Gelezen in de ‘Tweede Nota over de ruimtelijke ordening in Nederland (1966):
Bron: Idealista
Krijgt Nederland een bevolkingspolitiek? Er komt in ieder geval een onderzoek. Aanleiding? Overvolle treinen, nu al. En het spook van de segregatie waart rond. Met een Paul Scheffer die waarschuwt voor rechts populisme dat de grenzen helemaal wil sluiten. Dan liever een net restrictief beleid. In 2060 zou Nederland wel eens 18,4 miljoen inwoners kunnen tellen. Nou en? Ik sla de Tweede Nota over de ruimtelijke ordening in Nederland uit 1966 nog maar eens op. Destijds telde Nederland 12,5 miljoen zielen. De plannenmakers voorspelden een verdubbeling van de bevolking in vijftig jaar. In 2000 zou Nederland liefst 21 miljoen inwoners tellen, misschien iets minder. “Met twintig miljoen inwoners zal ons land omstreeks 2000 een gemiddelde dichtheid hebben van 600 inwoners per km2. Dit cijfer is als gemiddelde hoog; bovendien zullen vrij grote delen van ons land een dichtheid bezitten die het drie- à viervoudige van deze waarde bedraagt.” Een dergelijke dichtheid, zo luidde het, zal ons land voor grote moeilijkheden plaatsen. “In de komende periode zal hierbij ook de buitenlandse migratie in toenemende mate de aandacht vragen als element van de bevolkingsaanwas.” Een verdubbeling van de bevolking – het was een nationale nota ruimtelijke ordening waardig. Het werd het evangelie van de ruimtelijke spreiding, oorzaak van alle recente ellende.
Uit de regeringsnota sprak ook realiteitszin. Wat nieuw was, was de gekozen internationale invalshoek. Het besef dat Nederland steeds meer onderdeel werd van een grote Europese ruimte was sterk aanwezig. Op vrijwel alle kaarten in de nota ontbraken de landsgrenzen, Nederland werd afgebeeld in de context van België en het zuiden van Groot-Brittannië. Zowel Londen, Brussel als Parijs werden in ruimtelijke voorstelling van de toekomst van Nederland betrokken. “Het ruimtelijke perspectief dat uit de vorige paragrafen naar voren komt is dat van een toenemende verdichting en verstedelijking. In het gebied rond de Noordzee is een krachtige groei gaande; de vier grote centra – Ruhrgebied, Randstad, Londen, Belgisch-Noordfranse agglomeraties – ontwikkelen zich alle snel en groeien naar elkaar toe.” Er ontstond een Europese versie van wat de Frans-Amerikaanse geograaf Jean Gottman in 1961 aanduidde als ‘megalopolis’. De ‘gunstige verkeersgeografische ligging van ons land’, luidde het, zou bij vrijer verkeer ook immigratie uit minder welvarende delen van de wereld betekenen. We zijn inmiddels vijftig jaar verder. Nederland telt ruim 17 miljoen inwoners, veel minder dan destijds voorzien. Delen van Nederland krimpen, Amsterdam kookt over. De groei gaat door en valt niet te stoppen. Lieve Nederlandse regering in Den Haag, u kunt de grenzen helemaal niet sluiten. Vergeet dat onderzoek. Amsterdam, beleg een top met Londen, Brussel en Parijs. We moeten nu verdichten. Hoogste tijd voor een plan voor de Europese megalopolis.
Gelezen in Financial Times Magazine van 30 mei 2014:
Van de hand van Simon Kuper verscheen onlangs een opmerkelijk artikel in FT, althans het was een artikel dat vooral in Nederland opzien baarde en dat daar ook tot nadenken zou moeten stemmen. In ‘The rise of global capital’ nam de bekende Britse schrijver nota bene Amsterdam als voorbeeld van een stad die nationaal weliswaar in opkomst is, maar die tegelijkertijd op het internationale toneel stevig aan gezag en betekenis inboet. Zeker, Amsterdam is een ‘upscale bohemian village’ en is in de moderne kenniseconomie tegenwoordig een van de honderd ‘global cities’ die de geograaf Saskia Sassen in haar ranglijsten onderscheidt. Maar tegelijkertijd zakt de stad op de internationale lijstjes omdat andere steden dan Amsterdam in de wereld nu eenmaal veel sneller in omvang en betekenis groeien: de opkomst van de zogenaamde ‘global capitals’. "Amsterdam is slipping into the global second division." Jonge, hoogopgeleide Nederlanders verhuizen en masse naar Amsterdam, maar de echt getalenteerden onder hen verlaten het land en zoeken een goed heenkomen in New York, Singapore, Los Angeles of Londen. Datzelfde geldt voor kunst, geld, politiek, invloed, macht.
Deze mondiale geografische herschikking van elites pakt voor Nederland en ook Amsterdam gewoon niet goed uit. Maar ook andere steden in de wereld krijgen te maken met een dergelijke exodus. Net als Amsterdam worden steden als Madrid en Parijs, aldus Kuper, onherroepelijk "a backwater inhabited by an increasingly impotent national elite, a delightful place for paceless mornings of coffee and newspapers." En dat is precies wat de Brit Simon Kuper in Amsterdam graag doet: aan zijn kopje koffie nippen op een terrasje in de Jordaan. Anders niet. Is dat erg? Misschien niet. Dan worden we maar tweederangs. Is er helemaal niets aan te doen? Jawel, maar dan moet in Nederland iets grondig veranderen: geen zogenaamde Randstad- of ‘borrowed size’-politieken, maar echte metropolitanisering van de nationale hoofdstad en omgeving. Wordt het haar gegund? Ik denk het niet.
Een vertaling van het artikel van Kuper staat inmiddels afgedrukt in Het Parool, 4 juni 2014, Het laatste woord.
Gelezen in ‘The Class of 2020’ (2012):
Nederland is een van de snelste groeiers in het internationale beroepsonderwijs. Van 6,6 procent van alle inschrijvingen in 2007 is het aandeel internationale studenten bij ons gegroeid tot 8,4 procent in 2011, in absolute aantallen gaat het om 56.131 studenten. De meeste masteropleiding zijn bij ons Engelstalig, de Nederlandse universiteiten hebben in internationale benchmarks een relatief hoge ranking – hun veelal interactieve onderwijs doet het in het buitenland goed. Toch is het marktaandeel van ons land op deze groeimarkt nog beperkt, namelijk 1,2 procent. Veruit het grootste aandeel levert het Verenigd Koninkrijk met bijna 14 procent, gevolgd door Australië (bijna 7 procent), Duitsland, Frankrijk en Canada (iets minder dan 5 procent). Ons aandeel is eerder vergelijkbaar met dat van Zweden. De top drie herkomstlanden zijn bij ons Duitsland, China en België. Wereldwijd is het aantal internationale studenten in de afgelopen tien jaar verdubbeld tot meer dan 4 miljoen. OESO verwacht opnieuw een verdubbeling tot 2025. Nederland zou daarvan naar verhouding bovenmatig kunnen profiteren. Tot zover de statistieken, ontleend aan het Nuffic.
Waarom zouden internationale studenten kiezen voor een studie aan de Nederlandse universiteit? Het aanbod van studentenhuisvesting lijkt in deze nauwelijks een rol te spelen. Veeleer gaat het om persoonlijke ontwikkeling, om het opdoen van internationale ervaring, om de kwaliteit van het Engelstalige onderwijsaanbod en om de stad in kwestie. Omgekeerd is het voor de stad van keuze profijtelijk om internationale studenten aan zich te binden. Want niet alleen over hun opleiding, maar vooral over hun leef- en woonervaringen in die buitenlandse stad zullen de internationale studenten later, wanneer ze zijn afgestudeerd, met liefde vertellen. In handel en zakendoen kan deze bekendheid de stad later veel opleveren. Een derde van de studenten in Maastricht is internationaal: 7.000, meest afkomstig uit Duitsland. Amsterdam staat op plaats twee met 6.000 internationale studenten. Naar verhouding (de stad, de universiteiten) is dat nog niet erg veel. De groeipotentie in Amsterdam is veruit het grootst.
Gelezen in Foreign Policy, 21 september 2010:
Het eerdergenoemde artikel van Parag Khanna in De Groene Amsterdammer blijkt afkomstig van het nieuwste nummer van Foreign Policy, geheel gewijd aan ‘Global Cities’. Het is het september/oktober-nummer van het Amerikaanse tijdschrift en is getiteld ‘’Metropolis Now’. Leuk om te lezen. Natuurlijk met de jaarlijkse Global Cities Index 2010. Amsterdam is de enige Nederlandse stad die erin scoort. Dit jaar op plaats 29, na Rome en Dubai. Qua bevolkingsaantal zou plaats 63 meer voor de hand hebben gelegen en qua lokale economie plaats 60. Althans, dat staat erachter, in de tweede en derde kolom. De score is dus relatief hoog, veel hoger dan je op grond van omvang en economische prestatie zou mogen verwachten. “Instead, the index aims to measure how much sway a city has over what happens beyond its own borders — its influence on and integration with global markets, culture, and innovation.” Nieuw is dat Foreign Policy dit jaar echt de hele wereld heeft afgeschuimd, op zoek naar steden die ertoe doen. “To create this year’s rankings, we analyzed 65 cities with more than 1 million people across every region of the globe, using definitive sources to tally everything from a city’s business activity, human capital, and information exchange to its cultural experience and political engagement. Data ranged from how many Fortune Global 500 company headquarters were in a city to the size of its capital markets and the flow of goods through its airports and ports, as well as factors such as the number of embassies, think tanks, political organizations, and museums. Taken together, a city’s performance on this slate of indicators tells us how worldly — or provincial — it really is.”
In het bijgevoegde foto-essay staat een foto van Amsterdam afgedrukt. Het bijschrift is kraakhelder: “Despite the city’s reputation for religious and racial tolerance, tensions have increased in Amsterdam in recent years. An influx of Muslim immigrants has … The 2004 murder of controversial Dutch film director Theo van Gogh is the most notable example. Here, bikes are chained along a canal on May 9, 2009.” Dat is dus, kort samengevat, onze invloed over de grens, onze internationale marktpositie, onze culturele uitstraling en innovatie: politieke moorden en fietsen op de gracht. Lang leve het rechtse kabinet!
Gelezen in NRC Handelsblad van 21 augustus 2010:
Silvio Marchetti (61) is directeur van het Italiaans Cultureel Instituut in Amsterdam. Hij studeerde Italiaanse en Engelse literatuur. Sinds 1983 werkt hij voor zijn land op culturele instituten over de hele wereld. Zo heeft hij gewoond en gewerkt in Chicago, Londen, New York, Praag, Tokio en Istanbul. Afgelopen 3 september nam hij afscheid. Hij vertrekt naar Chicago. Maar over vier jaar keert hij terug naar Amsterdam. Daar heeft hij een huis aan de gracht gekocht. Een interview met hem stond in NRC Handelsblad. Wat me daarvan bijbleef was zijn zeer positieve oordeel over Nederland. Gevraagd naar zijn opinie over de ontevreden burgers en de politieke onrust in Nederland, antwoordt hij: “Ik zie als buitenlander juist een land dat in evenwicht is. De wet is belangrijk, maar onderdrukt niet, de autoriteiten gebruiken niet vaak de harde hand. En er is veel vrijheid zonder dat die ontaardt in anarchie.”
Over Amsterdam is hij ronduit lovend. “Dit is de meest leefbare stad waar ik heb gewoond. Daarom kom ik hier ook terug na mijn vier jaar in Chicago. Alles, ook de architectuur, is gemaakt op de maat van de mens.” Van deze cultureel onderlegde Italiaan geen geklaag over gesloten musea in de hoofdstad, integendeel. “Het Rijksmuseum, het Stedelijk, de nieuwe Openbare Bibliotheek, het Filmmuseum, de Hermitage. Het kost natuurlijk veel geld, maar het is een verstandige strategie. Door de vergrijzing zal het culturele toerisme belangrijker worden. Mensen zoeken een zinvolle manier om hun tijd te besteden.” Twee zaken zou hij aan zijn landgenoten ten voorbeeld willen stellen: de openbare bibliotheek, “een toonbeeld van hoe een bibliotheek er in de 21ste eeuw moet uitzien.” En: “de manier waarop Amsterdam auto’s uit de stad weert zonder ontoegankelijk te worden.” Amsterdam aldus Marchetti, is de meest leefbare stad ter wereld. Wablief? Iedere Amsterdammer die nog klaagt zou zich diep moeten schamen.
