Gelezen in ‘Vital Little Plans. The Short Works of Jane Jacobs’ (2017) van Samuel Zipp e.a.:
Bron: CNU Journal
Laten we Jane Jacobs nog eenmaal het woord gunnen. Het onderwerp is ‘gentrification’. In haar ‘Vincent Scully Lecture’ van 11 november 2000 schetste de Amerikaanse stedenkenner het veranderende stadsbeeld als gevolg van instroom van geld, van rijke nieuwkomers, van een geleidelijke opwaardering van buurten. Arme buurten worden door kunstenaars en ambachtslieden ontdekt. Deze buurten blijken eigenlijk best mooi. Dit opent de ogen van jonge tweeverdieners. Mensen verhuizen. De buurten zitten in de lift. Panden worden opgeknapt. Huren stijgen. Geld stroomt naar binnen. Jacobs: “As long as gentrification proceeds gently, with moderation, it tends to continu to be beneficial, and diversifying.” Maar, voegt ze eraan toe, steeds vaker is de periode van waardestijging verrassend kort. Veel te kort. Als zoveel rijke mensen ineens een arme buurt binnenvallen, krijgt gentrification plots kwaadaardige trekken. Met vastgoed wordt driftig gespeculeerd, arme mensen worden verdreven, rijken nemen bezit van de wijk. Terwijl die laatsten zich uiteindelijk ook bedrogen zullen voelen. Diversiteit is ineens verdwenen. Dure wijken blijken doorgaans saai.
Wat is hiertegen te doen? Jacobs adviseert bewuste gentrificatiestrategieën voor buurten waar de waardestijging niet vanzelf gaat, om zo de druk op gewilde buurten af te leiden. En ze beveelt aan eigendomsrechten te regelen voor kunstenaars en nonprofit-organisaties juist in opkomende buurten. Wat alles zo problematisch maakt zijn de stijgende huurprijzen, schrijft ze. Vertrouwde winkels leggen het loodje. Er ontstaat een monocultuur. Jacobs stelt voor om panden op te kopen, mensen in staat te stellen vastgoed te verwerven in hun eigen buurten, “that ownership is the surest protection against being priced out of a place of work.” In plaats van de strijd aan te binden met de vijand kan het verstandiger zijn om het spel mee te spelen, voegt ze eraan toe. “We might as well learn how to make constructive alliances with the workings of time because time is going to continue happening; that’s for sure.” De Amerikaanse planner Michael Mehaffy maakte er een diagram bij (zie plaatje). Laat de tijd zijn werk doen, accepteer dat buurten kunnen gentrificeren, zorg voor extra aanbod door in achterblijvende buurten te investeren, geef mensen de mogelijkheid om vastgoed te verwerven, verzet je niet maar speel het spel. Nuttige adviezen. Uitstekende lezing.
Gelezen in ‘The Manchester paradox’ in Prospect van 4 maart 2019:
Bron: BBC
Driftig wordt er gebouwd in de noordelijke industriestad Manchester, de skyline wordt hier gedomineerd door tientallen kranen. Tegelijk vindt de bezoeker van de ruim 500.000 inwoners tellende Britse stad steeds meer dak- en thuislozen op straat. In 2017 stierven 21 mensen zonder een dak boven hun hoofd. Ze noemen het de ‘Manchester paradox’. Alles deed het gemeentebestuur om de bouwwoede aan te wakkeren. Ze reisde zelfs naar China om investeerders in vastgoed aan te trekken.Vooral in het centrum van Manchester worden de laatste jaren extreem veel woningen gebouwd: 2.000 appartementen in 2017, de komende drie jaar nog eens 9.000 extra. Woonden er in 1985 nog 400 mensen in het stadscentrum, vorig jaar waren dat er al 40.000. In de jaren ‘80 en ‘90 probeerden opeenvolgende gemeentebesturen private investeerders te verleiden om in en rond de binnenstad te bouwen, de laatste jaren trokken ze zelfs investeerders uit het verre Midden-Oosten aan. Imposant is de nieuwe skyline van Manchester, deze doet eerder denken aan Dubai dan aan een Europese stad. Manchester is als Rotterdam: dure hoogbouw en tegelijk armoede in de buitenwijken. Al dat verwoede bouwen blijkt nauwelijks te baten. En publieke investeringen in infrastructuur lopen hopeloos achter.
