Gelezen in ‘Twenty Minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
De linkse architect-schrijver Michael Sorkin werkt vanuit 145 Hudson Street, New York, in een voormalige drukkerij, een fors gebouw dat hij gedetailleerd beschreef in zijn ‘Twenty Minutes in Manhattan’ (2009). We zochten hem vorige week op. Boven hem bleek het New Yorkse bureau van Rem Koolhaas’ OMA/AMO gevestigd. Niet dat ze veel contact hebben met elkaar, de twee architecten. Daarvoor zijn de vloeren te dik en is de benadering van de stad door de twee architecten ook te verschillend. Met veel liefde beschreef Sorkin in ‘Twenty Minutes’ zijn studio toen hij hem in 1989 betrok: goedkoop en veel beter dan alle lofts die hij in de Village eerder had gebruikt. Echter, nadat hij het huurcontract had getekend bleek dat de gemeente daar geen vuilnis ophaalde (dat doet ze alleen in woonbuurten). Al snel meldde zich een private partij: of hij maar een contract wilde tekenen. Na aanvankelijke weigering kwamen even later twee mannen aan de deur die hem een val voorspiegelden van veertien verdiepingen naar beneden. Welkom in New York!
Sorkin, hoewel op leeftijd, leidt een middelgroot architectenbureau. Daarnaast doet hij stedenbouwkundig onderzoek vanuit Terreform. Ook geeft hij les aan City College of New York. We kwamen, zei hij onmiddellijk bij onze binnenkomst, juist op tijd. Over een paar dagen zou Rebecca Solnit de Lewis Mumford-lezing geven op zijn Graduate School. Kenden we haar niet? Solnit, afkomstig uit San Francisco, is uitgever van Harper’s Magazine en schrijver van tal van boeken. Haar specialisatie is hoe steden zich ontwikkelen na natuurrampen. Z0 schreef ze over Hurricane Katrina en Loma Pietra Earthquake. In New York, dat kampt met het post Sandy-syndroom, wordt zulke lectuur met meer dan gewone belangstelling gelezen. De veerkracht van gemeenschappen na rampspoed is opvallend groot, aldus Solnit – die van overheden en andere instituties juist opvallend gering. Ik dacht terug aan de aankomst met het vliegtuig op JFK. We cirkelden boven zee en draaiden voor Staten Island langs in noordelijke richting naar Queens. Onder me lag het strand van Coney Island, in de verte zag ik de rotsachtige zuidpunt van Manhattan liggen. De machine vloog al laag. Het zicht was anders dan ik van New York gewend ben: de metropool ligt pal aan de oceaan, ze ligt laag, haar kust heel zandig, dichtbevolkt en totaal onbeschermd. Welkom Rebecca Solnit!
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
In het een na laatste hoofdstuk van ‘Twenty minutes in Manhattan’ staat Sorkin stil bij de infrastructuur in zijn buurt. Deels betreft het restanten van de oude havens, deels autosnelwegen die na de teloorgang van de havens veertig jaar geleden de stad moesten helpen ontsluiten maar die de stad, net als alle andere havensteden, juist hebben afgesneden van haar oevers. In zijn buurt pasten die autowegen in het grote Westway-plan: de gedachte om de hele 650 mijlen lange kustlijn van New York opnieuw te ontwikkelen. Plan na plan kwam op hetzelfde neer: een parkachtige oever plus hoogbouw aan het water. Op zichzelf heeft Sorkin geen bezwaar tegen dergelijke ingrediënten. Zijn bezwaar richt zich tegen de beperkte, rigoureuze toepassing ervan, het weinig smaakvolle gebruik van het nautische en industriële erfgoed daarbij en de dominantie van de hoogbouw voor de superrijken. En dat op zulke mooie plekken in de stad. Bovendien, "the waterfront is of particular importance now because the city’s morphological endgame is increasingly being carried out on smaller fields of play: the grid is just about full, the development versus conservation argument has been well articulated on both sides, and the era of wholesale urban-renewal style demolition seems largely over." Trouwens, geen van de plannen houdt rekening met zeespiegelstijging.
Symptomatisch noemt Sorkin de ontwikkeling van de High Line in zijn buurt. Deze oude verhoogde spoorlijn wordt op dit moment omgebouwd tot een lineair park. Hij heeft er weinig mee op. Het leidt alleen maar, schrijft hij, tot verhoging van de vastgoedprijzen. Sterker, er wordt doelbewust op de top van de markt gemikt en zal de middenklasse en de armen verder uit de buurt verdrijven. Refererend aan de oude bestemming van vleesmarkt, verzucht hij: "The well-heeled have now almost totally displaces the well-hooved." Toch mag hij er af en toe graag eten met zijn vrouw.
Het andere slagveld is Sixth Avenue. De transformatie richting gentrificatie illustreert hij aan de hand van twee levensmiddelenwinkels, Jefferson Market en Balducci. Beide zijn de afgelopen jaren verhuisd. Jefferson Market heeft daarbij zijn oude glans verloren en Balducci is helemaal in rook opgegaan. In zijn plaats is een andere kruidenier gekomen – Citarella, een filiaal van een winkel uit de Upper West Side. Goede kwaliteit, daar niet van, maar te rationeel, te onpersoonlijk. Bang dat Sixth Avenue te netjes en te homogeen wordt is hij echter niet. Er zijn genoeg weerstanden daartegen. "Once again, the unyielding spatial character of a neighborhood with strong preservation protections assures that the upward spiral of scale that characterizes so much suburban retail is frustrated." Over de diversiteit van de bevolking hebben we het dan nog niet. Sorkin vindt het best lastig. Moet je nou overal mengen of kan het per buurt homogeen zijn als het totaal maar divers is? "Clearly, it would be tragic if, in cities around the world in which diversity is growing, the idea of local homogeneities were supplanted by a recombinant super-homogeneity in which the demographic and cultural character of all places is simply the same." Ergens tussenin dus. Maar het blijft moeilijk. This scintillating dialectic of equality and difference is at the core of the struggle to find the form of the good city."
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
Zo komen we in dit laatste kerstblogitem over Sorkin’s ‘Twenty minutes in Manhattan’ weer uit bij het begin: de bouw van een toren van het vastgoedimperium van Donald Trump, twee blokken zuidelijk van Varic Street, waar Sorkin zijn nieuwe studio huurt. Hij stipt het onderwerp aan omdat hij als studio-eigenaar een enquetelijst onder de neus kreeg geduwd waarop hij kon aangeven wat zijn wensen zijn ten aanzien van de buurt. De buurt zelf is nog niet gegentrificeerd, en de vragenlijst suggereerde dat de buurt de meest economisch diverse èn duurzame buurt van New York kan worden. Maar de vragen die worden gesteld zijn te beperkt, alsof het om winkelvoorzieningen gaat of om identiteit: "the usual street discipline", noemt Sorkin het. Hij is bang dat de vragenlijst erop gericht is ontwikkelingen als die op de Trump-kavel te legitimeren. Het gaat om een 45-verdiepingen tellend condominium-hotel, met 400 appartementen, kostprijs 3000 dollar per vierkante voet, in een omgeving die niet hoger gebouwd is dan zes, maximaal 15 verdiepingen. ‘Like most Trump projects, the architecture is completely bland, another glass box." Maar het ergste is zijn omvang en hoogte. "On the sky, it’s an awful scar. As urbanism, it’s vandalism."
De heftige discussie in de buurt gaat vooral over de functie van het bouwwerk. Het gebied zelf is als werkgebied gezoneerd, dus er mag niet in gewoond worden. Trump tracht dit te omzeilen door er een hotel van te maken, want dat mag wel. Een condo hotel is weer iets anders, iets nieuws, maar de plattegronden laten geen twijfel: het zijn gewoon woningen. Uiteindelijk is er met de gemeente overeenstemming bereikt over het verschil: je mag er niet langer dan 120 dagen per jaar verblijven: een ‘transient’ in plaats van een ‘resident’ hotel. Buurtbewoners hebben de gemeente daarop een proces aangespannen. Dat betekent dat de gemeente nu de kastanjes uit het vuur moet halen voor de firma Trump, en die heeft de toren in grote haast opgetrokken. Ondertussen adverteert hij met de aanbieding van ‘residences’. Waarschijnlijk is dat geen probleem, denkt Sorkin cynisch. Ook gelooft hij niet dat Trump erop zal toezien dat huurders die een miljoenenappartement huren na 120 dagen keurig het pand verlaten. Het affront is echter breder dan de leugenachtige manier waarop een ontwikkelaar een gaatje in de wet heeft gebruikt in zijn voordeel. Zeker, op diezelfde plek een woningcomplex voor de middenklasse met een kinderopvang erbij wil iedereen. Maar de stad, aldus Sorkin, vraagt om iets anders. Opnieuw verdwijnt er industrie. Dat is niet goed. "This transformation reproduces, at the scale of the city, something that is going on globally, a kind of spatial segregation – or zoning – of continental reach: New York’s industrial neighborhoods are now in China or Mexico." Wat ontbreekt is een industriepolitiek voor New York. Want wat de stad pas echt tot stad maakt is zelfvoorzienendheid en diversiteit.
Ook aan het slot van dit verrukkelijke boek betuigt Michael Sorkin zijn grote respect voor zijn voormalige buurtgenote, Jane Jacobs. Het is een ode aan de metropool, een lofzang op diversiteit, het biedt een scherper inzicht in de rol van steden in een globaliserende wereld dan het simpelweg meegaan met de flow van projectontwikkeling, hoogbouw, sloop en waardeontwikkeling die de stadsontwikkeling in het neoliberale tijdperk kenmerken. Deze kerst had ik geen beter boek kunnen lezen. Ik begin er weer zin in te krijgen.
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
Sorkin’s studio lag aan Hudson Street. In 1989 was hij erin getrokken. Het betrof een loftachtige ruimte in een voormalige fabriek. Vier jaar geleden verliet hij het pand. Reden: gentrificatie. De huren stegen naar astronomische hoogten. Maar niet alleen dat. Nauwgezet beschrijft hij hoe de huisbaas geld rook en hoe hij een deel van zijn pand opknapte, tot appartementen verbouwde, vervolgens leeg liet staan in afwachting van steenrijke kopers, terwijl hij het oude deel met de kantoren eenvoudig aan zijn lot overliet. Maar er is meer dat hem dwars zit. Sorkin ergert zich bijvoorbeeld aan de vlag die de huisbaas aan de gevel hangt wanneer de Amerikaanse troepen door Manhattan marcheren na terugkomst uit de Golfoorlog. Hij bedenkt wat die troepen zouden kunnen betekenen wanneer ze doormarcheerden naar Queens of de Bronx, om daar de stad op de knappen. Of, nog beter, wanneer ze op hun bases elders in Amerika nieuwe steden zouden bouwen. Dat zou wat zijn. "As should also be clear by now, I am a firm believer in the project of building new cities, the only reasonable antidote to the Scylla and Charybdis of sprawl and mega-cities, the dysfunctional twin morphologies of contemporary urbanism." Die steden zouden zelfvoorzienend moeten kunnen zijn, denkt hij. In een politieke situatie van fragiele natiestaten en machtige multinationals zouden dergelijke steden betekenisvol kunnen zijn en in het streven naar globale duurzaamheid de beste schaal van werken. "By this calculus, cities, increasingly important frameworks for the excercise of democracy, become the logical increment for taking environmental responsibility."
Pas nu, op het eind van het boek, beschrijft Sorkin de gevolgen van 9/11. Rond Hudson Street waren die direct merkbaar. Zijn nieuwe buurt, acht blokken noordelijker, ondergaat eveneens de invloed ervan. Ze ontwikkelt zich in zijn ogen tot een "a museum of the architectures of constraint." Vooral het reusachtige Federal Building schijnt volgestouwd te zijn met geheime diensten. Overal staan camera’s en witte auto’s van de Homeland Security Police. Algemener, een korte wandeling door de buurt doet je versteld staan van het aantal camera’s die je begluren. En dan gaat het niet alleen om de straten en de pleinen, maar ook de lobbies, de liften en de corridors. Niet alleen in New York, maar ook in Chicago en Londen begint dit verschijnsel normaal te worden. De Chinese miljoenenstad Shenzen, waar iedere burger verplicht is een identiteitskaart te dragen die GPS-gevoelig is, wijst de weg naar totale controle over de bewegingen van ieder individu. "This question, at the core of every free citizen’s anxiety about the new ‘homeland security’ regime, is exactly how big Big Brother actually is."
Ook de nieuwe architectuur begint angst uit te stralen. Gepantserd glad is bijvoorbeeld populair geworden. Vreemd hoe mensen zich veilig wanen achter glas en tegelijk hun hele hebben en houden en zichzelf willen tonen, terwijl er geen raam meer open kan. "If safety is identified with panoptic transparancy, self-exposure is a medium for reducing risk. More and more of daily life is governed by the management and manipulation of fear." Het maakt Sorkin zenuwachtig. Maar erger nog vindt hij het dat alleen de rijken het zich kunnen veroorloven. Dat bleek bij Hurricane Katrina, waar Sorkin met studenten aan het werk toog om te helpen bij de wederopbouw. Als de nieuwe veiligheidseisen daar aan de Golfkust worden doorgevoerd, zullen de armen uit de kuststreken worden verdreven. Dan wordt de kust van Louisiana een stukje lower Manhattan, "defined by a lavish, overscaled, architecture of self-protection and marked by unassailable exclusivity, by habitable, hurricane-proof, high-rise work of art."
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
De studio van Sorkin staat in Tribeca, een acroniem dat verwijst naar de ligging binnen het grid van Manhattan: TRIangle BElow CAnal. De buurt is mateloos populair geworden in het afgelopen decennium, vooral in vastgoedkringen. De prijzen zijn er de pan uitgerezen. Er schijnt zelfs een Japans SUV-type vernoemd te zijn naar de buurt, wat tekenend is voor de faam ervan. Elk perceel wordt bebouwd, niets blijft onaangeraakt. Tegelijkertijd worden historische panden en structuren vastgelegd en beschermd. In korte tijd is Tribeca van een werkgebied veranderd in een yuppenbuurt.
Door deze ontwikkelingen, aldus Sorkin, is Tribeca bijna af en is het de vraag in hoeverre nog uitzondering, vernieuwing en variatie worden toegelaten, immers, elke toevoeging moet passen "within the parameters of this particular urban endgame." Monumentencommissie beslissen over de laatste toevoegingen; architecten lopen vooruit op hun conserverende oordeel en zullen niet meer met extreme voorstellen durven komen. Daar begint het al mee. Ze kennen de checklists van de commissie die gericht zijn op vorm en iconografie, waardoor uiteindelijk de top van de stedelijke climax noodgedwongen bereikt wordt via conserverende architectuur. Jammer vindt Sorkin dat. "There is a sadness particular to climax."
Het brengt Sorkin op het algemenere vraagstuk van authenticiteit en het verlies ervan. Hij doet dat aan de hand van een voorbeeld. Voor een filmset werd midden in Tribeca een historisch pand nagebouwd. De film waar het om bleek te gaan, was ‘It could happen to you’, een liefdesgeschiedenis die tevens gaat over gentrification want de hoofdpersoon – Nicolas Cage als politieagent – weet met een lot uit de loterij en een ontmoeting met een blonde serveerster – Bridget Fonda – Queens te verruilen voor Tribeca. Op het nagebouwde pandje, aldus Sorkin, reageerde iedereen enthousiast. Zelfs architecten. Men hield er kennelijk van om voor de gek te worden gehouden. Even later bleek er op dezelfde plek een tankstation nagebouwd, nu voor de opnamen van een commercial. Hij was aanvankelijk kwaad. Later begreep hij dat zijn woede niet zozeer gericht was op het feit dat New York hierdoor een soort van themapark werd, maar veeleer dat de gekozen plek irrelevant geworden was: het deed er niet meer toe of het New York was of ergens anders: "there was no real reason for the set to be in New York at all. Except to turn New York into a set." De schaal waarop deze processen gebeuren wordt steeds groter. Het nabootsen van lokale vormen op dezelfde plek of het transplanteren van lokale stijlen naar elders, het maakt niet meer uit. Alles wordt inwisselbaar. Het brengt Sorkin op de gedachte dat teveel waarde wordt gehecht aan visuele vormen. Om authenticiteit te bereiken zou het sociale veel meer voorop moeten staan. De dominante praktijken echter zijn die, waarbij de stad als ‘set’ wordt gezien, in plaats van ‘setting’. "Scenographic recreations are by now a commonplace of urbanism and are a means of evading authentic invention." In deze stedenbouw worden oorzaak en gevolg verwisseld. De vorm zou meer vrijheid moeten worden gegund. Wat verkeerd was aan het modernisme, aldus Sorkin, was dat het voor elk vraagstuk een universele vorm dacht te hebben gevonden; wat het postmodernisme dreigt te doen, is voor elke situatie de vormkeuze irrelevant te maken. "Historic cities die when their narratives freeze into obligations or rituals and become empty sources for the global recombination of images that carries us farther and farther from our own truth." De ultieme test voor goede stedenbouw is tegenwoordig daarom het stellen van de vraag: ‘Do we detect Disney?’
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
Michael Sorkin is een liefhebber van gedachte-experimenten. Wanneer hij het oversteken van Canal Street op Manhattan tot probleem verklaart – de straat wordt gebruikt door zwaar autoverkeer tussen de Holland Tunnel en de Manhattan Bridge, dwars over Lower Manhattan – zoekt hij eerst oplossingen in Wenen, waar hij ook een tijdje heeft gewoond. Anders dan de New Yorkers wachten de Weners netjes tot het voetgangerslicht op groen springt en steken dan pas over. Echt helpen zal het in New York niet doen, erkent Sorkin, want de lichten staan bij Canal Street voor voetgangers ongunstig afgesteld. Vervolgens omarmt hij het Indiase model, waarbij verkeerssoorten niet worden gescheiden en een enorme drukte op straat uitmondt in een massale trage beweging, ook die van auto’s. Het zou maar zo kunnen dat uiteindelijk iedereen zich hierdoor sneller door de stad verplaatst, mijmert hij, waarop hij nota bene de onlangs geleden overleden Nederlandse ingenieur Hans Monderman aanroept (van wiens recente overlijden hij op de hoogte blijkt!), die in een aantal experimenten vrijwel alle verkeersborden uit het Drachtense straatbeeld verwijderde, waardoor iedereen met iedereen rekening hield en er een rustig en veilig straatverkeer ontstond. "Success is predicated on slowness, deference and vigilance rather than by a system of policed controls." Dergelijke systemen waarbij iedereen zich langzaam door de stad beweegt, hebben duidelijk de voorkeur van Sorkin; ze zijn veilig en gezond en laten fietsers, skaters en iedereen die zich op wieltjes voortbeweegt vrijelijk toe tot de openbare ruimte. Sorkin noemt ze, heel fraai, ‘body-favoring systems of movement’.
Voor Canal Street vormen ze echter geen oplossing. Dat probleem kan alleen radicaal worden aangepakt. Waarna Sorkin alle vondsten opnoemt die in het verleden voor de infrastructuur in kwestie zijn bedacht: tunnels, corridors, lineaire structuren waarbij infrastructuur en bebouwing geheel zijn versmolten, de meeste refererend aan "the aestheticized gigantism of the megastructural academy". Hij kan ze wel waarderen, die betonnen architecturen. "The idea of the megastructure – with its diffuse ideology and narrow range of formal preferences – reached high water in the 1960s and ’70s with a run of academic buildings, hospitals and housing projects that combined then-fashionable brutalist and mechanicalist taste with linear, celular organization." De mooiste vindt hij nog die van Le Corbusier voor Algiers uit 1933: een snelweg langs de kust waarop één groot betonnen bouwwerk van veertien verdiepingen is gedacht, goed voor 180.000 inwoners. Hoewel ze geen van alle ooit gebouwd zijn, hebben ze wel enorme invloed op het denken over de stad in de twintigste eeuw gehad. "The idea of the all-at-once distinguishes these projects from a history that extends back for millenia." Traditionele steden en architecturen zijn de uitkomst van generaties gedachtenvorming over vorm, inhoud en cultuur. Ze zijn daardoor goed aanpasbaar gebleken en in staat om heel verschillende activiteiten die we met stedelijkheid associëren een plek te bieden. Zeker, steden kunnen snel worden gebouwd – hier noemt Sorkin Sint Petersburg, Brooklyn en Miami Beach, echter: "The problem of de megastructure is not its extent but its subversion of choice and the cruelties it visits on fragile but indispensable social and spatial ecologies." Het is alsof Sorkin het wel jammer vindt, kind als hij is van de jaren ’60.
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan'(2009) van Michael Sorkin:
Michael Sorkin moet toegeven, hij heeft sympathie voor zowel de ideeën van Jane Jacobs als die van haar tegenpool, de architect Le Corbusier. Hij komt tot deze ontboezeming wanneer hij de beginselen van de Unité d’Habitation van Le Corbusier uitlegt – dit naar aanleiding van de bezichtiging van de Silver Towers ten zuiden van Washington Square, gebouwd door I.M. Pei. Over Le Corbusier weidt hij flink uit. Ook besteedt hij aandacht aan het bezoek van ‘Corb’ aan New York. Hij voelt grote sympathie voor de meester van het modernisme. Kom niet aan Le Corbusier. Als hij mocht kiezen, zou hij liever in de Silver Towers wonen dan in zijn Annabel Lee. En wanneer de hele stad even verantwoord zou zijn qua afvalverwerking, evenveel gemeenschapsruimte zou bieden en even gezond zou zijn als de Unité, dan zou hij ervoor tekenen:" a giant Unité."
Maar dat is niet zo en het feit dat zijn buurt hem die keuze biedt, doet hem al tevreden zijn. "Unfortunately, the models have been received too purely and are too predicated on a zero sum game, ensuring that the embrace of one involves the erasure of the other. But the history of the city, as suggested, has produced a special autheticity – a genius loci via a formal hybridity that is the result of the centuries-long sequence of renewed paradigms jostling for priority and of the fact that the slate can never be wiped clean." Het unieke karakter van New York is het product van een serie interventies die een eenheid doen vermoeden, maar die in werkelijkheid grotere en kleinere op zichzelf staande fragmenten zijn, allemaal verstrooid over de stad. "The future of the city lies not in the superposition of the next great idea throughout the town but in the careful articulation and expression of these differences."
Nee, dan de Amerikaanse reactie op het modernisme, "the so called ‘new urbanism’. Hij moet er niets van hebben. Het is niet meer dan slappe vormentaal, het blijven uiteindelijk allemaal ordinaire buitenwijken. Zoiets bedoelde Jane Jacobs zeker niet. Geef hem dan maar de eerlijke modernistische hoogbouwarchitectuur van Pei. New Urbanism is niet meer dan woningbouw voor de middenklasse in neo-traditionele bouwstijl. "They anathemize the alienations and ineffeciencies of sprawl, savage the ugliness of the strip, and call for a remaking of suburbia in the image of a town." Nee, schrijft hij nogmaals, het ging Jacobs niet om esthetiek. "To be sure, Jacobs luxuriated in the complex and graceful choreography of the life of her block – surely an urban art form – but her city was also a place of intense confrontation."
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
Hoofdstuk drie van ‘Twenty minutes in Manhattan’ gaat over het blok. Hoewel, het bouwblok is slechts aanleiding voor een uitweiding over het wandelen. De keuze van Sorkin begint ‘s morgens al vroeg, na het afdalen van de trap, de wandeling door de hal en het betreden van de stoep, zijn vraag is dan steevast, ga ik links of rechts? Het brengt hem op de stadswandeling als ervaring. We maken kennis met interessante denkers op dit vlak: het werk van Vertov en de invloed van de film op het bewegen door de ruimte, dat van Kuleshov en de montage, in het algemeen hoe de psychologie een geheel nieuw domein heeft blootgelegd, dat van de mental map. Nee, wandelen is niet zomaar een gelegenheid om de omgeving in je op te nemen, stelt Sorkin, het is niet minder dan een analytisch instrument.
Vervolgens maken we kennis met Walter Benjamin en de flaneur, en met Guy Debord, de Situationisten en de ‘dérive’ – een techniek waarmee je bij het wandelen al je gebruikelijke motieven laat varen en waarbij je je slechts laat leiden door de eigenschappen van de omgeving. Weinig toeval blijkt in het spel, want de omgeving stuurt je vrij eenduidig. Je moet het volgens Debord eigenlijk in kleine groepjes doen, voor de duur van een dag, maar niet als het regent. Waarop Sorkin samenvat: "Many contemporary avant-gardes have sought to liberate the creative potential of the unconscious by freeing it from its repression, and the dérive joins the free association of Surrealism, the LSD of hippiedom, or cinematic montage, as tactics for overcoming the fixity of received ideas of order and logic." En zo komen we bij het grid van New York, dat weinig gelegenheid lijkt te bieden voor dérive. Sorkin trekt het algemener: "The industrial city has replaced old paradigms of spatial confusion – the maze or the labyrinth – with an endless sea of regularity, a place where all the streets and buildings look the same." Het is de standaard klacht over moderne stedenbouw: alles lijkt op elkaar. Daar komt bij dat in New York het grid bovendien heeft geleid tot het uitvlakken van het landschap, dat ooit rotsachtig en grillig was. En het trok zich niets aan van het zonlicht, de oriëntatie van de gebouwen op het licht is geheel afwezig. Geen wonder dat vrijwel de planning in New York steevast verband houdt met discussies over licht en lucht. Waarna Sorkin alle regelgeving opsomt die New York heeft uitgevaardigd om lichttoetreding tot gebouwen te verzekeren. Echter, op het blok als zodanig heeft ze geen invloed gehad. Ook niet op dat van Sorkin.
Sorkin wijst erop dat het blok in New York de maat is van de werkelijke democratie, wat vrij aardig overeenkomt met de maat die Plato daar ooit voor heeft genoemd: 500 personen. Of eigenlijk is het het straatgedeelte tussen twee bouwblokken in. Dat zie je, schrijft hij, aan de straatfeesten die overal in New York gehouden worden, maar die overigens nergens tot straatafzettingen mogen leiden. Het onderwerp biedt hem een bruggetje naar een ander onderwerp, namelijk het straatprofiel en het voetgangersgebied dat daarin stelselmatig wordt geofferd aan de noden van het autoverkeer. Verkeersingenieurs, aldus Sorkin, zijn geobsedeerd door soepele verkeersafwikkeling. Ze willen voertuigen zo snel en efficiënt mogelijk door de stad heen loodsen. Alle obstakels moeten daarvoor wijken. Het gekke is dat hij de verkeersveiligheid niet noemt; wel wijst hij erop dat de technici hiermee een illusie najagen, want extra verkeersruimte wekt alleen maar nieuw verkeer op. Omgekeerd leidt reductie automatisch tot minder verkeer. Wat hem doet voorstellen de zeggenschap over de straat aan de bewoners van de verschillende bouwblokken te geven. Een onmogelijke propositie natuurlijk in een stad die wordt gedefinieerd door het grid. Maar hij heeft wel gelijk: "The city, in effect, provides half the area of the public space on my block for the storage of private cars and approximately 40 will fit when all spaces are occupied. The diversion of public space – some of the most valuable real estate on the planet – to the private interests of the least efficient and most dangerous and dirty means of movement in the city is a fundamental affront to the real needs and habits of New York’s citizens, the majority of whom do not own automobiles." Voorstanders van de dérive, verenigt u!
reacties