Gelezen in Het Parool van 3 januari, NRC Handelsblad van 4 januari en de Volkskrant van 6 januari 2009:
De Gaza-strook is een stad, zeg maar gerust een metropool. Hij telt 1,5 miljoen inwoners (in 1948, bij de stichting, waren dat er nog 60.000, waar zich 200.000 Palestijnse vluchtelingen bij voegden, een bevolking die in 60 jaar tijd verzesvoudigde), en beslaat een gebied zo groot als tweemaal Texel. De zuidgrens van de metropool is niet breder dan 11 kilometer, de oostgrens een zesvoud daarvan. Gaza is daarmee qua omvang en compactheid vergelijkbaar met de agglomeratie Amsterdam. Het bebouwde gebied bestaat uit slums, krottenwijken. Zo werd Jabalya, een van de vluchtelingenkampen rond Gaza-Stad, onlangs in NRC Handelsblad getypeerd als "een doolhof van nauwe straatjes en armetierige betonnen gebouwen", de Gaza-strook heette daar "een betonnen doolhof", en Gaza-Stad werd omschreven als een "gewelddadige jungle". De oost- en noordgrens van deze jungle bestaat uit hekken, betonnen muren en prikkeldraad – het is de grens met buurstaat Israel. Ook de zuidgrens met buurland Egypte is uit prikkeldraad opgetrokken. Gaza is een gesloten enclave, het tegendeel van een vrijstaat, die open is.
De economie van de Gazametropool werd onlangs in Het Parool als een ”tunneleconomie’ getypeerd. Van import-substitutie – het kenmerk van een stedelijke economie – is geen sprake. Import is namelijk onmogelijk, laat staan importvervanging. En import is, zoals overal, de kurk waar een economie op drijft. Door de Israelische blokkade zitten de grenzen potdicht. De 4000 bedrijfjes in de stadstaat zijn gesloten "omdat ze verstoken bleven van grondstoffen en hun producten niet konden uitvoeren." Sindsdien is 50% van de beroepsbevolking werkloos. De banken zijn gesloten. Contant geld is niet meer in omloop. Tweederde van de import gaat via tunnels onder de grens met Egypte, ze zorgen dat "de waakvlam van de economie" niet ook nog eens dooft. Het zijn er meer dan 120, verspreid over de elf kilometer brede grenszone. Ze bieden werk aan ongeveer 12.000 palestijnen: gravers, chauffeurs en slepers. Van die tunnels zijn er inmiddels tachtig door de Israeliërs gebombardeerd. Dat is omdat er, naast koelkasten, geiten en motorfietsen, ook raketten door werden getransporteerd. En raketten vormen een essentieel bestanddeel van wat er nog over is aan lokale economie. De grootste werkgever van de Gaza-economie is namelijk de afnemer van die raketten – het Quassam-leger van Hamas. Het is een goede werkgever. "Wie geen werk heeft, krijgt een volledig salaris. Wie weinig verdient, krijgt een aanvullend loon." En dat zijn met al die werkloosheid in deze eindeloze slums geen slechte arbeidsvoorwaarden. Quassam telt 6.000 manschappen. "Maar als het moet, kunnen we 20.000 mensen bewapenen." De rest van de economie bestaat uit gezondheidszorg – ziekenhuispersoneel – en buitenlandse hulpverleners.
Om deze gewelddadige stadsstaat te straffen heeft Israel, voor het oefenen van het martelen, bombarderen en terroriseren, de afgelopen jaren een ‘stedelijk gebied’ nagebouwd in de Negev-woestijn. Het heet, eufemistisch, het trainingcentre for urban warfare. Het telt 500 huizen, minaretten, een kasba en ook "een overbevolkt vluchtelingenkamp". Een oefenversie van Gaza-Stad, zeg maar een oefenversie van een te intimederen metropool.
reacties