Wat is er aan de hand? Jonge, hoogopgeleide starters vestigen zich massaal in de binnenstad van Manchester, dit doen ze vooral sinds de BBC in Salford zijn hoofdkwartier opende. De universiteiten in de stad groeien als kool, de restaurants en horeca doen het uitstekend. Huren en vastgoedprijzen stijgen snel. Het lijkt wel alsof iedereen in ‘downtown’ wil wonen. Vooral de afgelopen vijf jaar zijn buurten in en rond de binnenstad in een oogwenk hip en trendy geworden. Tegelijk hebben de bezuinigingen van Westminster op het gemeentefonds hun tol geëist; gemeentelijke instanties zijn nauwelijks in staat om de onderkant van de samenleving bij te staan of met middelen te ondersteunen. Het aantal daklozen is sinds 2010 scherp gestegen. Woningbouwcorporaties zijn door de Britse staat gekortwiekt, huurders van sociale woningen worden geconfronteerd met enorme prijsstijgingen. Zelfs het openbaar vervoer is duur geworden, terwijl de arme bevolking van Manchester in de verre buitenwijken woont, waar ze is aangewezen op busvervoer naar werk en voorzieningen. Er dreigt een verkeersinfarct. De stad telt meer dan 5.000 urgente woningzoekenden, maar de voorraad sociale woningen is verre van toereikend. Het succes van Manchester is goed nieuws. Echter, de Britse regering laat verstek gaan, is afwezig, althans dat stellen betrokkenen. Het verklaart waarom veel Britten op de linkse Jeremy Corbin stemmen. En het verklaart waarom veel inwoners van steden als Manchester hoogbouw haten of negeren. Voor hen betekenen die torens grove nalatigheid.
Gelezen in ‘Sociologie de Paris’ (2014) van Michel Pinçon en Monique Pinçon-Charlot:
Elegant boekje van het sociologenechtpaar Pinçon over de gentrificatie van Parijs. Het origineel stamt uit 2004, een herziene druk zag het licht in 2014. Ik las het afgelopen week tijdens mijn verblijf in het 19de arrondissement. Beide echtelieden zijn verbonden aan het Centre National de Recherche Scientifique (CNRS), Michel doet er onderzoek naar arbeiders, Monique naar stedelijke gentrificatieprocessen. Pinçon steunt openlijk het linkse kamp van Jean-Luc Mélenchon. Het boekje is elegant omdat het de sociale stratificatie van Parijs helder uiteenzet langs historisch-geografische lijnen. De segregatie van Parijs is al heel oud. De verburgerlijking van Parijs die in het boekje wordt beschreven is echter nieuw. Eeuwenlang was Parijs overwegend een arme en revolutionaire arbeidersstad, de rijkdom was er altijd geconcentreerd in het westelijke deel. Nu raakt de hele stad – althans binnen de contouren van de rondweg – de Périphérique – zwaar gegentrificeerd. Het centrum wordt zelfs extreem rijk, met buurten bestaande uit overwegend pieds-à-terres van chique lui uit de hele wereld. Tegelijkertijd proletariseren en verkleuren de buitenwijken buiten de ring, dus het contrast wordt steeds groter. De snelle verburgerlijking van Parijs wordt voortgestuwd door de komst van zogenoemde ‘bobo’s’: bourgeois-bohèmes, dat zijn jonge stedelingen overwegend werkzaam in de creatieve industrie. Alleen het 19e en 20ste arrondissement in het noordoosten rond het Bassin de la Villette, waar ik verbleef, blijven hardnekkig weerstand bieden.
Het echtpaar verbaast zich over het feit dat Parijs ondertussen politiek steeds linkser stemt. Parijs stemde altijd juist rechts, maar sinds 2001 ontstaan er lokaal voortdurende linkse meerderheden. Ze brengen dit in verband met het feit dat de nieuwe bourgeois-bohèmes overwegend linkse sympathieën koesteren. Ze denken dat het te maken heeft met de gelijktijdige toestroom van arme migranten, want Parijs oefent ook grote aantrekkingskracht op hen uit. Die confrontatie is voor jonge mensen moeilijk te verdragen. Jonge stedelingen die de arbeidersbuurten, de fabrieken en de oude cafés juist zo aantrekkelijk vinden en die zelfs heimwee hebben naar de Parijse revoluties van 1968 en 1871 (de Commune), lijken met een heus schuldgevoel te kampen. Misschien, schrijven de echtelieden, kopen deze zelfbenoemde erfgenamen van de linkse revoluties hun schuldgevoel af door links te stemmen. Want tegelijk zijn ze voor economisch liberalisme. Het is als: wij werken hard en willen feest vieren; laat de gemeente voor de armen zorgen. Dat is wat je in Parijs op straat ook ziet: jonge feestvierders gecombineerd met gemeentelijke reinigingsdiensten, gemeentelijke voedselbanken, gemeentelijke opvanghuizen. Het viel me vooral op in mijn 20ste arrondissement: verslaafden en vluchtelingen mengden zich met jonge stedelingen op een door de gemeente georganiseerde ‘Paris Plage’. Het beeld wijkt overigens sterk af van de rest van Frankrijk. Ook dat verschil wordt steeds groter.
Gelezen in ‘The Creative Destruction of New York City’ (2017) van Alessandro Busà:
Bij Oxford University Press verscheen afgelopen jaar een gedegen boek dat de balans opmaakt van vijftien jaar ‘drastisch herbestemmen en re-branden’ van New York. Auteur: Alessandro Busà. Busà is een jonge Duitse wetenschapper uit Berlijn die in 2006 New York binnenkwam op een J-1 visum omdat hij daar een onbetaalde baan kon krijgen. En dat in een van de duurste steden op aarde. Hij leek wel gek. In het voorwoord beschrijft hij hoe hij van kamer naar kamer zwierf, telkens verdreven door pandjesbazen die hogere huren eisten. Na het afronden van zijn studie in Berlijn keerde hij in 2010 naar new York terug. Inmiddels bleek de stad onbetaalbaar geworden. “Don’t get me wrong: living in New York is absolutely fantastic.” Maar wat een spanning en hoe moeilijk om je droom te verwezenlijken in deze meest ongelijke stad op aarde, wil hij maar zeggen. De rest van het boek is een lange aanklacht tegen voormalige burgemeester Michael Bloomberg. Ook de twee eerdere burgemeesters hebben de stad uitgeleverd aan het grootkapitaal. Volgens Busà zijn burgemeesters er niet om hun stad te branden en te verkopen, maar armen te helpen en ongelijkheid te bestrijden. Zelfs de huidige linkse burgemeester De Blasio krijgt er stevig van langs. Tot nog toe heeft hij niets gedaan om het ongunstige tij te keren.
Belangrijkste instrument in de stadspolitiek van NYC was en is ‘rezoning’. Busà beschrijft nauwkeurig hoe dat in zijn werk gaat. Het gemeentebestuur ontwikkelt een nieuw bestemmingsplan voor een buurt waarin beduidend meer programma past en waar dikwijls verder in de hoogte mag worden gebouwd. Ontwikkelaars grijpen die mogelijkheid aan om goedkope oude panden af te breken en nieuwe dure hoogbouw te introduceren. Gevolg: hele snelle gentrificatie en waardestijgingen van het bestaande vastgoed. Amanda Burden, directeur van de NYC Planning Commission, is in de ogen van Busà de hoofdschuldige. Zelfs in Harlem rond 125th Street zijn de prijzen skyhigh gestegen. Alleen al in 2015 werden in New York 50.000 bouwvergunningen afgegeven, het hoogste aantal sinds de jaren ‘60. Busà noemt het “a game that is based on the physical, social, and symbolic re-engineering of low-income communities across the board, to encourage high-end residential and commercial investment and the influx of new, more affluent city consumers.” Er wonen nu 8,537,673 inwoners in New York. In 2010 waren dat er nog 8,175,133. In vijf jaar tijd kwam er een stad van 350.000 inwoners bij. “The city has not witnessed such a robust pace of growth in over a half-century,” lees ik op de website van de gemeente. En geef toe, wie zou er niet graag in New York willen wonen? Vergeet citymarketing en bouw meer sociale woningen. Dat is de boodschap van Busà.
Gelezen in ‘Rise and Sprawl (2016) van Hans Ibelings:
De Canadees-Nederlandse architectuurcriticus Hans Ibelings stuurde me een mail naar aanleiding van mijn blog over zijn nieuwste boek ‘Rise and Sprawl’. ‘Rise and Sprawl’ gaat over de opmerkelijke opmars van hoogbouw in het centrum van Toronto, Canada. Zelf, schreef hij me, was hij het meest tevreden over de wijze waarop hij in zijn boek had afgerekend met ‘Death and Life of Great American Cities’ van Jane Jacobs. Dus sloeg ik zijn boekje er nog eens op na. Het werk van ‘patroonheilige’ Jacobs was eenzijdig op de stoep en de voetganger gericht, ze had zich vooral tegen de overheid gekeerd, in de persoon van de machtige stedenbouwkundige Robert Moses, veel minder tegen het Modernisme als zodanig. Alle planners waren in haar ogen fout, alle andere mensen goed. Ibelings, eerst nog spottend en badinerend, stelt Jacobs vervolgens op één lijn met tijdgenote en communistenhater Ayn Rand. Ibelings sluit niet uit dat het redacteurschap van Jacobs van het propagandatijdschrift ‘Amerika Illustrated’ in de Koude Oorlog hiermee te maken heeft gehad. Zou het werkelijk?
Het vertrouwen van Jacobs in deregulering gíng volgens Ibelings heel ver. Daarvoor haalt hij een interview aan in The Atlantic van Richard Florida met Jacobs. Hun gesprek ging over gentrificatie. Jacobs hekelde de door de overheid gestuurde stadsvernieuwingsprogramma’s, maar ze keerde zich ook tegen de commerciële vastgoedpraktijken. Florida: “She went on to describe how cities have an amazing capacity to reorganize and reenergize themselves.” Daarna gaf ze Florida een lesje in een levenscycli van buurten en wijken, die eindigde met de uitspraak ‘Well, Richard, you must understand: when a place gets boring, even the rich people leave.’ Voor Ibelings is dit een bewijs dat Jacobs tegenstander was van overheidsinmenging. De recente, in zijn ogen ongereguleerde hoogbouw-hausse in Toronto acht hij dan ook in overeenstemming met het type stad dat Jacobs kennelijk voor ogen stond. Bij deze ironische conclusie haakte ik af. Afgezien van alle eerdere retoriek is het gewoon niet waar. Jacobs hoorde bij een protestgeneratie die zich fel verzette tegen grootschalige sloop en arrogantie van overheden, ontwerpers en projectontwikkelaars. Ze dacht vanuit de mensen. Later ontwikkelde ze een theorie over organische gentrificatie. In ‘Systems of Survival’ (1994) zou ze de verhouding tussen private sector en overheid als twee syndromen tegenover elkaar plaatsen, elk met een eigen moraliteit. Beide waren nodig, geen van beide mocht domineren. “So perhaps we have a useful definition of civilization: reasonably workable guardian-commercial symbiosis.” Jacobs was een pragmatist. Haar op één lijn stellen met objectivist Ayn Rand is onjuist, nee erger.
Gelezen in de New York Times van 11 september 2016:
Zin in positief nieuws? Op 11 september 2016 berichtte de New York Times over een fantastisch project in Atlanta, Georgia. Het gaat over de Beltline, een netwerk van fiets- en wandelpaden in een stedelijk parklandschap, een project vergelijkbaar met de High Line in New York, maar dan groter, ambitieuzer, want op een voormalige ringspoorlijn binnen de uitgestrekte stad, die in onbruik was geraakt en die nu wordt omgetoverd in een langgerekt openbaar park. De eerste twee mijl – Eastside Trail – kwamen in 2012 gereed en zijn nu al een doorslaand succes. De volgende drie mijl komen binnenkort gereed en voeren langs de westzijde, waar de Afro-Amerikaanse gemeenschap van Atlanta woont. Atlanta is, zoals waarschijnlijk bekend, een extreem gesegregeerde stad die al decennia geteisterd wordt door een ‘witte vlucht’ en een heel ongezonde suburbanisatie. Terwijl veel Amerikaanse steden de laatste jaren moeizaam herstelden en hun centrum weer zagen opbloeien, verliest Atlanta nog altijd bevolking. Met de Beltline lijkt aan die vlucht naar buiten een einde te komen. Burgers en stichtingen hebben al 54 miljoen dollars opgehaald om de parkaanleg te bekostigen. Dit heeft voor 3 miljard dollar investeringen in vastgoed – woningen en winkels – langs het nieuwe park gezorgd. Betrokkenen denken zelfs dat Atlanta de komende 15 jaar in omvang kan verdubbelen (van 463.000 naar 900.000 inwoners). Noem het een megasucces.
Het allermooiste van de Beltline-geschiedenis is dat nota bene een masterstudent, Ryan Gravel, dit alles in gang heeft gezet. Gravel studeerde een tijdje in Parijs, waar hij onder de indruk raakte van de parken, waaronder de Promenade Plantée over de voormalige Bastille spoorlijn. Door hem werd een proces ontketend van hoop en initiatief en zo startte hij, eenmaal terug, in zijn geboortestad een burgerbeweging. Op dit moment is er een professionele organisatie werkzaam die de aanleg van het park stipt regelt. Wanneer in 2030 de gehele spoorlijn tot park zal zijn getransformeerd, zal de droom van Gravel de stad een waardestijging van 4,8 miljard dollar hebben opgeleverd en 45 buurten – rijk en arm, wit en zwart – met elkaar hebben verbonden. Nog zoiets moois: in Atlanta is inmiddels een discussie op gang gekomen over de nadelen van gentrificatie – de opwaardering en waardestijging van oude buurten – als gevolg van de Beltline en de noodzaak om ook weer sociale woningen te gaan bouwen. Dat hele programma was door de stad in de crisis juist stilgelegd. Gravel is tegenwoordig planoloog in Atlanta. Voor mijn studenten planologie een regelrechte opsteker!
Read in ‘The New York Nobody Knows’ (2013) of William Helmreich:
On 12 May 2016 Richard Florida wrote an article in Citylab on a new report of the NYU’s Furman Center for Real Estate and Urban Policy on gentrification in the Big Apple. The researchers divided 55 New York City neighborhoods into three categories: gentrifying, non-gentrifying, and higher-income. Gentrification is happening in 15 neighborhoods (27 percent), 7 are non-gentrifying, and 33 neighborhoods are higher-income already since 1990. The gentrifying neighborhoods were all in Upper Manhattan and in Brooklyn (Williamsburg/Greenpoint). Rent increase in Brooklyn is “a whopping 78 percent”, in West-Harlem and the Lower Eastside more than 50 percent, in Morningside Heights 30 percent. Florida: “Gentrification in New York City is the outcome of a series of economic and demographic trends that have transformed the city more broadly – notably, the surge in more educated, affluent, younger, and single people headed back to the city.” Average households income are rising. Young, educated people all seem to concentrate. The population of New York City as a total is rising again too, also in the non-gentrifying and higher-income neighborhoods. So, do gentrifiers displace the poor? No. In reality poor ànd rich, they all have to deal with steeply rising rent burdens.
