The next Silicon Valley

On 11 februari 2015, in film, innovatie, wetenschap, by Zef Hemel

Gehoord op Roeterseiland Campus te Amsterdam op 6 februari 2015:

/>

College gegeven tijdens de door studentenvereniging Sarphati georganiseerde Ouderdag. Ouders van studenten komen een middag op de universiteit om de sfeer te proeven en informatie te krijgen. Een vast bestanddeel van het programma zijn korte colleges. Die van mij ging over Silicon Valley versus het Silicon Valley van de achttiende eeuw: Manchester. Wat maakte deze twee steden zo buitengewoon intelligent dat ze een voorbeeld werden voor de hele wereld? En hoe maken we onze eigen steden intelligent? Ik bracht ‘The Imitation Game’ ter sprake. Aanleiding was een opmerking van een vader van een student dat de Amerikaanse defensie-industrie het technologische wonder van Silicon Valley met veel geld zou hebben gecreëerd. Even daarvoor had een moeder geopperd om buitengewoon talent naar je stad te halen als middel om intelligenter te worden. Om beide suggesties te wegen gebruikte ik het voorbeeld van Alan Turing en diens inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. De wiskundige Turing moest in opdracht van de Britten de Enigma-codes van de Duitsers kraken. Het beeld dat oorlogen en geniale talenten innovatie bespoedigen lijkt er in bevestigd te worden.

Niet dus. Dat de generaals niets begrepen van innovatie komt in de film wel bijzonder schrijnend naar voren. De defensiestaf gedroeg zich als het management van een bureaucratie die meer geïnteresseerd was in oorlog voeren dan in wetenschappers de ruimte geven. Er werd teamwerk geëist en discipline bevolen. En als het om geld ging: een bedrag van 100.000 pond voor een Poolse machine was hen al te veel. Pas wanneer de onaangepaste Turing met een brief aan Churchill alsnog zijn zin krijgt en zelfs teamleider wordt, gebeuren er dingen die bureaucraten nooit hadden verzonnen: werving van getalenteerd personeel via een kruiswoordpuzzel in de krant: crowdsourcen avant la lettre. Er komt zelfs een huisvrouw het team versterken! Het team zelf zit opgesloten in Bletchley Park in een barak, terwijl de grote doorbraken plaatsvinden in de informele sfeer van het café in het nabijgelegen dorp. Ondertussen is alles geheim en worden de geleerden permanent in de gaten gehouden omdat de generaals ze verdenken van spionage. En het grote brein Turing? Zijn inzichten had hij al in 1936 ontwikkeld. Het enige wat hem dreef was mededogen met de mensheid, die het maar niet begreep, buitengewoon agressief was en er een enorme bende van maakte.

Tagged with:
 

De uitvinding van agglomeratievoordelen

On 9 februari 2015, in innovatie, technologie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Cities in Civilization’ (1998) van Peter Hall:

 

Mooie beschrijving van Manchester en omgeving in de achttiende eeuw door Peter Hall in zijn onnavolgbare ‘Cities in Civilization’. Als innovatief milieu binnen de vroeg-industriële beschaving is Manchester het beste te vergelijken met wat wij tegenwoordig aanduiden als ‘Silicon Valley’. Nergens werden zoveel technische innovaties gedaan in zo’n korte tijd als in deze ene vallei, met als gevolg een enorme toevloed van kapitaal en talent. Vanavond zal ik er mijn Amsterdamlezing mee openen. Waarom uitgerekend Manchester? Zes sleutelelementen onderscheidde de Britse geograaf ten aanzien van het succes van Lancashire: al vroeg kende het gebied een economische organisatie die tegelijk ook een sociale was; de inwoners bleken goed in netwerken; mede daardoor was er hier al vroeg een middenklasse gevormd van kleine ondernemers; de netwerken bleven niet beperkt tot de katoenverwerking, maar overlapten met de ambachten, zoals de fabricage van uurwerken; in het gebied was goed technisch onderwijs voorhanden en waren sociëteiten actief die nieuwsgierigheid stimuleerden; ten slotte het gegeven dat al deze zaken op een heel klein oppervlak – één stad – bijeenkwamen.

Hall besluit het hoofdstuk met het noemen van vijf factoren die bepalend waren voor het economische succes van Manchester: een egalitair klimaat; een gevoel van vrijheid, een drang tot innovatie; relatief ambachtelijke en weinig kapitaalintensieve economische bedrijvigheid; een hecht, goed ontwikkeld kennisnetwerk rond handel en innovatie. Gevolg: “Everyone with ambition wanted to come to Manchester; it was the place where they would make their fame and fortune.” Mensen van buiten waren welkom en konden er relatief gemakkelijk aan de slag. Hier werd het geld vergaard en ook gespendeerd. Wie op afstand in de dorpen en kleine stadjes hetzelfde probeerde te doen, wachtte technologische stagnatie. Je moest er domweg middenin zitten. Bij zijn bezoek aan Manchester schreef Alexis de Tocqueville:”From this filthy sewer pure gold flows.” Alfred Marshall, die Charles Darwin bewonderde en de economische wetenschap op biologische grondslagen wilde vestigen, zou er eind negentiende eeuw zijn begrip agglomeratievoordelen aan ontlenen.

Tagged with:
 

Onbegrepen intelligent

On 27 januari 2015, in film, innovatie, wetenschap, by Zef Hemel

Gezien in Cinecenter Amsterdam op 21 januari 2015:

 

De film ‘The Imitation Game’ van regisseur Morten Tyldum vertelt het waar gebeurde verhaal van de Britse wiskundige Alan Turing en hoe hij tijdens de Tweede Wereldoorlog de uitvinding deed waarvan wij allen profiteren. Turing bouwde de eerste versie van de computer. Dat deed hij in opdracht van de Britse strijdkrachten, die de Enigma-codes van de Duitsers wilden kraken. Op een landgoed Bletchley Park, ten noorden van Londen, werkte Turing hermetisch afgeschermd van de buitenwereld in het grootste geheim met een multidisciplinair team jonge wetenschappers aan zijn ‘Turing Machine’. Zijn idee: met een eigen machine de machine van de Duitsers te lijf gaan. Dat was allesbehalve gemakkelijk. De generaals begrepen hem niet en wilden hem het liefst ontslaan, verdachten hem zelfs van spionagepraktijken, zijn collega’s vonden hem maar een asociale geleerde en zijn hele idee bespottelijk. In een dagelijks confrontatie zie je hem met zichzelf en zijn omgeving worstelen, volharden en misschien wel dankzij de ruzies en tegenstand zijn idee verder ontwikkelen. Het landgoed fungeert daarbij als campus, maar op de campus zitten ook spionnen. Tot in Moskou kijken ze met Turing mee. Fascinerend.

Daarmee zag ik in korte tijd twee historische films over geniale Britten: William Turner en Alan Turing. Wat ze, behalve hun genialiteit, met elkaar gemeen hadden? Eenzaamheid, door de anderen niet begrepen worden. En verder? Het grote belang van hun directe omgeving en de wijze waarop deze met de hele wereld in verbinding stond. Zonder de Academy en zonder Bletchley Park had geen van beiden zijn grote daden kunnen verrichten. Ook opvallend:  de Britten dwongen Turing na de oorlog alles te vernietigen en veroordeelden hem vanwege zijn homoseksualiteit; vijftig jaar lang heeft de Britse geheime dienst MI6 alles geheim gehouden. Daarmee verloor Groot Brittannië de voorsprong in technologische kennis, waarvan de Amerikanen later zouden profiteren. Datzelfde geldt voor Turner. Ook hem stootten ze uit de Royal Academy en alleen dankzij zijn testament, waarin hij al zijn schilderijen aan de Britse natie schonk, zijn deze behouden gebleven. Intelligentie werd niet begrepen. Nee, het is erger. Hoe dom kan een natie zijn.

Tagged with:
 

Amsterdam Lezingen 2015

On 24 december 2014, in wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen op http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen.html :

Op 2 februari 2015  om 20.00 uur opent de derde en tevens laatste reeks van zes Amsterdam Lezingen gewijd aan het thema ‘Amsterdam Kennisstad’. Opnieuw zal elke maandagavond een onderzoeker ingaan op het thema vanuit zijn of haar eigen vakgebied. Ieder zal niet langer dan een half uur spreken, waarna de zaal ruim een uur lang open vragen kan stellen. Welke kennis boeit ons? Welke betekenis heeft die specifieke kennis voor Amsterdam? Ben Kröse (UvA/HvA) zal spreken over de exponentiële toename van sensoren, apps en binnenkort robots voor onze gezondheid en welbevinden; Zef Hemel (UvA) en Pieter Hooimeijer (UU) over de groeiende intelligentie van steden en hoe men deze kan laten toenemen; Patti Valkenburg (UvA) over ‘schermgaande jeugd’ (kinderen spelend met beeldschermen) en wat dit voor onze kinderen betekent; Jaap Seidell (VU) over onze gezondheid, obesitas en de kwaliteit van ons voedsel; Bas Haring (UL) over ons geld, vermogen, economie en kennisvalorisatie. De reeks wordt afgesloten door Dymph van den Boom, rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Haar thema: de rol en betekenis van al die hoogwaardige kennis voor Amsterdam. Locatie: CREA op Roeterseiland.

Natuurlijk is het nog te vroeg om al terug te blikken op de driedelige reeks; we hebben immers nog zes avonden te gaan. Maar wat mijzelf nu al opvalt, is dat alle onderwerpen zo dicht bij onszelf komen. Of het nu gaat om mondgezondheid, criminaliteit, kunst, opvoeding, ouderdom, voedsel, rechtvaardigheid, stedenbouw, werk, geld, inkomen, steeds gaat het over het stedelijk welzijn en de kwaliteit van ons leven in de grote stad. Kennelijk is iedere wetenschapper daar op de een of andere manier mee bezig. Die academische kennis actief gebruiken en toepassen in de eigen stad is een logische keuze. Nee, het is ook leuk en leerzaam. Kortom, we moeten alle kennis delen en met elkaar besluiten hoe en waartoe we dat precies gaan doen. De universiteit als democratisch kennisplatform voor burgers van de stad, hoe gaan we dat organiseren? Per stad, zou ik zeggen. In netwerken. Van onderop!

Tagged with:
 

Revolutie in Berlijn

On 16 december 2014, in innovatie, kunst, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Le Corbusier’ (1960) van Peter Blake:

 

Opnieuw een treffend voorbeeld van het belang van nabijheid bij het aanvang nemen van nieuwe revolutionaire ideeënwerelden. Ditmaal over moderne architectuur. De belangrijkste architecten die aan de wieg stonden van de modernistische stroming in de architectuur in de twintigste eeuw – Le Corbusier, Walter Gropius en Mies van der Rohe – werkten alle op jonge leeftijd vanuit Berlijn, sterker, ze werken alle in één bureau, namelijk dat van Peter Behrens. De Fransman Corbu was amper drieëntwintig jaar toen hij overkwam uit Parijs, Mies, afkomstig uit Aken, was vierentwintig en Gropius, weggetrokken uit Noord-Duitsland, zevenentwintig jaar. We schrijven de jaren kort voor de Eerste Wereldoorlog. Behrens zelf was in 1907 van Darmstadt naar Berlijn verhuisd. Hij had daar een grote opdrachtgever gevonden: machinefabriek AEG. Hij was gaan wonen in een groot huis  op Neubabelsberg, vlakbij Potsdam. In de tuin had hij zijn eigen bureau gebouwd. Daarna was hij jonge architecten gaan werven die voor hem zouden werken.

Eind 1907 maakte de vierentwintigjarige Walter Gropius in Neubabelsberg zijn entree. Kort daarna arriveerde Mies. Drie jaar later volgde de iets jongere Le Corbusier. Die zou er overigens niet langer dan vijf maanden blijven werken. Maar het effect was immens. Peter Blake: “Ieder van deze jonge adepten zou iets heel speciaals van Behrens leren: Corbu technische organisatie en machinestijl; Mies classicisme; en Gropius de mogelijkheden om tot een industriële beschaving te komen.” Allen, aldus Blake, vonden daar, in Berlijn, de lemmata voor hun esthetische woordenlijst: kubussen, bollen, cilinders, kegels, enzovoorts. “Het was een feestelijke gewaarwording, deze ontdekking van een weidse nieuwe vormenwereld.” Die vijf maanden in de tuin in Neubabelsberg zouden later beslissend blijken voor het aanzien van de moderne architectuur.

Tagged with:
 

Hoe groter, hoe beter

On 12 december 2014, in innovatie, stedelijkheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Sociale Big Data’ (2014) van Alex Pentland:

Sociale Big Data

Alex Pentland, hoogleraar Big Data aan MIT Cambridge, schreef een boek over hoe gedrag en ideeën zich verspreiden. Onlangs verscheen een Nederlandse vertaling bij Maven Publishers. Die verspreiding vindt plaats, aldus Pentland, door besmetting, een mechanisme dat hij met grote hoeveelheden data in kaart heeft gebracht. Ook geeft hij tips hoe dergelijke ideeënstromen te verbeteren. Belangrijk voor organisaties, maar ook voor steden. Deel III (‘Data-gedreven steden’)gaat namelijk over steden. In hoofdstuk 9 legt hij zelfs uit “hoe de sociale fysica en big data onze opvattingen over steden en ontwikkeling radicaal veranderen.” Als bèta-man geeft hij daar suggesties omtrent het beter ontwerpen van steden. Beter in de zin van: creatiever, innovatiever, socialer, welvarender. Ik kreeg het boek gisteren in handen en ben het direct geboeid gaan lezen.

Pentland onderscheidt sociale banden en exploratieve. De eerste betreffen vertrouwde ideeën zonder veel vernieuwing. De tweede zijn verkennend, op vernieuwing gericht. Hoe groter de bevolking(sdichtheid) van een stad, hoe zwakker de sociale en hoe sterker de exploratieve banden. Grote steden zijn daarmee dus in principe vernieuwender dan kleine steden. Voor goede sociale banden blijkt een omvang van 100.000 inwoners optimaal (zeg: Amstelveen). Maar dan heb je nog geen vernieuwing. En juist vernieuwing blijkt de aanjager van stedelijke groei. “Kennelijk bevordert exploratie niet alleen de groei en de welvaart van steden, maar is het proces ook zelfversterkend.” Grote steden hebben dus de neiging steeds groter en welvarender te worden. Mits de exploratieve ideeën kunnen stromen en de sociale banden niet worden veronachtzaamd (lees: anders stijgt de criminaliteit). De metropool moet dus zijn opgebouwd uit eenheden van 100.000 inwoners, maar voor de maximale creatieve output zijn zakelijke en culturele gebieden in een centrale kern nodig die zoveel mogelijk gelegenheid geven voor exploratie. Dat vraagt om snel openbaar vervoer binnen de metropool en een rijk, op uitwisseling gericht centrum. Ziedaar de ideale stad van Pentland, gevonden op basis van ‘big data’. Herkent u het beeld?

Tagged with:
 

Stad van tenminste drie miljoen

On 10 december 2014, in economie, innovatie, by Zef Hemel

Gelezen op Wired.com van 12 maart 2014:

 

De Nederlandse regering heeft in de persoon van mevrouw Neelie Kroes een ‘special envoi’ benoemd die veelbelovende start-ups naar Amsterdam, pardon Nederland moet halen. Dit maakte Minister Kamp afgelopen maandag bekend. Het nieuws herinnerde me aan een artikel in Wired eerder dit jaar, waarin Peter Hirst, directeur van Sloan School Management van MIT Boston, Londen aanprees als een van de meest veelbelovende steden ter wereld voor start-ups, of beter: ‘the Best City in the World for Innovation’. Waarom? Omdat burgemeester Johnson na de Olympische Spelen van 2012 met zijn ‘2020 Vision: The Greatest City on Earth, Ambitions for London’ een aanpak neerzette waarin innovatie-gedreven ondernemerschap en ondersteunend onderwijs door hem centraal zijn gesteld. Een van de initiatieven was de samenstelling van een team uit Londen dat in Boston het MIT Regional Entrepreneurship Acceleration Program (REAP) volgde. In twee jaar tijd legde het de basis voor de Londense grootstedelijke strategie.

