Gezien in het Stedelijk Museum te Amsterdam op 21 mei 2018:
Afgelopen week de expositie van het werk van Studio Drift in het Stedelijk Museum bekeken. Studio Drift is een veelbelovend Amsterdamse kunstenaarsduo wier werk ik nog nauwelijks kende. In ‘Coded Nature’ (te zien tot 27 augustus 2018) gaat het om “bewustwording van een veranderende maatschappij waarin de impact van technologie groot is, zonder hierover een oordeel te vellen.” Grote woorden, actueel thema, dat zeker. ‘Drifter’ (2017) vond ik vooral fraai. Het traag en vrij in de ruimte zwevende betonblok deed me denken aan de zwevende steen van Wim T. Schippers. Die steen trotseert de zwaartekracht met drie elektromagneten in de sokkel die kracht uitoefenen op magneten die in de steen zijn verwerkt. Zoiets bespeurde ik ook bij ‘Drifter’. ‘Zwevende steen’ verheft zich nauwelijks en is daardoor verrassend en geestig, ‘Drifter’ niet. De film ‘Drifters’ maakte veel duidelijk. “Drifters is een twaalf minuten durende film over een entiteit die zijn oorsprong en bestemming ontdekt, gesitueerd tegen de achtergrond van de Schotse Hooglanden. De vraag die rijst is: valt er voor het individu te ontsnappen aan het collectief?” Gek, maar die vraag stelde ik mij niet. Ik bespeurde eerder een onafwendbare verstedelijking, omineus verbeeld door middel van zwevende blokken die – als vliegende schotels –, afgetekend tegen een maagdelijk landschap, hermetisch in elkaar schuiven tot er geen ontkomen meer aan is. Niet grappig. Eerder ernstig en esthetisch.
Helemaal op het eind van de tentoonstelling zag ik een video van Floris Kaayk, een van de inspiratiebronnen van Lonneke Gordijn en Ralph Nauta, het duo dat Studio Drift uitmaakt. Die video was fantastisch. Ik bedoel niet The Modular Body, maar The Order Electrus. Daarin ontstaat in een vervallen industrielandschap een nieuwe insectensoort die zich razendsnel vermenigvuldigt. De film is vormgegeven als een natuurdocumentaire, maar let op, de nieuwe insect bestaat uit elektronisch afval en loopt op het eind de hele wereld onder de voet, het blijkt een ware plaag. De zeven minuten durende film is eng, aangrijpend, geestig nee hilarisch, en beslist niet esthetisch. Kaayk fabriceerde niet minder dan een moderne ‘Frankenstein’. In het thema bespeurde ik sterke verwantschap met ‘Drifters’ van Studio Drift, maar de ernst en esthetiek van de laatste stond me nu nog meer tegen. Ik vond het teveel ‘Eindhoven’ en te weinig ‘Amsterdam’. Mag ik dat zeggen? Nee, dan Floris Kaayk. Kijk zelf maar: https://www.youtube.com/watch?v=mH6lg2F3EiI
Gelezen in FD van 10 februari 2018:
Bron: Asia Briefing Ltd.
In ‘Hongkong is op zoek naar een identiteit’ schreef Marcel de Boer niet zozeer over Hongkong als wel over de Greater Bay Area: de elf Chinese steden waaronder Hongkong die samen de Pearl River Delta vormen. De Bay Area, aldus zijn artikel in het FD van zaterdag 10 februari, verwijst naar een idee van de Chinese president Xi Jinping om alle steden in de delta van de Pearl River door middel van infrastructuur aan elkaar te smeden. Zo moet een metropool ontstaan met een economische productie van 1400 miljard dollar, “vergelijkbaar met de Zuid-Koreaanse economie en groter dan de Australische en Russische.” De steden, aldus De Boer, moeten stoppen met elkaar te beconcurreren en regels beter op elkaar afstemmen. Elke stad dient zich te specialiseren, waarbij Hongkong de logistieke en financiële dienstverlening moet gaan regelen. Er mag geen ‘drakenkopstad’ ontstaan, zo lees ik ook. Dat is een stad die alle bedrijvigheid opslokt. Elk van de elf steden moet beheerst groeien. “Xi denkt graag groot,” citeert De Boer Charles Ng, onderdirecteur van Invest HK. Naast de brug-tunnel tussen Macao en Hongkong wordt de hogesnelheidstrein tussen Hongkong en Shenzhen gezien als symbool van de nieuwe metropolitane ambitie. “Het wordt een metropool van wereldklasse,” stelt econoom Yifan Hu in het FD.
De ambitie van de Nederlandse regering, vastgelegd in de Ruimtelijk-Economische Ontwikkel Strategie (REOS), om de vier grote steden in de Randstad en het Brabantse Eindhoven tot één metropool aaneen te smeden doet sterk denken aan het Chinese plan. Ook in Nederland mag geen ‘drakenkopstad’ ontstaan. Amsterdam moet dimmen. Nieuwe infrastructuur en duidelijke afspraken tussen de steden in het westen en zuiden zullen verhinderen dat één van hen straks alle bedrijvigheid naar zich toe trekt. Een typisch staaltje verdeel-en-heerspolitiek, net als in China. Zo’n plan is uiteraard tot mislukken gedoemd, dat heeft de geschiedenis van de ruimtelijke planning genoegzaam geleerd. Steden hebben hun eigen dynamiek. Hoe groot is de Chinese Bay Area? Van Guangzhou naar Hongkong gemeten is de afstand 130 kilometer, van Macau naar Hongkong 65 kilometer. Die afstanden zijn vergelijkbaar met het Nederlandse schema. Alleen telt Guangzhou op tot 15 miljoen, Shenzhen 13 miljoen, Macao 600.000 en Hongkong ruim 7 miljoen inwoners. In totaal omvat de Bay Area 68 miljoen inwoners, over veertien jaar zullen dat er 86 miljoen zijn. Dat is toch echt wat anders dan de Randstad. Onze grote steden zijn aandoenlijk minuscuul, waar hebben we het eigenlijk over? Eerder doet het Chinese plan denken aan Londen en Parijs aaneengesmeed door een tunnel en HSL. Ik zou zeggen, laten we in Nederland eerst een echte stad bouwen, in plaats van nog meer infrastructuur.
Gelezen in NRC Handelsblad van 8 mei 1917:
Op maandagavond 5 maart 2018 spreekt marxistisch antropoloog Don Kalb (1959) de vierde Amsterdamlezing van 2018. Op 8 mei vorig jaar las ik in NRC Handelsblad een interview met hem waarin hij de integratie van Oost-Europa in de Europese Unie mislukt noemde. Kalb: “Als je gebieden met een verouderde industrie integreert in de Europese markt, dan leven ze niet op, maar storten ze in eerste instantie in. Iedere sociale wetenschapper weet dat. En dat is ook gebeurd. De toetreding in 2004 kwam te laat en was niet genereus genoeg.” Dit is volgens hem de oorzaak van de opkomst van neo-nationalisme in de perifere regio’s in het oosten. En dat ziet er niet goed uit. Lonen zijn er laag, vakbonden worden aan banden gelegd, er wordt gestreden om het aantrekken van westers kapitaal, belastingtarieven zijn daardoor laag, er is een sterke her-industrialisatie gaande, maar daarvoor moet op grote schaal geld worden geleend. Het resultaat is dat de bevolking zich afzet tegen de Europese Unie èn tegen de ‘uitvreters’ in eigen land, de niet-werkenden. Don Kalb is Brabander, maar woont in Antwerpen. In het verleden bezette hij een leerstoel aan de Central European University in Boedapest. Sinds kort is hij hoogleraar aan de Universiteit van Bergen, Noorwegen. In Noorwegen doet hij onderzoek naar nieuwe klasse-ongelijkheid in China, op het zuidelijk halfrond en in Europa.
Volgens Kalb is er wat ongelijkheid betreft een sterke onderlinge relatie tussen die continenten. Macht, arbeid, geschiedenis en klasse hebben zijn bijzondere interesse. Zelf groeide hij op in Eindhoven in de tijd dat Philips daar dominant was. De stad in het zuiden groeide in die tijd razendsnel, met een tegenstrijdige mix van high-tech, zelfvoorzienende boeren, gelovige arbeiders, armoede en een informele economie. Hij schreef er zijn proefschrift over. In ‘Expanding class’ liet hij zien hoe het Philipsconcern groot werd dankzij familisme, het waren vaders die hun dochters meenamen naar de fabriek. Jonge, ongeschoolde vrouwen werden op deze wijze geëxploiteerd. Tot 1920 was circa 70 procent van de arbeidskrachten van Philips vrouw. Tegenover een Noorse krant verklaarde hij op 25 november 2016: “We have reached a very important moment in capitalist history. The beast is not working, investment is zero, capital is worth nothing, and labour is worth ever less. That has not happened before.” De mondiale Gini-coëfficient (die ongelijkheid meet) heeft een niveau bereikt van 0,7. Dat is ongekend hoog. Dat kan zo niet doorgaan. Kalb: “My project is going to contribute to the ways we allow and enable ourselves to think about capitalism, how to help civilise it, possibly to end it and transform it into something else.” Op 5 maart 2018 spreekt hij uitgebreid, in CREA, aanvang 20.00 uur. De lezing is gratis. Meld u aan: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html
Gelezen in ‘Scale’ (2017) van Geoffrey West:
Bron: Ministerie van BZK
Hoe groot is de bereidheid tot reizen? En kunnen we de afstand niet verder oprekken? Dat zijn de onderliggende vragen van de makers van REOS, de nieuwe nota Ruimtelijk Economisch Ontwikkelstrategie van de rijksoverheid. Door snellere verbindingen tussen de toplocaties in de grote steden en met Eindhoven te maken hopen de ambtenaren de agglomeratiekracht van Nederlandse steden te versterken. Die is namelijk te gering. Dat komt doordat onze steden relatief klein zijn. Op dit moment wordt daarom een ‘internationaal concurrerend portfolio van toplocaties’ ontwikkeld die complementair zouden zijn en die gezamenlijk een bijzondere economische potentie zouden aanboren. Hier vindt straks, aldus de nota, “concentratie van agglomeratievoordelen” plaats. Let wel, de beoogde ‘concentratie’ vindt plaats in een wijdlopig netwerk van onderling verbonden punten. Tussen Amsterdam en Eindhoven (126 km) bedraagt de reistijd op dit moment 1,41 uur, tussen Eindhoven en Rotterdam (110 km) 1,15 uur, tussen Amsterdam en Rotterdam (74 km) 1,10 uur. Maar dan moeten er geen files zijn. Met de HSL-Zuid kan tussen Amsterdam en Rotterdam een forse tijdwinst worden geboekt. Zo’n kostbare oplossing zou ook tussen de andere steden gevonden moeten worden.
Infrastructuur is dominant in het REOS-denken en het aanbrengen van zoveel mogelijk toplocaties een sport voor de steden die de uitvoeringsagenda van het Rijk hebben ondertekend. Door middel van grootschalige infrastructuur wordt hier geprobeerd om van Centraal Nederland één grote stad te maken. Exit Randstad. Kan zo’n netwerk van toplocaties ooit als kennisstad functioneren? De Israëlische transportingenieur Zahavi ontdekte in de jaren zeventig dat mensen waar ook ter wereld zelden langer willen reizen dan gemiddeld een uur per dag. Deze maat bepaalt uiteindelijk de omvang van steden. Alleen als het transport sneller wordt, kan een stad in omvang groeien. In ‘Scale. The Universal Laws of Life and Death in Organisms, Cities and Companies’ trekt de Brits-Amerikaanse wetenschapper Geoffrey West daaruit de volgende conclusie: “The size of cities has to some degree been determined by the efficiency of their transportation systems for delivering people to their workplaces in not much more than half an hour’s time.” De maximale omvang van steden, berekende West, is op dit moment 40 kilometer van rand tot rand. Bij REOS gaat het om een stad van tenminste 100 kilometer. Opgave is dus om de reistijd tussen de grote steden meer dan te halveren. Blijft de vraag welk ruimtelijk effect digitale infrastructuur zal hebben. Zelfs in Silicon Valley trekt iedereen op dit moment naar San Francisco. En kunnen al die investeringen niet beter ín de steden plaatsvinden? Trouwens, hoeveel extra agglomeratiekracht gaat deze kostbare spreidingsoperatie opleveren? Ik kon het niet ontdekken.
Gelezen in FD van 20 januari 2018:
Bron: ING Economisch Bureau
Interessant ritueel spelletje daar in Den Haag. Het nieuwe kabinet stelt een schamele 950 miljoen beschikbaar om knelpunten in regio’s aan te pakken. Het heeft de Minister van Landbouw aangewezen om het geld te verdelen. Let op, er komen weer Rijkscadeautjes aan. En moet je eens kijken wat iedereen uit de kast trekt! Niet te geloven. Een heuse beauty contest! De regio Eindhoven spant de kroon. De burgemeester van Eindhoven riep het kabinet onmiddellijk op om het geld niet te versnipperen. Eerder al had de regio een nieuw station in de wacht gesleept en de toezegging van het kabinet gekregen dat het een dure hogesnelheidstrein tussen Düsseldorf, Eindhoven en Den Haag zal aanleggen. Nu schoof de regio het trio ASML, Philips en VDL naar voren om een claim op nog eens 170 miljoen euro te leggen. De bedrijven beloven daar 200 miljoen euro tegenover te zetten. Een heel wensenlijstje lag voor. Men had het allemaal al uitgerekend. Zo werkt Nederland. Den Haag moet hebben gesmuld.
Mathijs Bouman, columnist in FD, mengde zich in het lobbyen. Hij kwam zowaar met cijfers. De economie van landelijk Nederland – ‘Nederlandelijk’ – zette hij tegenover die van de vier grote steden. “Ook zonder de G4 is ons land een middelgrote speler in Europa.” Ja, vind je het gek? Heel overig Nederland bij elkaar optellen en tegenover de Randstad afzetten. Dacht je dat al die landelijke regio’s op zichzelf stonden? Die profiteren van alle mainports en grote steden, want ze vormen daarvan feitelijk het achterland. Ze vormen trouwens geen eenheid; de verschillen tussen regio’s zijn groot en worden steeds groter. Daags erna kwam ING met het overzicht over 2017. De Nederlandse economie groeit voorspoedig met liefst 3 procent. Maar de verschillen tussen regio’s zijn groot, voegde de bank daaraan toe. Groningen krimpt, maar Noord-Holland, Utrecht en Flevoland groeien bovengemiddeld: 3,5 tot 4 procent. Over de laatste tien jaar gemeten is Groot-Amsterdam de sterkste groeier, gevolgd door Noord-Brabant. Let wel, het zijn percentages. Altijd maar percentages. Hoe groot zijn de absolute verschillen tussen de economieën van Groot-Amsterdam en de regio Eindhoven? In Nederland mag dat niet worden gezegd. Slecht voor het lobbyen.
Gelezen in ‘’Toekomst cultuurbeleid’ (2017) van de Raad voor Cultuur:
Er waart een spook door Nederland. Het is het spook van de regionalisering. De Raad voor Cultuur te Den Haag bracht onlangs een visie naar buiten over de toekomst van het Nederlandse cultuurbeleid. Het stelt daarin dat aan de bestaande basisinfrastructuur en de rijksfondsen een derde categorie moet worden toegevoegd, namelijk die van de stedelijke cultuurregio’s. Dat zijn regio’s waar cultuur als een ‘ecosysteem’ werkt, waar ‘netwerken’ in het cultuur- en kunstenveld onderling sterk zijn verbonden. De Raad onderscheidt twaalf tot zestien regio’s. Alle kenmerken zich door een ‘sterke centrumgemeente’ waar een ‘hoog voorzieningenniveau’ aanwezig is, met omliggende gemeenten die dit aanbod aanvullen. De parallellen met bewegingen in het ruimtelijke-economische domein en het domein van het bestuurlijke stelsel zoals het rapport ‘Maak verschil’ van het Ministerie van BZK zijn opvallend. De Raad gebruikt zelfs termen als ‘agglomeratiekracht’ als het gaat om de werking van de culturele infrastructuur in de regio. “Gebruik stedelijke cultuurregio’s als partners voor het realiseren van de doelstellingen van cultuurbeleid. Zulke regio’s hebben voldoende agglomeratiekracht om een compleet cultureel ecosysteem in stand te houden. Ze kunnen inspelen op de samenstelling en behoefte van de bevolking, en rekening houden met het lokale makersklimaat.” Allemaal ruimtelijk-economisch jargon dat de cultuursector is binnengeslopen.
Rijksgeld voor cultuur wordt hier ruimtelijk herverdeeld, laat dat duidelijk zijn. De provincie Noord-Brabant lobbyt al jaren voor meer cultuurgeld voor Eindhoven en omgeving, andere provincies dongen mee naar het predicaat ‘Culturele hoofdstad van Europa’, met Friesland als winnaar. De Raad: “Het cultuurbeleid is sterk nationaal georiënteerd en is vooral gericht op individuele instellingen en niet op de samenhang van culturele voorzieningen. Beleid en geldstromen versterken elkaar in de praktijk nog onvoldoende. De huidige convenanten hebben dit probleem niet kunnen oplossen. Maar als regionale keuzes belangrijke overwegingen worden in het landelijke beleid, dan kan er lokaal een discussie op gang komen over de betekenis en invulling van het culturele aanbod die er echt toe doet.” Help, we koersen af op een cultureel MIRT, een Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte, Cultuur en Transport. “Nodig stedelijke cultuurregio’s uit om met een overtuigend en inspirerend plan te komen voor hun lokale culturele ecosysteem. Een plan waarmee een regio op zijn eigen manier invulling geeft aan de doelstellingen van het cultuurbeleid met een beleidshorizon van zes jaar. Stel op korte termijn stimuleringsgelden beschikbaar om de samenwerking binnen stedelijke cultuurregio’s te bevorderen.” Zie je wel? En dat terwijl het vrijwel alle Nederlandse regio’s juist aan agglomeratiekracht ontbreekt. Kijk nog eens goed naar het kaartje. Alle steden ongeveer even groot getekend. Het is een opstand van de provincie tegen de metropool.
Gelezen in FD van 8 oktober 2016:
Duidelijke boodschap van Peter Wennink, topman van chipsfabrikant ASML in Veldhoven, afgelopen weekeinde in FD. Alleen al de kop op de voorpagina was veelbetekenend: “ASML naar de Randstad? Uitgesloten”. Snel dus door naar pagina 6 en 7. Wennink bleek door de Brabantse lobbymachine naar voren geschoven om een helder statement te maken richting Den Haag. Altijd Den Haag. Er komen daar weer verkiezingen aan, de ministeries maken hun kabinetsstukken, de politieke partijen leggen hun oor te luister in de provincie, de Eindhovense burgemeester is net vertrokken. Wat is het Brabantse wensenlijstje?, vroegen de journalisten De Lange en Olsthoorn bereidwillig. Een breed brainportplan, internationale infrastructuur, hogesnelheidsverbindingen, een internationaal congrescentrum, meer rijksgeld voor hoge cultuur en topsport. Wennink: “Er is geen rijksmuseum onder de grote rivieren. Niet één.” Ziedaar een CEO van een groot bedrijf die zich de rol van politicus aanmeet. Nee, Wennink piekert er niet over om met zijn bedrijf naar Amsterdam te verhuizen. “Ga ik naar Amsterdam, dan moet ik al die (toeleverende) bedrijven meenemen.” En de vrouwelijke minister die hem ooit toefluisterde dat een beetje afstand voor zijn internationale kenniswerkers niet veel uitmaakt omdat ze dat in China wel gewend zijn, wees hij streng terecht. Das was echt flauwekul. Alles moet, omgekeerd, naar Brabant.
In één ding moeten we Wennink gelijk geven. Brabant hoort niet bij de Randstad en de afstand tussen Eindhoven en Amsterdam is te groot voor echte agglomeratiekracht. Een minister die denkt dat Nederland één grote stad is, heeft het inderdaad goed mis. Maar om nu de rijksoverheid te dwingen voor een succesvolle chipsfabrikant die alleen met dure EUV-technologie kan overleven en die daarvoor de beste kenniswerkers ter wereld aan zich moet binden miljarden overheidsgeld naar Brabant te sluizen is ook zowat. Dat die kenniswerkers in een echte metropool willen leven, betekent nog niet dat de metropool naar Mozes moet komen. Nog eenmaal Wennink: “De toegevoegde waarde van ASML is groter dan die van de hele Tweede Maasvlakte (…) Waar zit het toekomstige verdienmodel van Nederland? Hier in Brabant.” Lijkt me niet correct. Het toekomstige verdienmodel van Nederland zit niet in een gespreide ontwikkeling, maar in echte metropoolvorming, in een sterk geconcentreerde stedelijke ontwikkeling in hoge dichtheid vlak bij Schiphol. In Den Haag zouden ze ASML een verhuispremie moeten geven, net zoals ze vroeger verhuispremies aan bedrijven gaven om uit de Randstad naar Brabant te vertrekken.
Gelezen in ‘Tampere Region Innovation Strategy’ (2008):
Hoe groeit een stedelijke economie? En kun je die aanjagen? Tampere is een Finse industriestad met circa 250.000 inwoners. Zoiets dus als Eindhoven. De Finse regio laat zich ook goed vergelijken met Noord-Brabant. En net als Eindhoven de stad van Philips is, zo is Tampere de stad van Nokia. Tampere is de industriële kurk waar de Finse economie tot voor kort op dreef. Immers, net als de klap die Philips en Daf in 1993 de regionale werkgelegenheid uitdeelden, voelt ook de regio van Tampere op dit moment de klap als gevolg van de ineenstorting van het Nokia-concern een paar jaar geleden nog steeds. Apple is de grote boosdoener. Het machtige Finse Nokia is nu onderdeel van het Amerikaanse Microsoft. Het verlies aan werkgelegenheid in Finland was enorm. Die duizenden werkloze ingenieurs trokken gelukkig weer een bedrijf als Intel aan, maar daarmee is het regionale leed nog lang niet geleden. Ziedaar het probleem van industriële regio’s die zich specialiseren en die daarbij teveel afhankelijk worden van een enkel industrieel concern.
Hebben Eindhoven en Tampere hun leven gebeterd? Je losmaken van het succesverhaal van een Nokia of Philips is lang niet makkelijk. Afgelopen zondagavond zagen we op de VPRO-televisie in een Tegenlicht-uitzending (‘De macht aan de stad’) hoe Eindhoven dat losmaken op dit moment moeizaam doet. In Tampere doen ze het weer anders. Hun regionaal-economische strategie kent een aantal interessante aspecten. De Finnen kiezen bewust voor crossovers, dus geen clusters of specialisaties meer, maar interactie tussen alle velden en expertises. Men bouwt er regionale platforms waarin alle partijen samenkomen om alles te delen. Ook hun internationale netwerken breiden ze sterk uit. En, misschien wel het belangrijkste: “raising of general awareness of the major challenges facing the region," ook dat doen ze. De strategie dateert van 2008. Ze werd opgesteld door Marjatta Maula van Tampere University of Technology in samenwerking met alle betrokken partijen. We zijn nu zes jaar verder. Werkt het ook? Ik sprak erover met Willem van Winden, lector regionale economie aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij is het aan het onderzoeken.
Gelezen in ‘Vitale stad’ nr. 2, 2013:
Binnenkort opent een nieuw topinstituut van chipsfabrikant ASML uit Veldhoven zijn deuren in het Amsterdamse Science Park. Honderd wetenschappers gaan er fundamenteel onderzoek doen naar nanolithografie – technologie die de snelheid van chips verder moet opvoeren. In een special van het tijdschrift ‘Vitale Stad’ over ‘smart people, smart cities’ verbaast hoogleraar city- en regiomarketing Gert-Jan Hospers zich over de gekozen locatie. "Brainport Eindhoven is koploper op het gebied van de Triple Helix-gedachte, waar ondernemers, overheden en onderzoeksinstituten de handen ineenslaan op het gebied van innovatie – iets waar het nieuwe instituut van ASML toch behoefte aan heeft. Amsterdam heeft die uitstraling veel minder." Ook vindt hij Amsterdam als woonplaats helemaal niet geschikt voor bèta’s. "Voor bèta’s is Noord-Brabant een aantrekkelijker woonplek dan Amsterdam." Nijmegen en Aken, die ook in de race waren, noemt hij verder niet.
Kennelijk ziet de Nijmeegse hoogleraar de verschillen tussen alfa’s en bèta’s heel duidelijk, en ook dat er verschillen zijn in woonvoorkeuren tussen beide. Dat is goed nieuws. Echter, door Amsterdam uitsluitend met alfa’s te identificeren en heel Noord-Brabant met bèta’s, maakt hij een cliché van beide gebieden. Amsterdam is door zijn grootstedelijkheid divers en Eindhoven wil ook cultuur ontwikkelen. Trouwens, alfa’s kunnen heel goed in Brabant wonen en bèta’s in Amsterdam. Dat Amsterdam het topinstituut wist aan te trekken, moet met iets anders te maken hebben gehad. In ieder geval bewijst het feit dat de gemeente Amsterdam, het Veldhovense bedrijf en een drietal Amsterdamse onderzoeksinstituten – UvA, VU en Amolf – aan het instituut meebetalen, dat de Triple Helix-gedachte ook in Amsterdam succesvol in praktijk wordt gebracht. Zelf meldde ASML bij de bekendmaking op 27 mei 2013 dat Amsterdam had gewonnen vanwege "een doordachte onderzoeksagenda met diepgang en creativiteit." In Brabant blijft de productie. Diepgang en creativiteit. Dus toch iets met Amsterdamse alfa’s?
Gelezen in NRC Handelsblad van 18 oktober 2008:
De aanleiding was een gesprek over regionale specialisatie. Moeten stedelijke regio’s zich wel specialiseren? Ik bracht het in verband met een eerder gesprek waarin iemand had beweerd dat de regio Eindhoven internationaal gezien voor Nederland belangrijker is dan Groot-Amsterdam. Hij had daarbij naar het bedrijf ASML in Veldhoven verwezen, waardoor hij op zijn minst de verdenking op zich laadde een bedrijf te verwarren met een hele regio. Enfin, specialisatie in het high tech-domein dus, is dat goed? Economisch lijkt er niets op tegen, integendeel. Zo’n regio kan de allerbeste worden op zijn terrein. Kwetsbaar wordt hij wel. Dat merken steden als Detroit, Manchester, Liverpool, Rotterdam en Heerlen op dit moment. Jane Jacobs sprak van ‘company towns’. Een tijdlang maken zulke steden ongelooflijke winst, maar daarna kunnen ze diep zinken. Niet specialiseren dan? Ik vroeg mij af hoe het eigenlijk de mensen vergaat.
Ruim twee jaar geleden verscheen in NRC Handelsblad een groot artikel van de hand van Julie Wevers over autisme in de regio Eindhoven. Destijds vond "een ware autisme-explosie’ in Zuid-Oost Brabant plaats. Het aantal volwassenen dat aanklopte voor hulp in verband met autisme was in dat jaar verdubbeld. Psycholoog Frank Vroemen: "Er zijn hier meer autisten dan in de rest van Nederland, ik weet het zeker." Autisme komt voor bij 1,16 procent van de Nederlandse bevolking. Het is een verzamelnaam voor een bonte stoet diagnoses die in hoge mate erfelijk zijn. Autisten verwerken informatie op een andere manier in de hersenen. Ze hebben moeite met sociale contacten, tonen vaak een overmatige belangstelling voor één onderwerp en kunnen slecht omgaan met veranderingen. Wevers haalde expert Rosa Hoekstra aan. Zij werkt bij het Autisme Research Centre van de Universiteit van Cambridge. "Niet alleen over Eindhoven, ook over andere hightechregio’s zoals Silicon Valley, Seattle en Stockholm hebben autisme-experts sterke vermoedens over een verhoogd aantal autisten." Dat er een relatie bestaat tussen autisme en techniek ligt voor de hand. Sommige scholen in de Eindhovense regio richten zich op autisme, de TUE doet onderzoek naar autisme onder studenten, er ontstaan in en rond Eindhoven uitzendbureaus die gespecialiseerd zijn in autistisch personeel (autisten zijn door hun concentratie bijvoorbeeld uitstekende testers van software). Over regionale specialisatie gesproken! Overigens, autisten lopen een grote kans om maatschappelijk te mislukken. "Autistsch talent is kwetsbaar." Dus gespecialiseerde regio’s zijn ook kwetsbaar. Kwetsbaar? Dat was precies de boodschap van Jane Jacobs.
reacties