Dertig kilometer zuidelijk van het stadscentrum ligt het internationale vliegveld CGO, dat wordt omgeven door een economische zone van meer dan 400 vierkante kilometer (zie kaartje). Deze uitgestrekte economische ruimte werd door de Chinese regering in maart 2013 beschikbaar gesteld voor bedrijven als Terry Gou’s Foxconn. Sindsdien loopt het hier storm. Nu al staat Zhenzhou aangeschreven als dé Aerotropolis van China. Schiphol en omgeving zijn het grote voorbeeld. Echter, de ontwikkeling die zich rond Amsterdam in een periode van vijftig jaar tijd heeft opgebouwd, voltrekt zich hier in amper tien jaar. De provincie Henan telt 93 miljoen inwoners, maar er zijn nauwelijks grote steden. Hoofdstad Zhenzhou, vanouds een spoorknooppunt, is ‘China’s Chicago’ waar alle plattelanders naar toe trekken. Sinds 2013 kregen al meer dan driehonderd bedrijven het groene licht, goed voor een investeringswaarde van liefst tien miljard US dollar. De grootste is Foxconn.
In de fabrieken van Foxconn werken op dit moment 250.000 mensen, tweemaal zoveel als in de binnenstad van Amsterdam. De helft van alle iPhones in de wereld wordt hier geproduceerd. In 2017 waren dat er nog 100 miljoen. Volgend jaar opent Smart Phone Business Park B. Dan zullen jaarlijks 400 miljoen smartphones de fabrieken van Zhenzhou verlaten. Het verschepen gaat per vliegtuig. Vlak naast het vliegveld vond in 2018 de International Garden Expo plaats, een soort Floriade waar toeristen uit heel Azië op afkwamen. Alle bedrijven op en rond de luchthaven werken tijdintensief, dus wat ze maken of overslaan is bederfelijk of kostbaar. Vijf start- en landingsbanen zijn geprojecteerd tot 2045; eentje zal uitsluitend vrachtvliegtuigen bedienen. Hoogtepunt is het centrale industriepark dat zich volledig op e-commerce richt: het biedt een one-stop shop van internationale e-commerce ondersteuning voor centraal China. Nu wil men kenniswerkers aantrekken in de hoogste segmenten in de productieketen, maar die eisen grootstedelijkheid. Gezocht wordt dus een echte grote stad met een echt stedelijk centrum. Ondertussen explodeert de lokale woningmarkt vanwege de acute krapte. Rijst de vraag waarom alles zo hevig op deze ene plek? Antwoord: omdat Zhenzhou centraal ligt. Heel China kan hier binnen 90 minuten worden bereikt, hetzij per vliegtuig of per hogesnelheidstrein. De stad vormt bovendien het hart van Xi Jinping’s ‘Air Silk Road’. Die loopt van CGO naar Luxemburg. Om eieren te krijgen moet je eerst een nestje bouwen, luidt een Chinees gezegde. Zhenzhou is zo’n nestje.
Gelezen in ‘Beneath Another Sky’ (2017) van Norman Davies:
Komende zomer bezoek ik mijn jongste broer in Singapore. Twee jaar geleden verhuisde hij met zijn gezin van Boston, Massachusetts, naar de winnende techstad in Zuidoost Azië. Ik ben er nog nooit geweest. Misschien komt het door mijn voorgenomen reis, maar in ‘Beneath Another Sky’ van de Britse historicus Norman Davies vind ik het hoofdstuk over Singapore het spannendst. Davies verklaart het succes van Singapore volledig uit de globalisering die sinds 1970 de wereld in zijn greep houdt. Bij de stichting van de stadstaat eind jaren zestig van de twintigste eeuw zag niemand haar nog staan. De landtong aan de zuidkant van Maleisië lag geïsoleerd, was arm, oogde ‘sleazy’. Maleisië wilde er al na twee jaar van af. Singapore werd Singapore dankzij de globalisering. Zeehaven en luchthaven groeiden als kool, veel sneller dan Schiphol en de Rotterdamse haven, excellent onderwijs was waar de stad al zijn geld op zette. Economische globalisering is wat Singapore als geen andere stad beheerst. Davies benadert globalisering overigens niet alleen als een zegen. Globalisering heeft weliswaar 300 miljoen mensen uit de armoede bevrijd, maar grote delen van de westen ook naar de rand van de afgrond gedirigeerd en de ongelijkheid vergroot. Denk aan het Midden-Westen van de Verenigde Staten en de noordelijke textielsteden van Engeland, de geboortegrond van Davies zelf.
Singapore, aldus Davies, kijkt niet naar het verleden, maar ver vooruit. Als geen ander weet ze dat globalisering onder vuur ligt, maar haar voortbestaan hangt ervan af, dus is voor haar de vraag hoe globalisering kan blijven bestaan. Grote infrastructurele werken worden op dit moment uitgevoerd om de soliditeit van de stadstaat te verzekeren: uitbreiding van het grondgebied met landaanwinning van liefst twintig procent. Plus investeringen in de drinkwatervoorziening die omvangrijke ontziltingsinstallaties omvatten, en recyclingfabrieken van verontreinigd water. APRU, het hoofdkwartier van de Association of Pacific Rim Universities, is strategisch in Singapore gevestigd. De toekomst van de stad is nauw verbonden met deze organisatie van vijftig universiteiten in Australië en het Verre Oosten. Davies: “In a globalized world, economic interests have to be dovetailed with those of science, research, and education.” Davies besluit met de opmerking dat in Groot-Brittannië sommigen ervan dromen om een Europees Singapore te worden door via een referendum de EU te verlaten. Beide landen verschillen echter zo fundamenteel dat hij dit idee afdoet als iets dat behoort tot ‘cloud-cuckooland’. En waarover gaat de komende jaarconferentie van APRU in Singapore? Op haar website las ik: ‘Universities in an Age of of Global Migrations.’
Gelezen in ‘Prosperity without Growth’ (2009) van Tim Jackson:
In voorbereiding op de Masterstudio ‘The Post-Growth City’ aan de Universiteit van Amsterdam las ik onder andere Tim Jackson’s ‘Prosperity without Growth’. Jackson, die verbonden is aan de University of Surrey, was Economics Commissioner voor de Sustainable Development Commission (SDC) in het Verenigd Koninkrijk. De SDC adviseert de Britse regering over zaken rond duurzaamheid. Het boek schreef Jackson na de financiële crisis, toen duidelijk werd dat de Britse regering er alles aan zou doen de economie weer te laten groeien. Onze welvaart, schrijft hij, zijn wij steeds meer in termen van consumptie en economische groei gaan uitdrukken. We móeten en zúllen groeien. En dat is ons grote probleem. Want er zijn duidelijke limieten die we in acht moeten nemen, maar dat doen we niet. We zijn onverantwoordelijk bezig. We moeten veranderen, maar hoe? Technologie en innovatie zullen ons niet redden. Alle groeiprikkels moeten eruit. Jackson: “While social progress depends on the self-reinforcing cycle of novelty and anxiety, the problem can only get worse. Material throughput will inevitably grow. And the prospects for flourishing will evaporate.” Uiteindelijk zal ook onze welvaart eronder lijden. Betekent dit het einde van de kapitalisme? Zelf denkt hij van niet. Er zijn allerlei tussenvarianten denkbaar waarin waarden voorop staan van ‘family, friendship, and community’ en waarin markt en staat redelijk samenwerken. Minder groei? Jazeker, maar een groter welzijn van mensen en een herstel van het ecologisch evenwicht.
Dus wat te doen? Volgens Jackson is er een ‘stille revolutie’ gaande van mensen die afstappen van het denken in termen van meer consumptie en die niet langer status ontlenen aan het nieuwste. Zij bewegen naar alternatieve leefwijzen. Maar dat is, begrijpt hij ook, niet genoeg. Harde maatregelen zullen moeten worden getroffen. Dat kan alleen de overheid. Waarom wordt particulier vervoer bevoordeeld ten opzichte van openbaar vervoer? Waarom krijgen auto’s en brommers voorrang boven voetgangers? Waarom wordt energieopwekking gesubsidieerd en waarom is energie-afname zo slecht geregeld? Waarom is afval storten goedkoop en het recyclen van afval vaak armetierig? En waarom zijn lonen in het bedrijfsleven zoveel hoger dan de salarissen in de ambtenarij? Jackson pleit voor een economie waarin welvaart en welzijn niet langer volgens materialistische maatstaven worden gemeten en waarin veel meer aandacht is voor gelijkheid, gemeenschapszin en participatie. De enorme opgave waar we de komende decennia voor staan gaat niet lukken binnen de bestaande systemen. Vooral van dat laatste wil Jackson ons overtuigen. Geen spoor van utopisch denken in dit boek. Eerder stof voor een politiek programma.
reacties