Het REAP-programma, bedoeld voor steden van drie tot tien miljoen inwoners, vraagt een metropool om een team samen te stellen van vijf tot zeven invloedrijke stakeholders uit overheid, bedrijfsleven en wetenschap, onder aanvoering van een ‘regionale kampioen’. In twee jaar volgt dit team jaarlijks twee workshops van tweeënhalve dag in Boston en twee even lange workshops in innovatieve regio’s elders in de wereld, op zoek naar de sleutels voor grootstedelijke innovatiekracht. Zo ook het Londense team. Het kwam voor de eigen stad effectieve strategieën op het spoor. Zoals de oprichting van een stedelijk ontwikkelplatform voor innovatieve technologische bedrijven. Was het artikel in Wired niet vooral reclame voor Londen en ook het REAP-programma? Zeker zal Hirst, zelf een Brit, dit in gedachten hebben gehad. Maar het maakt tegelijk duidelijk dat grote steden overal in de wereld nu gezien en ook erkend worden als motoren van de nieuwe economie. En het begint dus bij drie miljoen inwoners.

Tagged with:
 

Café Cox

On 4 december 2014, in innovatie, kunst, by Zef Hemel

Gelezen in Folia van 26 november 2014:

.

IMG_0940.JPG

Ik, als visionair, geen oog voor detail? Hier een bewijs van het tegendeel. Ze is hoofdredacteur van het immens populaire televisieprogramma DWDD, al vanaf het eerste uur. Ze studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Universiteitskrant Folia interviewde haar. De rubriek heet ‘Wasdom’ en portretteert elke week een bekende alumnus. Dieuwke Wynia (1969) vertelde de redactie ondermeer over café Cox en hoe belangrijk dit theatercafé in de Stadsschouwburg voor haar carrière geweest is, meer eigenlijk dan haar studie. Voor haar afstudeerscriptie kreeg ze een zeven. “Zo’n laf cijfer!” Nee, dan café Cox. Aan de stamgasten dankte ze haar eerste baan bij de publieke omroep.

Wie het interview goed leest ontdekt al gauw dat niet alleen Wynia haar carrière te danken heeft aan café Cox. Ook het vernieuwende succesformat van DWDD zelf lijkt in feite een afgeleide van wat er zich afspeelde in de kroeg onder de Stadsschouwburg in de Amsterdamse binnenstad. Er speelden bandjes, jonge kunstenaars traden op. Wynia leerde er hard werken, improviseren. Maar ook: ze leerde er veel mensen kennen. Zoals Martin Bril, Jan Mulder en Pierre Bokma. “Dat waren gek genoeg veel mensen die tegenwoordig in ‘De wereld draait door’ te gast zijn.” Ze noemt het ‘de klik’ met de mensen uit kunst-, cultuur- en mediawereld die het werken in café Cox haar naar het toekomstige succes van DWDD heeft gewezen. In 1997 kwam aan die reputatie van Cox een einde toen Sjoerd Kooistra de kroeg overnam en deze besmet raakte. Het interview deed me denken aan de belangrijke rol die de Walker’s Wagon Wheel Tavern in Mountain View heeft gespeeld in de ontwikkeling van Silicon Valley. Alle grote ondernemers en uitvinders kwamen elkaar daar tegen. Over nabijheid gesproken.

Tagged with:
 

French Tech Hubs

On 28 november 2014, in economie, innovatie, technologie, by Zef Hemel

Gelezen in La Tribune van 21 november 2014:

Dit is het aanvalsplan de Franse regering-Hollande in de strijd om een goede uitgangspositie in de nieuwe globale economie: negen steden zijn door de staatssecretaris van digitale innovatie verkozen als kandidaten voor de kwalificatie ‘French Tech Hub’: Lille, Lyon, Grenoble, Aix-Marseille, Montpellier, Toulouse, Bordeaux, Nantes en Rennes. Daarnaast ziet de regering Parijs als de centrale hub in dit nationale sterrenstelsel, waaraan bovendien Rouen, Brest, Lor’n Tech (Lorraine) en Côte d’Azur nog een status aparte hebben gekregen. Zij, alle acht of elf, verdienen het voorlopige predicaat vanwege hun bijzondere strategieën om in tien jaar tijd nieuwe ecosystemen te bouwen voor jonge technologische startups die internationaal kunnen wedijveren. "L’idée de cette initiative était en effet de faire de France entière un vaste accélérateur de start-up, un réseau de quelques écosystèmes attractifs mais aussi de construire un grand mouvement de mobilisation collective." De volgende ‘Googles’ moeten in Frankrijk ontstaan.

Typisch Frans is de aanpak van groeipolen. Niet dat het ooit heeft gewerkt. En waarom ook weer zoveel? Politiek lukt het waarschijnlijk anders niet. Elke regio moet meedoen of kunnen delen in het succes. En verder is het de Napoleontische droom van nationale integratie. Zulke homeopatische beleidsverdunning zal echter niet werken. Dus de grote vraag is: wat doet Parijs? Zij bouwt de grootste incubator ter wereld. Dat wordt Halle Freyssinet. Xavier Niel is daarvan de initiatiefnemer. Zijn gebouw van 30.000 vierkante meter in hartje Parijs zal in 2016 zijn poorten openen en zeker 1000 startups gaan huisvesten, congressen en ontmoetingen binnen de startup community organiseren. Het betreft een oude spoorfabriek van SNCF, door de beroemde Jean-Michel Wilmotte opnieuw ingericht. Freyssinet wordt het centrum van het Franse Silicon Valley in hartje Parijs. Al die sterren in de regio zullen er bleekjes bij afsteken. Op 22 oktober heeft de president van de Republiek de eerste steen gelegd. Zo maak je dus een nationale hi-tech economie.

Tagged with:
 

Stadsambassade

On 24 november 2014, in bestuur, economie, innovatie, by Zef Hemel

Gehoord in La Defense, Parijs op 20 en 21 november 2014:

Door de ambassades van Nederland in Parijs en die van Frankrijk in Den Haag was er afgelopen week een grote tweedaagse conferentie over de toekomst van de stad belegd in Parijs, in het CNIT. Het Nuffic in Den Haag had bovendien ruim dertig jonge getalenteerde studenten en PhD’s uit verschillende universiteitssteden in de twee landen uitgenodigd om deel te nemen. Deze jonge mensen kwamen uit Lille, Lyon, Marseille, Bordeaux, Parijs, Eindhoven, Nijmegen, Enschede, Utrecht, Leiden, Amsterdam. In werkelijkheid bleken veel studenten en afgestudeerden afkomstig uit Italië, Pakistan, Palestina, Marokko, Canada, China enzovoort, want zo zit de wereld tegenwoordig in elkaar. Een pre-conferentie op de donderdagochtend maakte de gemoederen onder de jonge talenten los. Wat die grootstedelijke toekomst betreft, die bleek vooral ‘smart‘. Want het Smart City-spook waart rond, ook door Europa.

De aanleiding: in januari had de Franse president Hollande een bezoek gebracht aan ons land. Korte tijd later was premier Manuel Valls in zijn voetspoor getreden. In Amsterdam hadden ze afgesproken om de inhoudelijke samenwerking tussen de twee landen te intensiveren. De conferentie was er het resultaat van, met de beide ambassades fungerend als een soort ‘stadsambassade’. Wat er uit kwam? In zes workshops wisselden de steden hun ervaringen bij het implementeren van slimme technologieën uit, Parijs en Amsterdam voorop. De beide keynote sprekers Dirk-Jan van den Berg, voorzitter van het College van Bestuur van de TU Delft (over AMS), en Remy Dorval, directeur van Fabrique de la Cité, noemden de toekomst van onze steden als het belangrijkste onderwerp op de actuele beleidsagenda. Natiestaten, aldus de twee, zullen de steden alle ruimte moeten geven om de wereld te redden, want de eerste is allang niet meer het handelende niveau. En in de steden, voegden de deelnemers daaraan toe, zijn het de burgers die daar een beslissende invloed moeten krijgen. Niemand die dit tegensprak.

Tagged with: