Read in The Economist of 25 July 2015:
Once people start living in cities, the fertility rate of women (a measure of births per woman) drops. This happens no matter where, no matter who, no matter how. A level of 2.1 is required to keep the population stable. In Seoul the fertility rate is just 1.2. In Singapore it is the same. In Japan it is 1.4. These populations are shrinking. Even Turkey (Istanbul!) and Russia (Moscow!) are no longer delivering enough babies to sustain their populations. For a sustainable planet this is great news, but for governments it is worrysome. Migrants are needed to keep de workforce at a certain level and ensure the economy keeps growing. Cities try to attract migrants, but governments try to keep those people out. They prefer births. In The Economist this summer I read an article on ‘Breaking the baby strike’: how governments try to convince their inhabitants to raise more kids. As birth rates decline, more countries are turning pro-natalist. “And the baby-boosting is becoming fervent, even desperate.” It is a dangerous trend that threatens the whole planet.
Some governments even think this justifies becoming anti-urban again. While big cities are saving the world because they make the fertility rate drop, presidents and prime-ministers turn their backs on cities, trying to harm them, even if this means they are damaging the economic engines. “In many countries, fertility is highest in rural areas, middling in small towns and suburbs, and lowest in the cores of large cities.” The Economist gives the example of Japan. “The Japanese government is convinced that big cities are actually causing infertility, and wants to prevent young people from moving to them.” No wonder the Japanese economy is shrinking. For growth you need big cities. The newspaper calls it a ‘loopy’ policy. Nevertheless, it concludes: “It could be that a combination of urban redevelopment and restrictions on housing supply have created streets that are lovely, wealthy, exciting – and childless.” So yes, better build more houses. Enlarge your cities.
Gelezen in Neue Zürcher Zeitung van 1 oktober 2014:
Wat moet je doen om een economie te laten groeien als de bevolking krimpt? Voor die vraag staat Japan al jaren. Japan gaat Europa voor in de demografische transitie van groei naar krimp en net als Europa en Rusland staat het land voor de vraag hoe het de nationale economie ondanks de krimp toch nog kan laten groeien. Monetaire of andere economische maatregelen helpen niet meer. Ruimtelijke maatregelen werken beter. Wat je zou moeten doen is de krimpende bevolking ruimtelijk concentreren. Want grote steden zijn machtige economische motoren. Eigenlijk gebeurt dat al want de Japanse jeugd trekt al jaren naar de grote stad. Maar de natiestaat begrijpt dat niet en werkt het bewust tegen. Over dit merkwaardige fenomeen berichtte onlangs de Neue Zürcher Zeitung. In ‘Der Fluch von Tokio’ schetst de Japanse correspondent van de Zwitserse kwaliteitskrant, Patrick Zoll, het beeld van een land dat in 2040 100 miljoen inwoners wil tellen en ook vasthouden. Buiten de grote stad.
Op dit moment telt het eilandenrijk in de Stille Oceaan nog 127 miljoen zielen. Haar wacht dus nog een dramatische krimp. Ondertussen groeit Groot-Tokio onstuimig. Op dit moment staat de teller op meer dan 35 miljoen inwoners. De migranten zijn bijna zonder uitzondering jonger dan dertig jaar. Gevolg: een vergrijzend en leeglopend platteland. Men schat dat over 25 jaar 896 gemeenten in Japan kunnen worden opgedoekt omdat straks niemand er meer woont. Dus wat doet de Japanse regering? Die start een regionaal-economische politiek om leeglopende steden en dorpen in alle uithoeken economisch te revitaliseren. Het Japanse platteland, heet het, moet weer aantrekkelijk worden voor de jeugd. Men wil de jongeren uit Tokio verleiden om de metropool te verlaten. Hoe dat precies moet, moeten ‘experts’ nu uitzoeken. Voor de heer Abe is het een topprioriteit. Dat wordt een hele kostbare operatie die gedoemd is te mislukken en ook niet gaat werken, nee het wordt een regelrechte ramp. Anti-stedelijke regimes als de Sovjet Unie en Communistisch China hebben het eerder al geprobeerd en daar leidde het niet alleen tot economische teruggang, maar ook tot hun val. En ook de Nederlandse ‘gebundelde deconcentratie’ werkte allerminst gunstig en heeft tot een verharding van economische crisis in de jaren zeventig en tachtig in ons land geleid. Zo’n dwaze ingreep hoort thuis in Barbara Tuchman’s ‘March of Folly’.
Gezien in Venetië op 31 juli 2014:
‘In the Real World’, zo luidt de titel van de Japanse bijdrage aan de architectuur biënnale Venetië 2014. Hoezo ‘In the real world’? De Japanse terugblik op honderd jaar Modernisme concentreert zich op de jaren ’70 van de twintigste eeuw, toen een nieuwe generatie Japanse architecten twijfels kreeg over het modernisme in hun eigen land en een kijkje besloot te nemen in ‘the real world’, om zo weer contact te krijgen met de realiteit. De climax vormde de Wereldtentoonstelling Osaka 1970. Die Expo viel overigens samen met ernstige milieuvervuiling, slechte woonomstandigheden voor de gemiddelde Japanner, en werd spoedig gevolgd door twee nare oliecrises. In deze impasse besloot een aantal jonge architecten het land te verlaten, op reis te gaan, oude dorpen te tekenen, primitieve beschavingen te bestuderen, hun geschiedenis te onderzoeken. In de megasteden gingen ze hele kleine woningen bouwen, of dorpsachtige structuren. Een aantal van hen komt in de tentoonstelling aan het woord. Door de curators wordt hun werk nu beschouwd als beslissend voor de verdere ontwikkeling van de Japanse architectuur.
Een van de architecten is Terunobu Fujimori. Hij richtte de Street Observation Society op, evenals de Architectural Detective Agency. Fujimori voelde een diepe afkeer van de wijze waarop hele binnensteden destijds werden platgewalst en veranderd in commerciële consumptieoorden. Hij besloot de geschiedenis van Tokio in de Meiji Periode te bestuderen en verbaasde zich over zijn collega’s die sloop normaal vonden en ook zo achteloos met hun oude ontwerpmateriaal omsprongen. Ze gooiden het gewoon weg. Niemand leek geïnteresseerd in het verleden. Fujimori herontdekte het erfgoed – een doodzonde in het modernisme. Hoe hij over de steden van dit moment denkt? Fujimori: het is niet prettig om tegenwoordig door steden als Tokio te wandelen. "But it is beautiful to speed along the coast at dawn in a car on the way to Haneda. It really is. I find Tokyo more beautiful than other cities on the sea such as New York or Venice. New York stands on bedrock, so there is a gap between the waterline and the skyscrapers. But Tokyo seems to be floating on water, all the lights are on, and the ground too has been neatly laid out." (foto: Alfie Goodrich) Het enige wat hij mist is geschiedenis. Haar verleden heeft Tokio uitgewist.
Gelezen in ‘When China Rules the World’ (2009) van Martin Jacques:
Het interessante aan het nieuwe perspectief van Martin Jacques op de actuele mondiale verhoudingen is zijn besef dat de wereld niet door naties wordt bepaald, maar door steden. Als hij in ‘When China Rules the World’ bijvoorbeeld wil duidelijk maken dat de voorsprong van het Westen op de rest van de wereld pas in de loop van de negentiende eeuw begon en niet eerder, zoomt hij in op de situatie rond 1800 en vergelijkt niet China met Europa, maar de Britse steden met de Chinese in de Jangtse delta. Qua welvaart, cultuur en technologie ontliepen die twee grootstedelijke gebieden elkaar niet veel. Grote delen van China waren rond 1800 nog feodaal, zeker, maar de werkelijke maatstaf voor ontwikkeling waren Shanghai, Hangzhou en Nanjing. “In 1800, rather than being Eurocentric, the global economy was, in fact, polycentric, economic power being shared between Asia, Europe and the Americas, with China and India the world’s largest economies.” Daarna gaan Londen en Manchester ineens ver vooruitlopen op de Chinese en Japanse metropolen. Een ongekende samenballing van innovatie en economische kracht ontwikkelt zich hier in de bevolkingscentra langs de Theems en de Irwell. Een eeuw later is van een voorsprong niet veel meer over. Kijk maar naar de Aziatische metropolen.
De voorsprong die de Britse steden vanaf 1800 namen op de rest van de wereld, werd al snel gekopieerd door andere grote steden in de nabijgelegen delen van Europa: Duitsland, Frankrijk, België. Europa als geheel kwam daardoor op voorsprong te staan. Maar in de loop van de twintigste eeuw kopiëren alle steden in de wereld deze Europese technologie, eerst de Amerikaanse, even later ook de Aziatische. Natiestaten konden deze kopieerdrift alleen maar afremmen. Rest de vraag waarom het de Britse metropolen waren en niet de Chinese die rond 1800 zo onnavolgbaar innovatief waren. Volgens Jacques waren conjuncturele karakteristieken hierin bepalend, geen structurele. Vervolgens gaat hij de fout in door het verschil in afstand tot de steenkool als verklarende factor breed uit te meten: in China was die afstand veel groter dan in Groot-Brittannië. Hij had beter Peter Hall’s ‘Cities in Civilization’ (1998) kunnen raadplegen. Het juiste antwoord luidt namelijk dat in Manchester rond 1770 “an intelligent network for both trading an innovation” ontstond, “the first true innovative milieu”.
Gelezen in NRC Handelsblad van 12 december 2012:
Aan de vooravond van de Japanse verkiezingen verscheen in NRC Handelsblad een artikel over de op twee na grootste economie ter wereld, die van Japan. Weinig horen we er meer over, Japan, overschaduwd als ze wordt door China. Deze radiostilte lijkt ook te maken te hebben met de aanhoudende toestand van deflatie, waardoor de Japanse economie nauwelijks meer groeit. Ook de bevolking vergrijst en krimpt. “Het is het snelst vergrijzende land ter wereld.” Van de huidige 128 miljoen Japanners blijft er in 2060 dertig procent minder over, nu al is meer dan 40 procent van de bevolking ouder dan 65 jaar. Journalist Kjeld Duits: “Inderdaad lijkt Japan nauwelijks te profiteren van de lang voorspelde eeuw van Azië. Het is geografisch en diplomatiek geïsoleerd.” Toch is Tokio nog altijd een van de duurste steden ter wereld. Crux van het artikel is dat de Japanse economie niettemin snel herstructureert en dat in het distributiesysteem flink wordt gesneden. Fabrieken leveren tegenwoordig rechtstreeks aan de winkels, waardoor consumenten veel goedkoper uit zijn. Ik bedoel maar, dat staat ons ook te wachten. En ook veranderen het Japanse onderwijs- en rechtssysteem ingrijpend. Alleen de politiek en het bestuur veranderen niet. “Alles loopt centraal via Tokio.”
Ik moest eraan denken omdat afgelopen week een Japanse delegatie een bezoek aan de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam bracht. Ze kwam, zei ze, voor nieuwe vormen van stedelijke planning. Deze ‘bottom-up planning’ achtte men ook in Japan noodzakelijk omdat men wel doorhad dat centralistische overheidsplanning, zeker die vanuit het regeringscentrum, niet meer werkt. Wereldwijd is een zoektocht gestart naar nieuwe vormen van stedelijke planning die veel opener en lokaler is, duurzamer en veerkrachtig dan de ons vertrouwde. Maar volgens iemand als Martin Jacques zal er niets veranderen. In ‘When China Rules the World’ (2009) schrijft deze Britse historicus: “Indeed, unlike Western democracies, it is extremely doubtful whether in practice Japan gives primacy to the idea of popular sovereignty. On the contrary, as in China, another Confucian society, state sovereignty rather than popular sovereignty is predominant.” In de brochures die ik meekreeg las ik dat de enorme bestaande voorraad woningen en kantoren in Japan dringend moet worden geherstructureerd, duurzaam gemaakt en dat rekening moest worden gehouden met frequente natuurrampen en milieuproblemen; Kobe en Fukushima werden in dat verband expliciet genoemd. Ondanks de vele bloesembomen die de afbeeldingen domineerden zag ik ook iets als een land dat de realiteit onder ogen ziet.
Gelezen in Het Parool van 10 december 2011:
In Osaka, Japan, staan twee reusachtige maquettes van de Amsterdamse Bijlmermeer; de ene van vóór de herstructurering, de andere dateert van daarna. Ze moeten dienen als studiemateriaal voor Japanse bouwkundestudenten. Die moeten er lessen uit trekken. Professor Tetsuya Kakuhashi hoopt dat hiermee de gevoeligheid van de Japanse overheid voor bouwkundig erfgoed wordt vergroot. “Als in Osaka een woonwijk in de versukkeling raakt, komen de slopers. Dan wordt de hele wijk opgeruimd. In de Bijlmer is ook gesloopt,” voegt hij er onmiddellijk aan toe, “maar met meer respect voor het gebied en de bewoners.” Dat heeft er volgens hem mee te maken dat men in Nederland tenminste erkent dat het plan niet is gelukt, terwijl in de Aziatische schaamtecultuur zoiets vrijwel ondenkbaar is. Het verklaart waarom op zo’n grote schaal in Aziatische steden wordt gesloopt. Aldus de professor in een interview met Het Parool tijdens zijn bezoek aan Amsterdam afgelopen december.
Zouden er, na grondige studie uiteraard, ooit Japanse studenten tot de conclusie komen dat er in de Bijlmer misschien teveel is gesloopt? Want de problemen in de Bijlmer waren toch vooral van sociale aard. Van bouwkundestudenten mag je dat wellicht niet verwachten en al helemaal niet van Japanse. Het is al heel wat dat Japanse architecten in de vernieuwde Bijlmer nog respect terugzien voor het bouwkundige erfgoed. Malcolm Gladwell, de Canadese wetenschapsjournalist, zou mogelijk anders reageren. In ‘The Tipping Point’ (2001) behandelt hij de theorie van de ‘Broken Windows’ en die van de ‘Power of Context’. Beide stellen dat mensen uiterst gevoelig reageren op hun directe omgeving. Hele kleine veranderingen in de buurt of in de samenstelling van de buurtbevolking kunnen al hele grote maatschappelijke gevolgen hebben. Je hoeft dus niet zwaar aan te zetten om problemen op te lossen. Veel problemen lossen zich vanzelf wel op, als gevolg van kleine spontane wijzigingen. Gladwell noemt de ‘Power of Context’ een hele radicale theorie – hij is volgens hem zelfs zo radicaal (omdat hij uitnodigt tot niet-ingrijpen of alleen bescheiden interventies), dat mensen hem gewoon niet kunnen geloven. In Nederland niet, maar in Japan al helemaal niet.
Gelezen in NRC Handelsblad van 19 maart 2011:
Het grote vraagstuk van steden is hun energievoorziening. Natie-staten proberen in de energiebehoefte van hun inliggende steden te voorzien, maar ze bedrijven daartoe veelal riskante geopolitieke spelletjes. Soms zijn ze zelfs hoogmoedig en willen ze niet minder dan ‘de gasrotonde van Europa’ zijn; daartoe bouwen ze een Eemshaven vol met kolengestookte elektriciteitscentrales (?). Steden daarentegen willen liever in energetisch opzicht autarkisch zijn. Windenergie wordt daarom door hen omarmd, maar soms ook kernenergie. De Japanse steden hebben sterk de voorkeur voor de laatste optie. Vandaar al die kerncentrales langs de Japanse kust. Niet handig als daar jaarlijks tsunami’s op de oevers beuken, maar begrijpelijk is het wel: juist de oostkust van Japan is dichtbevolkt. Daar bevinden zich de grootste steden: Tokio, Kobe, Osaka, Kyoto, Nagasaki.Vijfenvijftig kerncentrales wekken er 35 procent van de stroom op.
Bij mij rees de vraag waarom niet alle Japanse kerncentrales aan de veilige westkust gebouwd zijn. Daar heb je geen tsunami’s. NRC Handelsblad gaf afgelopen weekeinde indirect een antwoord op die vraag. Het is de Japanse geografie die dit verhindert. Het langgerekte land kent een vrij ondoordringbare, bijna tropische bergketen. ‘Er zijn amper hoogspanningsverbindingen over en weer.” Kerncentrales aan de Japanse Zee zouden hun opgewekte energie over die bergketens naar de steden moeten transporteren. Dat doen ze dus niet. Je zou daarom nog verder willen gaan en willen voorstellen: waarom bouwen de Japanners niet hun steden aan de westkust, in plaats van aan de gevaarlijke oostkust? Het voorstel is even absurd als het voorstel om de hele laaggelegen Randstad te verplaatsen naar de hogergelegen zandgronden achter de IJssel. We weten allemaal dat er eens een vloedgolf kan komen, een dodelijke combinatie van springtij, westerstorm en hoge rivierenstanden. Toch zal iedereen je glazig aankijken als je het zegt.
Gelezen in A Crack in the Edge of the World (2005) van Simon Winchester:
Afgelopen zondag mensen uit Japan ontmoet. Ze vertelden me dat hun vrienden en familie op dit moment nog steeds naschokken voelen. Elke dag zijn er waarschuwingen op de Japanse televisie. Volgende week reizen ze weer naar huis terug. Huiveringwekkend idee. Het bracht me op de gedachte Winchester’s boek over de aardbeving in de vroege ochtend van 18 april 1906 nog eens na te lezen. Die aardbeving duurde amper een minuut, daarna volgde een brand die drie dagen duurde, deze verwoestte destijds heel San Francisco: 28.188 gebouwen werden verwoest. Winchester stelt zich voor dat hij vanaf de maan zag hoe de aardbeving zich destijds voltrok: “The answer is inevitably dismaying to all of those who like to think that the earth and its inhabitants and the events that occur upon it have any importance at all, in a cosmic sense. For from that distance he would have seen, essentially, nothing.” Hij zou de kortstondige trilling eerder hebben waargenomen als een probleem van de lens van zijn telescoop dan als een grote ramp. “No more, for the earth entire, than a gentle and momentary heave of the shoulders.”
Het citaat doet me denken aan Spinoza. In de Ethica volgt op stelling 36 (Er bestaat niets uit de natuur waarvan niet een gevolg voortvloeit) de conclusie “dat alle mensen onwetend omtrent de oorzaken van de dingen worden geboren en dat iedereen de neiging heeft zijn voordeel te zoeken, en zich daarvan bewust te zijn.” De natuur, zegt Spinoza, kan de mens gemakken bieden, maar ook grote ongemakken, zoals aardbevingen. Ze hebben, voegt hij eraan toe, geen enkel vooropgezet doel. Inderdaad, Winchester beschijft indringend hoe naar aanleiding van de ramp die San Francisco die vroege ochtend van de 18e april trof – ruim 200 jaar na Spinoza -, de studie van de schuivende tectonische platen binnen de geologie grote vooruitgang boekte. Omtrent de oorzaak werd toen veel bekend. En omtrent de gevolgen? Als gevolg van de aardbeving in 1906 kwamen in San Francisco 3000 mensen om het leven; 90.000 mensen ontvluchtten de stad, op een totaal van 400.000. Het veiliger geachte Los Angeles aan diezelfde westkust kon mede hierdoor een snelle opmars beginnen. Winchester: “Large cities survive great natural disasters, true; but earthquakes, of all such trials, tend to have a very different kind of effect upon the future of cities that survive them.”
Gelezen in Lost Japan (1996) van Alex Kerr:
Dat Japan getroffen is door extreem natuurgeweld is iedereen bekend. Het eilandenrijk wordt regelmatig geteisterd door aardbevingen en tsunami’s. Deze keer was het wel echt raak met, inderdaad, catastrofale gevolgen. Reden om stil te staan bij de Japanse ruimtelijke ordening. Japanse ruimtelijke ordening?? Die bestaat namelijk niet. Alex Kerr schreef er midden jaren negentig een deprimerend boek over. Of beter, hij schreef over de ecologische en culturele destructie van het Japanse landschap in de twintigste eeuw. Daarmee won hij nota bene in Japan de Shincho Gakugei prijs voor literatuur. Ik las het begin jaren nul in het vliegtuig op weg naar Tokio. Door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen en door het knagende gevoel dat ons kleine landje bij de zee de ruimtelijke ordening bij het vuilnis zet juist nu de zeespiegel stijgt, greep ik weer naar het boek in de kast. De vernietiging van het landschap in de Iya Vallei op het eiland Shikoku staat erin centraal, maar Kerr, Amerikaan van geboorte en sinds 1977 woonachtig in Japan, schetst een veel algemener beeld. “Japan has become a huge and terrifying machine, a Moloch tearing apart its own land with teeth of steel, and there is absolutely nothing anyone can do to stop it.” Wat zei ik? Deprimerend.
Japanners wonen niet in de bergen. Die beschouwen ze van oudsher als heilig. Daardoor leeft iedereen in dat dichtbevolkte en zwaar verstedelijkte land overwegend langs kusten en rivieren. Daar zijn de steden. Alles daar beneden is letterlijk in beton gegoten; meer dan dertig procent van de kust is met betonblokken versterkt, overal staan huizen, fabrieken, kerncentrales, infrastructuur weeft zich er doorheen. Overspoeld als ze in de twintigste eeuw zijn door een hen volkomen vreemde westerse cultuur, hebben de Japanners hun eeuwenoude cultuur abrupt afgezworen. Er kwamen alleen spullen voor in de plaats, stelt Kerr. Het land werd door ‘spontane orde’ of ‘organische groei’ onder de voet gelopen. De Japanner concentreert zich tegenwoordig op die ene vijver of dat ene paviljoen, zonder de moderne chaos om hem heen te zien. Dat kan hij goed, zich concentreren. “The nation prospers, but the mountains and rivers are lost.” Kerr rekent Japan hierdoor tot een van ‘s werelds lelijkste landen. Volgens Japans geloof is de natuur gevuld met goden. Die goden hebben afgelopen week behoorlijk wraak genomen. Ruimtelijke ordening is een heilige noodzaak.
Gelezen in NRC Handelsblad van 3 december 2008:
De week na het verschijnen van het artikel over de vergrijzing van de Japanse bevolking publiceerde datzelfde NRC Handelsblad een artikel over de wegzakkende Japanse economie, ditmaal van de hand van redacteur Hans van der Lugt. De economie van Japan staat al jaren stil. Van der Lugt schetst hoe de Japanse regering keer op keer à la Keynes enorme bedragen in de infrastructuur van het land pompt en hoe weinig effect dit telkens weer heeft. De overheidsschuld is inmiddels opgelopen tot 180 procent van het bruto binnenlands product. "Geen enkel geïndustrialiseerd land heeft ooit zoveel schuld gedragen." De jeugd mist toekomstperspectief, de regerende LDP is hoogbejaard. "Japanse conservatieve leiders hebben geen toekomstvisies, maar praten liever over de schoonheid en rijkdom van Japanse tradities." Van der Lugt wijt de stilstand aan een gebrek aan democratie. Er is daardoor te weinig vernieuwing. Over dat onderwerp – gebrekkige democratie – schreef hij onlangs een boek, getiteld ‘Geketende democratie. Japan achter de schermen’.
Uit de beschrijving van Van der Lugt blijkt duidelijk dat de regering van Japan structureel de verkeerde dingen doet. Het is een typisch voorbeeld van, zoals Jane Jacobs dat zou noemen, een natie-staat die het principe van welvaartscreatie niet begrijpt. Van der Lugt had er goed aan gedaan haar ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1984) te lezen. Dan had hij beter begrepen waar die economische stagnatie in Japan vandaan komt en hoe die was te verhelpen. Een gebrek aan democratie lijkt me niet de echte oorzaak. Het was aannemelijker geweest als hij de vergrijzing van de Japanse steden aan de basis van de stilstand had gelegd. Want het zijn niet alleen de bestuurders die hoogbejaard zijn, de hele Japanse bevolking is vergrijsd. En steden met een vergrijsde bevolking zijn slecht in importsubstitutie. De Japanse economie draait op export van goedkope massaproducten. Korea, Taiwan en China zijn daar inmiddels veel beter in. Daardoor kalft de exportbasis af. Ondertussen moet Japan steeds meer importeren. Als haar steden niet beter worden in import-replacement, zal de stagnatie blijvend zijn. Uiteindelijk zal de Japanse economie krimpen.
Ook Nederland staat vergrijzing te wachten. Een waarschuwing dus. Nederland, let op uw steden.
reacties