The article, sent to me by Lars Boering, managing director of World Press Photo, reminded me of the chapter on gentrification in a great book written by William Helmreich. In ‘The New York Nobody Knows’ (2013), this professor of Sociology at the Graduate Center of CUNY, explored the city by walking 6000 miles through its streets, thus reaching out for every corner and alley. His conclusion is: “When all is said and done, gentrification is a complex issue. It has swept through many parts of the city and has been helped along by many interests. It is changing the face of New York and will shape its future for decades. By observing it on the ground, it becomes possible to see these complexities from different angles, many of the positive, some not necessarily so.” In the Netherlands people think gentrification is dubious. Dutch opinionmakers better be envious, walk 6000 miles in New York City, or read ‘’The New York Nobody Knows’. There’s reason to be far more positive.
Read in The Guardian of 20 July 2015:
In Amsterdam it’s bad. In San Francisco it’s even worse. Yesterday we made a walking tour with policymakers of the municipality of Amsterdam who want to promote local startup ecosystems. We crossed the eastern part of the inner city. How to attract new tech-jobs?, they asked. Amsterdam is as big as San Francisco: bit more than 800.000 inhabitants. Why attracting tech-jobs when housing prices are steeply rising and neighbourhoods get filthy expensive? Do they want even more gentrification? It made me think of the problems in Tenderloin, San Francisco. More than 10.000 technology workers from Twitter, Spotify, Zendesk, Yammer and other companies have moved into the Tenderloin and the adjacant Mid-Market district. Rory Carroll wrote about this part of town in The Guardian last summer. “Tenderloin is filled with impoverished families, homeless people, drug addicts and the mentally ill. You don’t need an app to figure out who usually wins such contests.”
Tenderloin is host to an influx of tech companies. Social problems and tensions in this district could be solved if the technies would integrate. Will they? Some 78% of housing in this area is still affordable and 54% is rent-controlled. Office vacancy has dropped from 25 to 4%. The tech arrivals are co-existing with the Tenderloin people. At least so far. Tenderloin will not gentrify like Williamsburg in New York City, but it is certainly changing. “It remains to be seen what the outcome will be.” So why promoting startup ecosystems if they develop spontaneously, even invade poor city districts? Once a city starts burning, it easily gets overheated. Of course, as a city you have to be successful first. Amsterdam is doing well. The city should be careful now. It better protects its affordable housing stock and keeps its system of rent-control. And why not asking the techies to become a kind of social entrepreneurs?
Seen in Belgrade, Serbia, on 23 May 2015:
The theme of the conference, part of the 10th edition of BINA, the Belgrade International Architecture Week 2015, was: ‘Citizens and City Making’. “Having in mind the actual practice, (the) conference aims to be more than an academic debate on different methods of participation and collaboration in city making; its aims (is) to define the role of professionals and citizens in mobilizing city makers towards creating conditions for just, inclusive and sustainable urban development.” As one of the speakers I could live with this quote. But then it continued: “The widening global gap between the mainstream protocols of city making and citizens’ demands for the right to the city has exposed urban development as a predatory process that renders the city a trading asset.” This made me feel rather uncomfortable. Other speakers were discussing Lefebvre, Marx and Harvey. The reason why the whole atmosphere of the conference was ideological I could easily guess: the city is starting to develop the Belgrade waterfront without consulting its citizens. Not so clever.
The Belgrade waterfront has a 40 year history of planning studies, focussed on brownfield development near the Belgrade railway station close to the river. Nothing came out of it so far. Arab money seems to make things going. Belgrade might become a hub in Southeastern Europe. Developers from the United Arab Emirates have opened an impressive exhibition in a former Serbian palace, showing a huge model of a brand new city on the banks of the river Sava; skyscrapers and a big shopping mall make you believe that this will be Dubai, Abu Dhabi, Shanghai or Rotterdam. Of course, as in Rotterdam land value in this Savamala neighborhood is low, and the potential value might be high. So foreign money pours in. Creatives and activists are trying to stop the process by creating an alternative world of bars, restaurants and festivals. Apparently they also see the potential value of the waterfront, but their aim is not money. Why this strategy? The outcome of their interventions will be gentrification and the developers know. In their model they saved the neighborhood, so in the end they might buy it all. And what about flooding? Last year large parts of Serbia had to be evacuated. This plan will not work. Both parties aren’t clever. Why not generate collective intelligence? Why not collaborate?
reacties