De stad en de universiteit

On 4 september 2014, in economie, stedenbouw, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Urban University and its Identity’ (1998) van Herman van der Wusten (red.):

Mooi artikel van Thomas Bender in de serie over de verhouding tussen de stad en de universiteit, bijeengebracht door Herman van der Wusten, Universiteit van Amsterdam. Ik las het in ‘The Urban University and its Identity’. Bender is historicus aan New York University. Zijn grootste zorg, schrijft hij, is dat de universiteit steeds meer suburbane trekken krijgt, een enclave wordt en zich afzondert van de stad. “Is it why the analysts from the suburban San Francisco Bay Area so easily see no difference between city and university?” Hij ziet er een groot gevaar in. “Both vitality and relevance are at risk.” Stad en universiteit beschouwt hij als natuurlijke partners, vooral sinds we ons steeds meer bewegen naar een kenniseconomie. Zijn kritiek richt zich op de onderzoekers die in hun academische ijver puurheid nastreven, dialoog inruilen voor publicatie, en steeds verder verwijderd raken van alledaagse problemen van mensen. Buiten de universiteit hebben zich tal van denktanks, commerciële bureaus en onderzoekscentra ontwikkeld die dit wel doen. De universiteit heeft niet meer het monopolie op kennis.

Een keer ten goede ziet Bender in een universiteit die weer empirisch onderzoek doet in de eigen stad, niet te beroerd is om de dialoog aan te gaan met de stedelingen, nieuwe multiculturele studentenpopulaties weet aan te trekken, buitenlanders toe te laten, een publieke sfeer te creëren, desnoods te populariseren. “By reorienting academic culture from the nation to the metropolis, and from national cultures to the metropolitan cultures in which universities are deeply implicated, one might thereby acquire important new resources for the making of the pluralised public culture that must be constructed in the coming generation.” Bender, die gelooft dat de wereldeconomie steeds meer georganiseerd is in een netwerk van internationale steden, beschouwt een hecht in de eigen stad ingebedde universiteit als cruciaal voor groei en ontwikkeling. “To effectively enact this role, the university, at least in its metropolitan form, must resist its internal tendency toward suburbanisation.”  Diezelfde New York University werkt op dit moment aan een uitbreiding van haar campus, middenin Greenwich Village. Kosten: 6 miljard dollar. De omwonenden zijn tegen. Welkom in de grote stad!

Tagged with:
 

Gelezen in ‘Naar een lerende economie’ (2014) van de WRR:

Meer dan 400 bladzijden telt het recente advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de Nederlandse economie van de toekomst. Die economie is, aldus de raad, een ‘lerende economie’ waarin alle soorten kennis circuleert binnen een onoverzichtelijke multipolaire wereld. Vanaf bladzijde 327 wordt het advies ook voor planologen spannend. Hoofdstuk 11 gaat over ‘responsieve instituties’, met de regio als eenheid van beleid. En ook: de factor ruimte is volgens de raad van cruciaal belang. Nabijheid is zelfs key, “wat zich vertaalt in relatief hoge huren en hogere grondprijzen in de grote steden.” Echter, clustering organiseren van bovenaf, aldus de Raad, is lastig. “Succesvol clusterbeleid vertrekt vanuit wat er is en probeert de samenhang te versterken.” En dan volgt weer de clustertheorie van Michael Porter, waarvan de Raad betwijfelt of die in de Nederlandse conditie wel hout snijdt. Nederlandse regio’s zijn light-versies van buitenlandse en de Randstad mist kritische massa. Waarop de WRR voorstelt: “Het is zaak toe te werken naar een goede, geavanceerde grootstedelijke economie, met een gevarieerd milieu dat jonge mensen kan aantrekken en behouden.” Dat is: bouw een metropool, kan het duidelijker?

Echter, in de uitwerking van deze op zichzelf juiste redenering maakt de WRR een merkwaardige koerswending. Ze meent namelijk dat agglomeraties in Nederland niet sterk zouden kunnen groeien. Dat stelt ze overigens zonder enige nadere toelichting. Waarop ze voor verbetering van de verbindingen tussen regio’s pleit: de zogenaamde ‘borrowed size’. Dat houdt in: verschillende maar aanvullende sectoren in verschillende regio’s moeten tot een ruimtelijke eenheid worden gesmeed. Als u één aanbeveling moet vergeten, dan is het wel die van de ‘borrowed size’. Het is een verwerpelijke, typisch Nederlandse reactie op een uiterst belangrijke vraagstuk, namelijk dat van de dringende noodzaak van grootstedelijkheid in dit land. Opnieuw wordt dit vraagstuk ontweken door een pleidooi voor verdelende rechtvaardigheid op landsdelig niveau, van pappen en nathouden en van iedereen te vriend houden en vooral niet kiezen. Nee erger, de WRR baart hier een ruimtelijk monster. En werken zal het ook niet. Die mieren op het omslag van het rapport, ze lopen naar één punt: de mierenhoop.

Tagged with:
 

Amsterdam kennisstad

On 17 juni 2013, in economie, onderwijs, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Class of 2020’ (2012):

Deze benchmark kende ik nog niet: de top 10 studentensteden voor investeerders. Bovenaan de Dutch Student Housing Opportunity Index staat Amsterdam, op plaats twee Utrecht, op drie Groningen. Onderaan vinden we Nijmegen, Enschede, Eindhoven en Den Bosch. Waarom deze nieuwe benchmark zo interessant is? “Internationale marktstudies wijzen op goed scorende universiteiten, snelle internationalisering en structurele kamertekorten.” Steden worden in toenemende mate belangrijke spelers op de markt van hoger onderwijs, hoger opgeleiden, talentontwikkeling, hoogwaardige arbeidsmarkt. De wereld van de ontwikkelaars moet hier op inspelen. De index hanteert acht criteria. Amsterdam scoort op deze criteria het beste, de stad is de ‘onbetwiste aanvoerder’. De makers vinden dit niet verrassend. Immers, de onderzoekers van Knight Frank riepen de Nederlandse hoofdstad al eerder uit tot nummer 10 van Europese universiteitssteden om in te investeren. Met twee universiteiten is het de grootste universiteitsstad van Nederland; men verwacht de komende jaren in Amsterdam 20.000 extra internationale studenten. “Er valt veel over de markt te zeggen, maar als investeerder moet u hier in elk geval zijn.”

Tot 2020 zal het aantal studenten in Nederland nog groeien. De helft van de groei zal neerslaan in de vier grootste studentensteden (43.000), de helft daarvan in Amsterdam (22.000). Ook tot de snelste groeiers behoort nu weer Amsterdam. Echter, het tekort aan kamers is in Amsterdam eveneens het grootst; men schat het kwantitatieve tekort hier op 10.000 kamers. Dat verklaart tevens waarom in Amsterdam de hoogste kamerhuren worden betaald: gemiddeld 490 euro. En nu komt het: wat internationalisering betreft staat Amsterdam niet op nummer 1. Da’s vreemd, ook omdat dit een interessante indicator is van de toekomstige vraag. “Tot 2025 zal het aantal internationale studenten wereldwijd verdubbelen en Nederlandse universiteiten profiteren daar nu al van.” Echter, Amsterdam staat met 6.000 internationale studenten op plaats 2, achter Maastricht. Hier is voor de hoofdstad de komende jaren veel winst te behalen, ook omdat Amsterdam op plaats 10 staat van Europese universiteitssteden om in te investeren. Parijs staat bovenaan en wil, gesteund door de Franse minister van hoger onderwijs, de komende jaren nog 18.000 kamers voor internationale studenten bijbouwen. Amsterdam kan dus niet achterblijven. De Engelstalige masteropleidingen zijn er al. Nu de voorzieningen nog.

Tagged with:
 

De universiteit zit op rozen

On 6 februari 2013, in onderwijs, by Zef Hemel

Gehoord op 4 februari 2013 in CREA in Amsterdam:

In de eerste aflevering van de nieuwe serie Amsterdam Lezingen, thema: Amsterdam Kennisstad, sprak Louise Gunning, voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam, voor een uitverkochte zaal. Haar lezing opende ze met een denkbeeldige wandeling door de stad, waarbij ze het publiek op een prettige manier liet kennismaken met de verschillende vormen van hoger onderwijs en wat die voor de stad betekenen. Vervolgens herinnerde ze eraan dat de UvA in de top 200 van beste universiteiten in de wereld staat genoteerd en dat die 200 besten de komende jaren talent zullen aantrekken, terwijl de rest talent zal verliezen. De samenwerking met de VU zag ze mede in dat licht, elke samenwerking moet leiden tot het aantrekken van nieuw talent, ook uit het buitenland. Daarna wees ze op de vele kennisinstellingen rond de UvA en VU die in de stad gevestigd zijn en ging ze in op de vier scenario’s die Shell in de Amsterdam Economic Board voor Amsterdam onlangs had gemaakt: in elk van de scenario’s speelt het hoger onderwijs een cruciale rol. De VU en de UvA, zei ze, zitten dus ‘op rozen’.

In het vragenuur dat volgde wilden de studenten met name weten of Gunning voor de breedte kiest of voor de ‘keien’. Ze zei dat als het om onderzoek gaat haar keuze valt op excellentie, maar dat ze voor onderwijs de breedte niet schuwt. Wel moet het onderwijs op alle niveaus verbeteren; ze beaamde dat de instroom van de UvA tekortschiet in kwaliteit en verklaarde zich daarom voorstander van selectie aan de poort: de UvA, zei ze, had nu eenmaal last van de grote aantrekkingskracht van Amsterdam. Mooi was hoe mensen in de zaal in de loop van de avond elkaar vonden in de gedachte dat de universiteit zich niet moet uitleveren aan het bedrijfsleven, maar de hele samenleving moet bedienen. Gunning zelf gaf trouwens treffende voorbeelden van nuttig onderzoek in Nieuw-West, van uniek archeologisch en kunsthistorisch onderzoek dat de economie overstijgt, en studenten zelf benadrukten de rol van het hoger onderwijs in de emancipatiemachine die de grote stad óók is; het Noorse onderwijsmodel noemden ze als voorbeeld van een model dat uitdrukkelijk de breedte bedient. Iemand in de zaal meende dat de UvA zich meer inspanningen kan getroosten in het middelbaar onderwijs in de hoofdstad, om zo getalenteerde studenten – ook allochtone – aan te trekken. Gevraagd naar het gemeentelijke initiatief om een derde (technische) universiteit naar de stad te halen antwoordde Gunning diplomatiek dat het goed is dat de gemeente in hoger onderwijs investeert. Laatste vraag van Joris: wat zou uw grootste wens zijn voor de universiteit? Gunning: een echt Amsterdams Endownment Fund.

Tagged with:
 

Over gezondheid van stedelingen

On 15 januari 2013, in wetenschap, by Zef Hemel

Gehoord in het AMC op 10 januari 2012:

Ron Peters is klinisch cardioloog in het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam. Op 25 februari 2013 spreekt hij in de nieuwe reeks Amsterdam Lezingen van de Universiteit van Amsterdam bij CREA (http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen.html.) Ter voorbereiding ontmoette ik hem afgelopen week in het AMC. Hij vertelde me over het HELIUS-onderzoek, waarbij duizenden Amsterdammers in hun volwassen leven langjarig worden gevolgd. Een team van vijfendertig mensen voert het in de wereld unieke onderzoek uit. Uiteindelijk zullen 30.000 Amsterdammers in HELIUS participeren, maar Peters vertelde me dat hij het liefst het dubbele aantal mensen zou willen volgen: van elke bevolkingsgroep – Surinamers, Turken, Marokkanen, autochtone Nederlanders, Ghanezen, enzovoort – liefst 10.000. Echter, daarvoor ontbreekt op dit moment het geld. Het grootschalige onderzoek heeft betrekking op de gezondheid van stedelingen, hun leefwijze, hun achtergrond, hun voedingsgewoonten en bewegingspatronen. Centrale vraag: waardoor worden stedelingen ziek? HELIUS beoogt preventie. Men rekent op voorspellende kracht.

Ziektebeelden hebben alles te maken met onze leefpatronen. Pas op termijn doen ze zich voor. Die leefpatronen zijn tegenwoordig stedelijk. Peters noemde het voorbeeld van de explosie van hart- en vaatziekten onder volwassen mannen in de jaren zeventig. Mannen waren destijds kostwinner, vrijwel alle mannen rookten, de auto was aan zijn opmars bezig, de meeste mannen werkten op kantoor, men had zich in steden gevestigd. Met succes heeft de medische wetenschap deze volksvijand nummer 1 bestreden. Deels dankzij medicatie, deels door goede preventie: mannen zijn minder gaan roken en meer gaan bewegen. Peters kan nu al zeggen met welke ziekten wij over vijf à tien jaar zullen worden geconfronteerd: door groeiend overgewicht verwacht hij bijvoorbeeld een opmars van suikerpatiënten. Ook kan hij voorspellen welke bevolkingsgroepen straks het zwaarste zullen worden getroffen.  Of zijn voorspellingen zullen uitkomen hangt mede af van de preventieprogramma’s die nu worden ontwikkeld. Eén ding is zeker: onze steden en onze gebouwen, zei hij, moeten heel anders worden ingericht. Op 25 februari horen wij meer en kan iedereen vragen stellen.

Tagged with:
 

Cities of flesh

On 9 maart 2011, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in Triumph of the City (2011) van Edward Glaeser:

Een stadsbestuur hoeft niet te bouwen. Ze kan er ook voor kiezen in lokaal onderwijs te investeren. Het is een van de uitdagende stellingen van Edward Glaeser, econoom aan de Universiteit van Chicago, in zijn nieuwste boek. Want waarom zijn er steden, waartoe dienen ze eigenlijk? De beschaving, aldus Glaeser, draait om mensen en hoe ze samenwerken. In dat licht moeten ook steden worden gezien.  “The strength that comes from human collaboration is the central truth behind civilization’s success and the primary reason why cities exist.” Het draait allemaal om innovatie, vernieuwing, voorspoed – vooruit dan maar: het draait om vooruitgang. Steden spelen daarin een cruciale rol. “We must discard the view that environmentalism means living around trees and that urbanites should always fight to preserve a city’s physical past. We must stop idolizing home ownership, which favors suburban tract homes over high-rise apartments, and stop romanticizing rural villages.” We moeten, aldus Glaeser, het simplistische idee loslaten dat langeafstandsverkeer ons verlangen naar en de noodzaak van nabijheid kan vervangen. Stop dus met dat verheerlijken van die auto en dat suburbaniseren! “Above all, we must free ourselves from our tendency to see cities as their buildings, and remember that the real city is made of flesh, not concrete.” Vandaar dat onderwijs zo belangrijk is. Als je niet groeit of zelfs krimpt, steek dan je geld liever in onderwijs en niet in duur vastgoed of in prestigeprojecten. Aldus Glaeser.

Dat steden cruciaal zijn in de overdracht van kennis en innovatie, laat de Amerikaanse econoom op overtuigende wijze zien in het eerste deel van zijn boek. Daarin put hij vrijelijk uit de hele wereldgeschiedenis. Achtereenvolgens behandelt hij Bangalore, Athene, Bagdad, Nagasaki en Silicon Valley, om daarop te stellen dat juist nu, in de eenentwintigste eeuw, het erop aankomt kennis aan te boren in steden. “The connection between urban skills and urban productivity has grown steadily stronger throughout the developed world since the 1970s.” Mensen trekken dus naar steden, waar immers alle kennis samenkomt. Daar zijn de inkomens gemiddeld hoger, daar is onderwijs, daar is talent, daar vindt uitwisseling van kennis plaats. De ongelijkheid tussen stad en land wordt groter, aldus Glaeser, maar op wereldschaal ontstaat gelijkheid. En het is zeker niet zo dat Bangalore Silicon Valley wegvaagt. Tussen steden wordt juist kennis uitgewisseld. Zo groeit de beschaving. De wereldbeschaving wel te verstaan. Met een glansrol voor de mensen. En steden. En onderwijs.

Tagged with:
 

Geen kenniseconomie

On 13 maart 2007, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 17 januari 2007:

Voor de Skype-oprichters, die met hun nieuwe bedrijf Joost zijn neergestreken in Leiden, is Nederland allesbehalve een kenniseconomie. Waarom zij dat vinden zal ik zo dadelijk aangeven. Maar eerst iets over Joost.  Joost behoort tot de media-industrie. Het bedrijf ontwikkelt een ‘Joost-kanaal’ en concurreert met Google om de beste technici. Het bedrijf telt inmiddels honderd technici van wie de helft in Leiden werkt. De rest zit onder meer in Toulouse, Milaan en Slovenië. De initiatiefnemers werken nog voor Skype, dat in 2005 werd verkocht aan veilingsite Ebay. Maar binnen drie jaar hopen ze door te breken met Joost.

Waarom is Nederland in de ogen van deze heren geen kenniseconomie? Ik citeer NRC Handelblad. Ten eerste de aanleg in dit land van glasvezelverbinding. Nota bene in het land met een zandige bodem waar het ongelooflijk eenvoudig en goedkoop is om glasvezel aan te leggen, begrijpen de telecombedrijven maar niet waar een bedrijf als Joost zoveel bandbreedte voor nodig kon hebben. Daardoor duurt het eindeloos voordat glasvezel tot in de woonhuizen wordt doorgetrokken. Ten tweede: vergunningen regelen voor buitenlandse werknemers (hooggekwalificeerde technici!) is niet alleen lastig, je maakt ook ‘de meest schandalige dingen’ mee. Met dank aan de kabinetten Balkenende I t/m III. Ten slotte, het vinden van een kantoorpand in Amsterdam lukt niet, omdat de makelaars vijf jaar vooruit willen worden betaald! De enige twee dingen die in het voordeel van Nederland als kennisland werken, zijn de gunstige belastingtarieven enezijds en het woonklimaat in en rond Amsterdam anderzijds. Aldus de oprichters van Joost, dat ook vestigingen heeft in onder meer New York, Londen, Milaan, Rome en Toulouse. "Vergeleken met Buenos Aires of Los Angeles zijn Leiden en Amsterdam veilige dorpjes." Conclusie: doe wat aan die drie dingen (attentie telecombedrijven, regering en Amsterdams makelaars) en zet in op het leefklimaat van Amsterdam en omgeving.

Tagged with:
 

Onder de rook van Amsterdam

On 13 maart 2007, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 17 januari 2007:

Van beta-onderzoekers weten we dat ze niet in de grote stad willen wonen en werken. Het liefst zitten ze in de bossen of op de hei, achter prikkeldraad verscholen, want  alles wat ze doen is geheim. Natuurlijk moet er wel een internationale luchthaven in de buurt zijn (want de betamensen opereren in internationale netwerken) en liefst ook een aantrekkelijke stad voor hun vrouwen (want de meeste beta-werkers zijn nog altijd mannen). Maar bos, heide en zee doen het goed, sterker ze lijken een levensvoorwaarde voor deze mensen, die bovendien, ik schrijf het nog maar eens, in een beveiligde omgeving, uit de buurt van spionnen, willen werken. Het mooiste Europese voorbeeld is het Jülich-onderzoekscomplex in een landelijke omgeving tussen Aken, Bonn en Keulen, waar duizenden kernenergieonderzoekers in de bossen werken aan geheime hoogtechnologische wetenschap. Ook Nederland heeft een paar plekken waar dergelijke concentraties betawetenschappers te vinden zijn: Noordwijk voor de Europese ruimtevaartonderzoekers en Petten voor de energieonderzoekers. Beide aan zee, beide nabij Schiphol, beide even buiten, maar desalniettemin toch in de nabijheid van Amsterdam, de hoofdstad. Nu meldt NRC Handelsblad keurig een persberichtje waarin melding wordt gemaakt van het feit dat de Europese Unie zijn energieonderzoek gaat concentreren in Petten. "Wetenschappelijk onderzoek over politiek gevoelige kwesties – hoe kan de EU minder afhankelijk worden van energieleveranciers als Rusland, op welke manier kan de uitstoot van CO2 worden verminderd – wordt in Petten geconcentreerd." Het besluit bleek al eind vorig jaar in Brussel genomen. Concreet betekent het dat Europese onderzoekers uit het Noorditaliaanse Ispra (óók in de buitenlucht, maar dan dicht bij Milaan) naar Petten zullen komen. In Ispra is het Europese onderzoekscentrum voor Milieu gevestigd. Daar werken veel klimaatdeskundigen. Momenteel werken zo’n 220 hooggekwalificeerde onderzoekers in Petten, in het Europese instituut voor Energie. Het is de buurman van ECN, dat ook in Petten is gevestigd en dat met de buurman samenwerkt. Dat aantal neemt dus substantieel toe.

Wat betekent dit voor Amsterdam? Naast het belang van hoogwaardig winkelen van de vrouwen van de wetenschappers in Amsterdam en de internationale uitstraling van de hoofdstad is er niet zo heel veel. De betawetenschappers zullen landelijk willen wonen. Dus is de opgave vooral in de Noordhollandse droogmakerijen aantrekkelijke ranches aan te bieden voor deze lieden. Amsterdam zal zich vooral moeten profileren op concrete toepassingen van Pettense energie-innovaties. Dat doet het al, zij het nog onvoldoende. Zo worden de Amsterdamse GVB-bussen uitgerust met brandstofcellen die in het Europses Instituut in Petten zijn ontwikkeld. De bussen zullen daardoor flink zuiniger gaan rijden. Maar wie weet dat? En wat valt er zoal nog meer in het Amsterdamse te beproeven? Voor Schiphol betekent het meer hoogwaardig bestemmingsverkeer. Dat is belangrijk, want de Amsterdamse luchthaven dreigt te kiezen voor vracht. En vracht levert heel wat minder toegevoegde waarde en meer overlast dan hoogwaardige energieonderzoekers met hun gezinnen. Kenniseconomie heette dat. Bedoelde het Haagse Innovatieplatform van premier Balkenende zoiets?

Tagged with: