Segregatie in onze steden

On 30 oktober 2019, in ethiek, migratie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘City of Comings and Goings’ (2019) van Crimson:

Afbeeldingsresultaat voor city of comings and goings crimson

Na de enorme onrust over de stroom bootvluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten, uitmondend in de door Nederland gepromote overeenkomst van de EU met Turkije over opvang in de eigen regio in 2016, besloot het Rotterdamse bureau Crimson een boek te publiceren over hoe West-Europese steden anno nu omgaan met vreemdelingen. Dit jaar – vier jaar na het begin van de Europese crisis – verscheen hun ‘City of Comings and Goings’ bij NAi010 in Rotterdam. In het boek beschrijven de auteurs hoe viif steden omgaan met hun migrantengemeenschappen: Londen, Berlijn, Prato (Italië), Aarhus (Denemarken), Wenen en Amsterdam. In elke stad zochten zij een correspondent die steeds een bij die stad passende invalshoek koos. Let wel, het ging hen niet alleen om vluchtelingen. Ook expats, gastarbeiders, asielzoekers en buitenlandse studenten rekenden zij tot de vreemdelingen die onze Europese steden bevolken. Het boek wordt afgesloten met een catalogus van projecten die de omgang met vreemdelingen in de onderzochte steden typeren. Hoe gaat het tot dusver? Welke positie wordt nieuwkomers in elk van deze steden gegund? Hun onderzoek was vorig jaar, in 2018, al eens onderdeel van de Biënnale van Venetië, toen Crimson exposeerde in de centrale tentoonstelling van de curatoren Farell en McNamara, gewijd aan ‘Freespace’. Nu is er dus het boek.

Wat opvalt na jarenlang onderzoek in de vijf steden is de strikte scheiding die autoriteiten telkens aanbrengen tussen nieuwkomers en ‘normale inwoners’. Deze scheiding  noemt Crimson het directe resultaat van de ‘perverse controlemechanismen’ die de betrokken landen en steden telkens weer doorvoeren, naast de bestaande divergerende invloeden van (gebrek aan) geld, sociale tradities en culturele praktijken. Vooral in Nederland is segregatie dominant, ondanks alle politieke retoriek over integratie van nieuwkomers in de Hollandse samenleving. Het resultaat noemt Crimson een gesegregeerde stad, aangemaakt door een bureaucratie waarbinnen institutionele en commerciële macht effectief maar ongeïnteresseerd worden gekanaliseerd. Ronduit schrijnend vinden zij het waar deze segregatie wordt omgeven met een retoriek van gemeenschapszin, harmonieus samenleven en noodzakelijke integratie. Vooral de lange traditie van planning en stedelijke management achten zij een handicap in het weerbaar maken van onze steden. Liever minder planning en regulering dan meer. Want aan de influx van vreemdelingen, schatten zij, zal geen einde komen. Integendeel, er zullen alleen maar meer migranten op onze rijke steden afkomen. Lezen dat boek!

Tagged with:
 

Tuinieren

On 21 oktober 2019, in kunst, by Zef Hemel

Gelezen in Het Parool van 23 juni 2018:

Afbeeldingsresultaat voor Manifesta 12 palermo book

Iemand twitterde dat ze maar niet begreep wat ik in ‘Een nieuwe historische binnenstad’ met de binnenstad als tuin bedoelde. Waar komt die metafoor van de tuin toch vandaan? Zeker nooit Voltaire’s ‘Candide’ gelezen. Vorig jaar sprak de burgemeester van Palermo, Leoluca Orlando, in een afgeladen Pakhuis de Zwijger over de twaalfde editie van de nomadische kunstmanifestatie Manifesta die dat jaar was gehouden in zijn stad. Deze uiterst succesvolle editie heette ‘Planetary Garden. Cultivating Coexistence’. Wij, de mensheid, zijn de tuiniers van planeet Aarde, maar we onderhouden onze tuin slecht. Daar kwam het op neer. In Palermo werd gerefereerd aan klimaatverandering, droogte en massale migratiestromen. De stad op Sicilië neemt al die stromen uit Afrika en het Midden-Oosten gastvrij in zich op. ‘Becoming Garden’ was een van de kunstprojecten in de stad, dat ging over het samen zorgdragen voor een gemeenschappelijke plek. Het Franse team van Coloco en Gilles Clément had op een ongebruikt stuk land – een illegale dumpplaats  – in een noordelijk gelegen stadsbuurt letterlijk een tuin aangelegd en de bewoners uitgenodigd deel te nemen. Doel: door samenwerking de vruchtbaarheid van de aarde herstellen. “Clément’s metaphor of the planet as a manageable garden is still attractive, not as a place for humans to take control, but rather as a site where agents of diverse species recognise their interdependency and share responsibility.”  Even verderop speelde de Botanische tuin – de Orto Botanico – met zijn 12.000 plantensoorten een hoofdrol in het politieke kunstenprogramma.

Het stadsbestuur van Palermo begreep dat globalisering niet zal overwaaien en dat de migratiestromen van Afrika naar Europa structureel zijn en een logisch gevolg van enorme krachten. Ze wees de bezoekers op het feit dat uitgerekend migranten het stadscentrum van Palermo overeind houden. Want veel kerken en paleizen staan leeg, bepaalde delen ogen zelfs als een oorlogsgebied. Terwijl elders yuppen en toerisme-industrie zich meester maken van de centra, strijken in Palermo de meeste migranten neer in het lege hart. Ze verkopen er hun producten, die ze vaak zelf gemaakt hebben. Arthur Weststeijn van de Universiteit Utrecht schreef destijds in Het Parool: “In plaats van krampachtige kortetermijnoplossingen om toeristenstromen te verleggen van de ene straat naar de andere, biedt Palermo een radicaal alternatief: zorg dat het historisch centrum van de bewoners blijft door er armlastige migranten te huisvesten. Ze zullen er kleine winkeltjes openen, oude markten weer nieuw leven inblazen, zorgen voor reuring als natuurlijk tegenwicht tegen klagende yuppen en slempende toeristen. (…) Want als migranten wegkwijnen in provinciale asielzoekerscentra en geen leven bieden aan het hart van de stad, dan hebben yuppen en toeristen vrij spel.” Zoiets zou je tuinieren kunnen noemen. Te vergelijken met het tuinieren in de Amsterdamse binnenstad: Amsterdammers terugbrengen naar het stadscentrum. Met Artis in de hoofdrol.

Tagged with:
 

Aging Singapore

On 21 augustus 2019, in migratie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Immigration in Singapore’ (2014) van Norman Vasu e.a.:

Afbeeldingsresultaat voor immigration in singapore book aup

Op bezoek bij mijn jongste broer in Singapore. ‘Reconstructing Singapore as a cosmopolitan landscape’ betreft een bijdrage aan de bundel papers over ‘Immigration in Singapore’ (2014). Ik kreeg de bundel van mijn uitgever, Amsterdam University Press. Nu ik er ben, lees ik hem eindelijk. Elaine Lynn-EE-Ho schrijft over het dominante discours in de ontwikkeling van de Aziatische stadstaat als het gaat om immigratie en een rem daarop. Vanouds gaat het discours in Singapore over kosmopolitische planning die internationale elites voor korte of lange tijd aan de stad wil binden. Verschillen moeten worden overbrugd, multiculturaliteit begrepen, diversiteit gevierd, de landsgrenzen selectief geopend, alles voor het aantrekken van internationaal talent. Toch wordt dit uitgangspunt van het toelaten van vermogende ‘foreign workers’ door de bevolking steeds vaker ter discussie gesteld. Veel inwoners van Singapore keren zich tegen verdere groei, hebben moeite met verschillen in rijkdom, accepteren niet langer privileges van bepaalde groepen, willen immigratie liefst een halt toeroepen. Daarover gaan eigenlijk alle bijdragen aan ‘Immigration in Singapore’. Lynn-EE-Ho kiest daarbij voor de invalshoek van het kosmopolitische landschap dat hierdoor gevaar loopt. Vooral de recente ‘integrated resorts’ moeten het in de ogen van de bevolking ontgelden, zoals Esplanade, Gardens By The Bay, the Marina Barrage, en het nieuwe Marina Bay financial centre. 

Uitgerekend deze ‘integrated resorts’ waren door de regering bedoeld om met name rijke chinezen aan te trekken, hun ‘esthetische macht’ bewust ingezet om als stadstaat aantrekkelijk te blijven in een snel expanderend internationaal speelveld waar Chinese, Indonesische, Australische, Indiase, Koreaanse en Japanse steden zich beijveren om een vooruitgeschoven regionale positie te bemachtigen of te bestendigen. Vooral Chinese steden zijn in opmars. Singapore dreigt daardoor zijn vooraanstaande positie kwijt te raken. Welke stad is in de ogen van investeerders het aantrekkelijkst? De aanwezigheid van economische en cultureel kapitaal weegt daarin zwaar. De woede van de Singaporese bevolking richt zich vooral op de middengroepen, niet op de rijke expats. Die middengroepen binden zich voor een aantal jaren aan de stad zonder al teveel plichten te accepteren. In de ogen van de inwoners bezetten ze arbeidsplaatsen die ook door de eigen bevolking vervuld kunnen worden. Het vooruitzicht van een groei van de huidige 5,6 miljoen inwoners naar 6,9 miljoen inwoners, zoals in de Population White Paper van 2013 in het vooruitzicht werd gesteld, stuitte bij verschijnen op stevig politiek verzet. Onder druk van de bevolking is daarna het aantal permits teruggeschroefd. Deze ‘Singaporeans first’ strategie doet de groei afzwakken. Ondertussen vergrijst de bevolking. Zal een verouderend Singapore de internationale concurrentie het hoofd kunnen bieden? Aartsvader Lee Kwan Yew volhardde kort voor zijn overlijden in 2015 in zijn pleidooi voor het aantrekken van ‘foreign talent’ en waarschuwde voor Japanse toestanden. Gevoed door nationalisme wil de bevolking deze boodschap niet horen. Ik denk dat na ‘Gardens By The Bay’ hier niet snel nieuwe icoonprojecten zijn te verwachten.

Tagged with:
 

Gehoord op Roeterseiland Campus, Amsterdam, op 5 maart 2018:

Afbeeldingsresultaat voor map jane and finch toronto

 

Toronto is een hyperdiverse stad. Tuna Tasan-Kok, zelf afkomstig uit Ankara, Turkije, was de Canadese stad gaan onderzoeken omdat Europese steden qua bevolkingssamenstelling steeds veelkleuriger worden en niet goed weten hoe daarmee om te gaan. Hoe doet men dat in Toronto? De planoloog Tasan-Kok is sinds kort hoogleraar Planologie aan de Universiteit van Amsterdam en doet onderzoek naar hyperdiverse planning. Ze vertelde erover in het bachelor-programma Cities in Transition aan de Universiteit van Amsterdam. Bijna de helft van de twee miljoen inwoners omvattende stad, aldus Tasan-Kok, is in het buitenland geboren. Van de andere helft heeft vrijwel iedereen wortels in een vreemd land. Iedere inwoners is als het ware een nieuwkomer. De complexiteit van deze hyperdiversiteit wordt door de stad niet als probleem gezien, maar is juist uitgangspunt van de planning. Dit houdt in dat alle twee miljoen inwoners toegang hebben tot de voorzieningen, voor elke bevolkingsgroep zijn fysieke ruimtes geregeld en iedereen krijgt in principe dezelfde mogelijkheden. Wat het eerste betreft gaat het niet alleen om toegang tot informatie, maar ook tot consultatie en zelfs delegatie van bevoegdheden. In de stad vindt men duizenden street agents die bemiddelen tussen de overheid en lokale gemeenschappen. Ze liet goed zien hoe ver dit gaat en hoe complex deze omgang met diversiteit is. Toch is er ook in Toronto nog sprake van racisme en discriminatie. “Toronto prides itself on its diversity. It’s even the city’s motto, Diversity Our Strength. But Torontonians know that’s just public relations spin, a goal we’ve never really tried to actually achieve.” Lees het onderzoek van David Hulchanski, hoogleraar Housing ande Community Development aan de University of Toronto.

In haar gastcollege zoomde Tasan-Kok in op twee wijken: Regent Park en Jane-Finch. De eerste bleek een achterstandsbuurt in het peperdure centrum, de tweede het afvoerputje van de stad in de noordwestelijke suburbs. Ze vertelde dat Regent Park vele malen onderhanden is genomen, maar dat elke poging tot stadsvernieuwing was gestrand. Uiteindelijk hebben marktpartijen met nieuwe planningsinstrumenten de wijk aan de praat gekregen. De dichtheid is flink opgevoerd, er zijn nieuwe groepen komen wonen zonder dat de zittende bewoners werden verjaagd en de openbare ruimte is opgeknapt. Sommigen spreken afkeurend van gentrificatie, maar Tasan-Kok vindt de ingrepen verdedigbaar. In het geval van Jane-Finch was alles veel lastiger. Geen marktpartij wilde in deze door drugs en geweld geplaagde hoogbouwwijk investeren. Hier hebben de planners het zelf gedaan, gebruik makend van het sterk ontwikkelde gemeenschapsgevoel. In de leegstaande winkels in de malls hebben ze voorzieningen gemaakt ten dienste van de verschillende bevolkingsgroepen. Fysieke en sociale programma’s werden op elkaar afgestemd. Al die verschillende leefstijlen, houdingen en activiteiten accepteren, aldus Tasan-Kok, is beslist niet makkelijk. Haar bewondering voor de planners van Toronto stak ze niet onder stoelen of banken. Terecht.

Tagged with:
 

Vraatzuchtig monster

On 11 maart 2018, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Koninkrijk vol sloppen’ (2010) van Auke van der Woud:

Afbeeldingsresultaat voor koninkrijk vol sloppen

Tussen 1870 en 1900 groeiden de steden in het westen van Nederland ineens als kool. Amsterdam, aldus historicus Auke van der Woud in ‘Koninkrijk vol sloppen’ (2010), kreeg in drie jaar tijd, tussen 1880-1883, liefst 100.000 nieuwe inwoners erbij. De instabiliteit van die instroom was overigens wel groot, want tegelijk vertrokken er 70.000. Een positief saldo dus van 10.000 nieuwe Amsterdammers elk jaar. Nederland volgde in dat opzicht industriële grootmachten als Engeland en Duitsland. In die tijd ontstond het beeld van de grote stad als een gezwel dat op zijn landelijke omgeving parasiteert. De trek naar de stad werd zelfs rechtstreeks in verband gebracht met de landbouwcrisis. Volgens Van der Woud hadden die twee tendensen maar zeer gedeeltelijk met elkaar te maken gehad, maar het beeld was geboren en het bleek onweerstaanbaar: steden waren hongerige octopussen die het platteland verslinden en globalisering werd als de zondebok gezien. Allerlei marxistische en socialistische theorieën circuleerden die steden gingen zien als puur economische verschijnselen. Kritische intellectuelen keerden zich tegen de grote stad. De bezorgdheid over de stedengroei en de nieuwe stedelijke samenleving was volgens Van der Woud overigens typisch Europees, want in Amerika waren weinig critici te vinden die de grote stad als een tumor beschouwden.

Van der Woud wijst erop dat de wetenschappelijke onderbouwing van de parasiterende grootstad met name geleverd werd door Darwins evolutietheorie. Steden werden, net als planten en dieren, als organismen gezien die zich ontwikkelden tot een steeds hogere complexiteit.  Er was sprake van een ‘survival of the fittest’.  Volgens negentiende eeuwse geografen en economen kostte die stedelijke groei veel energie: energie die steden, net als bomen en planten, via infrastructuur uit hun omgeving naar zich toe zogen. Het beeld van de grootstad als vraatzuchtige monster was geboren. Maar Van der Woud stelt in zijn boek daar een heel ander beeld tegenover. Dat beeld is in de eerste plaats cultureel, niet economisch. De grootstad, schreef hij, was voor veel mensen in de eerste plaats een zintuiglijke ervaring en juist daarin school een grote aantrekkingskracht. “Grote stad, wereldtentoonstelling van snoep, machines, schrijfpapier, geplukte eenden, meikaas, glaswerk, strohoeden, kamizolen, rubberen slangen, taarten en lakense jassen.” Eind negentiende eeuw was de metropool de plaats waar de moderne beschaving werd geboren. Wonen in een stad, dikwijls klein, benauwd en vierhoogachter, was voor de meeste mensen een geschenk uit de hemel.

Tagged with:
 

Overal groei

On 22 juni 2017, in migratie, by Zef Hemel

Gehoord in Museum Het Schip in Amsterdam op 18 juni 2017:

Twee bijzondere bijeenkomsten bijgewoond in Amsterdam. De ene ging over bevolkingskrimp op het Europese platteland, de tweede over recente migratie naar Europese steden. De eerste speelde zich af in het Paleis op de Dam en werd bijgewoond door de Koninklijke familie, de tweede – vier dagen later – vond plaats in museum Het Schip in de Spaarndammerbuurt en maakte deel uit van het International Social Housing Festival. Tijdens de eerste werd een terugkeer naar het platteland bepleit, ja er werd zelfs een rurale renaissance in het vooruitzicht gesteld, de tweede pleitte voor een gastvrije stad voor buitenlanders en internationale vluchtelingen omdat de stroom migranten naar steden ook de komende jaren zal aanhouden. Wel gek om die twee bewegingen naast elkaar te zien. Migratie, zo luidde het afgelopen zondagmiddag, hoort nu eenmaal bij stedelijke ontwikkeling en dus is het belangrijk hoe steden die aanhoudende groei opvangen. Terwijl we vier dagen eerder in het geval van de platteland van bevolkingskrimp niet mochten spreken: plattelandsgemeenten waren “in een transitiefase”. Daar in het Paleis werd weliswaar toegegeven dat jongeren het platteland verlaten, maar die zouden terugkeren als de plattelandsgemeenten zich hun lot meer zouden aantrekken. Over buitenlandse migranten hoorde ik niets. Kennelijk zijn we ver voorbij de crisis. Overal ziet men weer groei.

Tijdens het International Social Housing Festival introduceerde Michelle Provoost van het Rotterdamse onderzoeksbureau Crimson die zondag vier steden die bijzondere migratie-geschiedenissen kennen: Prato in Italië, Aarhus in Denemarken. Londen en Wenen. Het voorbeeld van Prato ging over Chinese migranten in de kledingindustrie, Aarhus over de opvang van Syriërs, Londen over migranten uit de hele wereld, Wenen over de invasie uit Oost-Europa en de Balkan. Opvallend was dat elk van de sprekers liet zien dat opvang en integratie vooral in het informele en ongeplande plaatsvinden, niet in de gereguleerde systeemwereld van instanties en overheden. In Londen ging het om oude, vieze hoofdstraten waar migranten de straathandel nieuw leven inblazen, in Prato de vergeten publieke ruimte waar kunstenaars en migranten nieuwe ontmoetingsplekken creëren, in Aarhus de leegstaande openbare gebouwen, in Wenen de private huursector. Vooral Prato was illustratief. De Italiaanse autoriteiten, aldus Massimo Bressan, dachten de Chinese migranten te kunnen exploiteren, maar die bedachten hun eigen strategie. Chinezen kopen daar nu massaal vastgoed op en omzeilen daarmee de programma’s van de autoriteiten. Onmacht en onvermogen om met migratie om te gaan lijken overal groot. Onmacht, aldus Provoost, tekent ook de kabinetsformatie in Nederland, die is vastgelopen op uitgerekend de migratie.

Tagged with:
 

Grootstedelijke migratie toen en nu

On 8 maart 2017, in demografie, by Zef Hemel

Gehoord in CREA, Amsterdam, op 7 maart 2017:

 Figure-1-Major-international-migration-flows-around-the-1680s-Sourcesvan-Lottum

Bron: Van Lottum, Across the North Sea, 2007

Opvallend is het diverse beeld van de herkomstgebieden van migranten die in 2012 in Amsterdam verbleven. Turkije en Marokko zijn allang niet meer dominant. Op dit moment is 34,7 procent van de Amsterdamse bevolking van niet-westerse origine, nog eens 14,9 procent is westers-allochtoon. Leo Lucassen, directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, vergeleek in zijn Amsterdamlezing afgelopen dinsdag de migratie van tegenwoordig met de migratie naar Amsterdam in de Gouden Eeuw. Veel verschil is er niet. Toen kwamen veel migranten uit Europa, tegenwoordig komen ze óók uit de rest van de wereld. Migratie, zeker in Amsterdam, vergeleek hij met ademhalen. Wil een stad groeien en zich ontwikkelen, dan moeten mensen gemakkelijk in- en uit- kunnen stromen. Dat heeft Amsterdam volgens Lucassen altijd goed gedaan. Maar sinds de opkomst van de natie-staat in de negentiende eeuw is het veel moeilijker geworden. Vooral na de Eerste Wereldoorlog zijn paspoorten en reisdocumenten verplicht gesteld. Staten eisen van hun inzittenden assimilatie: je bent Nederlander of je bent het niet. Vroeger was dat anders. Elke stad had zijn eigen regeling, die vaak afhing van de economische behoeften van dat moment. Welk land heeft in de ogen van Lucassen het beste migratiebeleid? Hij moest goed nadenken. Nee, Canada niet. Volgens hem is dat de Europese Unie met zijn vrije interne verkeer.

Lucassen toonde de herkomstgebieden van migranten in Londen en Amsterdam in de periode 1600-1800 (foto). Londen rekruteerde zijn migranten overwegend uit het achterland. Maar Amsterdam trok vreemdelingen aan uit een veel grotere wereld. Wat tegenwoordig ook anders is, zei hij, is de stedelijke sterfte. Die was in de zeventiende eeuw heel groot, waardoor een stad, wilde ze qua bevolking op peil blijven, niet buiten migratie kon. Ook de dekolonisatie waar wij nu nog altijd mee kampen, kende de zeventiende eeuwer niet. De opkomst van de verzorgingsstaat in de twintigste eeuw heeft het allemaal bovendien niet makkelijker gemaakt en ook het regime van de Mensenrechten sinds het Verdrag van Genève, 1951, heeft asielprocedures in het leven geroepen. Een belangrijk verschil is ten slotte de voortschrijdende democratie. In de zeventiende eeuw, vertelde Lucassen, was Amsterdam nog lang niet zo democratisch als nu. Omgang met migranten was destijds een openbare ordeprobleem, maar tegenwoordig is het een hot issue tijdens de verkiezingen. Fijntjes wees hij erop dat de verschillen tussen rijk en arm en tussen de verschillende herkomstgebieden in Amsterdam in de zeventiende eeuw vele malen groter waren dan nu. Maar de beschaving is flink voortgeschreden en met verschillen, hoe klein ze tegenwoordig ook zijn, kunnen we daardoor steeds moeilijker omgaan.

Tagged with:
 

Medusa

On 30 april 2015, in internationaal, migratie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Ends of the Earth’ (1996) van Robert Kaplan:

 

De spannendste kaart van het Middellandse Zeegebied stond afgedrukt in NRC Handelsblad van 21 april 2015. Nauwkeurig waren daarop de routes weergegeven die de Afrikaanse migranten afleggen richting Europa. Het bleek te gaan om een netwerk van steden, met als eindhaltes: Londen, Amsterdam, Frankfurt, Brussel en Parijs. Zeg maar, een fuik. Steden die op de route liggen en belangrijke knooppunten vormen: Malaga, Almeria, Marseille, Rome, Athene, Istanbul, Sofia. De kaart verscheen daags na een bootramp voor de kust van Libië. Uit het bijschrift begreep ik dat dagelijks 293 mensen de oversteek naar Europa wagen; afgelopen jaar waren dat er in totaal zo’n 220.000. Hun aantal zal dit jaar groeien naar een getal ergens tussen de 500.000 en 1 miljoen bootvluchtelingen. Hoe komt dat? “Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er wereldwijd meer dan 50 miljoen mensen op de vlucht.” Het stond er, als een feit. Conflicten en oorlogen, verklaarde de krant, liggen aan de basis van de groeiende mensenstromen.

Was het niet de Amerikaanse journalist Robert Kaplan die al twintig jaar geleden een luguber scenario schetste van wat ons te wachten staat (en ons nu dus overkomt)? In ‘Reis naar de einden der aarde’ (1996) beschreef hij zijn ‘onsentimentele reis’ dwars door West-Afrika, het Nijldal, de Kaukasus, Iran, Centraal-Azië, India en Indochina. Wat hij zag? Enorme slums, bidonvilles, favellas, sloppenwijken, zeg maar: reusachtige geïmproviseerde steden van afval, blik en lompen. In zijn rugzak zat een brief van een vriend, een diplomaat, die schreef: “De grootste bedreiging voor ons waardensysteem komt uit Afrika. Hoe kunnen we blijven geloven in universele beginselen terwijl Afrika wegzinkt tot een niveau dat beter door Dante dan door ontwikkelingseconomen beschreven wordt? Onze houding ten aanzien van ras en etniciteit komt in eigen land in de verdrukking als het hele Afrikaanse continent één grote ‘Schipbreuk van de Medusa wordt’. Zo is het. In die krottenwijken broeit het, al jaren. Daar begint alle onrust. “Op grond van zijn Afrikaanse ervaringen concludeert Kaplan dat schaarste, overbevolking en epidemieën de sociale orde van onze planeet dreigen te vernietigen. Leiden sociale desintegratie en ineenstorting van het staatsgezag nu al niet tot massamoorden en vluchtelingenstromen, ook in onze richting?” Dat was twintig jaar geleden. Goede, activerende stadsontwikkeling heeft men sindsdien nagelaten. Gevolg: bootvluchtelingen. Brengt Habitat III (Quito 2016) wèl uitkomst? Als ik Europa was, zou ik daarin investeren.

Tagged with:
 

Miami Virtue

On 20 januari 2015, in internationaal, literatuur, migratie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Back to Blood’ (2012) van Tom Wolfe:

Tijdens de feestdagen eindelijk gelezen: ‘Back to Blood’ van Tom Wolfe. Heerlijk boek. De roman gaat over Miami, Florida, een metropool van 5 miljoen inwoners in het verre zuiden van de VS, of zoals de burgemeester van Miami, Dio, het zegt: “Miami is the only city, as far as I can tell – in the world – whose population is more than fifty percent recent immigrants (….) and that’s a hell of a thing, when you think about it’.” Hoofdpersoon Nestor Camacho is een Cubaan, net als zoveel andere inwoners van Miami – allemaal gevlucht voor het regime van Castro. Maar er is ook een grote Haïtiaanse gemeenschap, een Afro-Amerikaanse gemeenschap en zo meer. “We got to make Miami – not a melting-pot, because that’s not gonna happen, not in our lifetimes. We can’t melt’em down…. but we can weld’em down.” Daarmee bedoelde de burgemeester dat iedere bloedgroep, elk ras, elke nationaliteit in de stad zijn eigen wijk krijgt en het gevoel moet hebben op gelijke voet met de anderen te staan. In de roman blijkt dat dit tribale evenwicht lang niet bestaat. De Anglo’s zijn stinkend rijk, terwijl de immigranten straatarm zijn. En wie ècht rijk is, dat zijn de Rusissche oligarchen. Welkom in Miami anno 2012.

Wolfe, inmiddels 81 jaar oud, schreef een soortgelijk plot vijftig jaar geleden, toen gesitueerd in New York. Op zijn zevenenzeventigste was hij vier jaar geleden vanuit Manhattan voor het eerst naar Florida gereisd, waar hij de raciale politiek van Florida van nabij had gadegeslagen. Hij was geschokt teruggekeerd. Hoewel de roman weinig nieuws bevat, is het geval Camacho – een Cubaanse politieagent die een zwarte drugscrimineel aftuigt en beschimpt en vervolgens via een registratie van het gevecht op YouTube wordt aangeklaagd in een waar volksgericht – buitengewoon actueel. In Ferguson – een voorstad van St Louis – zijn weer rellen uitgebroken en zelfs in het New York van Tom Wolfe zijn de agenten boos op hun burgemeester, die hen afviel in een soortgelijk geval. De affaire Camacho staat voor een integratieproblematiek die door de nog steeds groeiende migratie naar de VS vanuit het zuiden en het westen (Azië) op de grenzen van het mogelijke stuit. Ik was amper in ‘Back to Blood’ begonnen of president van Obama zocht toenadering tot het Cubaanse regime. Wat een geluk. Na vijftig jaar worden de betrekkingen eindelijk versoepeld. Mijn gedachten dwaalden onmiddellijk naar Miami. Hoe zou het daar nu zijn?

Tagged with:
 

Wild tuig

On 30 november 2011, in onderwijs, by Zef Hemel

Gelezen in The New York Review of Books van 23 november 2011:

Opnieuw geeft Oscar Garschagen in NRC Handelsblad inzage in het leven van de gemiddelde arbeidsmigrant in de grote steden aan de Chinese oostkust. De migranten van het platteland die daar in groten getale werken, schrijft hij, mogen hun kinderen er niet op school doen. Daardoor leven veel kinderen nog op het platteland bij hun grootouders en moeten daar naar school. Hun vader en moeder zien ze slechts een à twee keer per jaar. “Communistisch China is een standenmaatschappij, een gespleten samenleving, waarin het geboorteregistratiesysteem (hukou) dat in de jaren vijftig door Mao Zedong werd ingevoerd een van de voornaamste breuklijnen veroorzaakt.” Over dit hukou-systeem schreef afgelopen zomer ook The Economist al uitgebreid, door mij opgetekend in mijn blog  over The Rat Tribe, (http://bit.ly/vKAmMN). Garschagen noteert acht miljoen rechteloze arbeidsmigranten in Peking, zeven miljoen in Shenzen en nog eens negen miljoen in Guangzhou. Daar komt bij dat het onderwijs in deze metropolen moderner, meer op het individu gericht is, dan op het platteland. De vier oudste en grootste economische zones hebben indertijd hun eigen schoolsystemen mogen ontwikkelen, die zij overigens zelf financieren. Terwijl het doorsnee onderwijs in China klassikaal is, gericht op feitenkennis en standaardexamens, is er in het onderwijs in deze metropolen meer ruimte voor Engelse taal, muziek, gymnastiek en kalligrafie. Iedere zaterdag protesteren de ouders voor het openbreken van het systeem. Tevergeefs. De autoriteiten vrezen een enorme toeloop naar de scholen, die zullen bezwijken onder de aantallen nieuwkomers. Inwoners van Peking, Guangzhou, Shenzen en Sjanghai noemen de migrantenkinderen ook wel ‘wild tuig’. De mensen die Garschagen spreekt denken dat het nog wel twintig jaar zal duren voordat het hukou-systeem wordt afgeschaft.

In The New York Review of Books van deze maand las ik een bespreking van het nieuwste boek van Ezra Vogel over Deng Xiaoping, waarin de auteur – de dissidente wetenschapper Fang Lizhi – het onderwijsstelsel dat Deng Xiaoping introduceerde uitgebreid hekelt. Weliswaar heropende Deng de universiteiten na de Culturele Revolutie onder Mao, dat wil niet zeggen dat hij pro-onderwijs was. Fang Lizhi noemt het hukou-systeem als bewijs voor zijn stelling. Veel kinderen zijn daardoor uitgesloten van onderwijs. Hij beschuldigt Vogel ervan hieraan geen aandacht te besteden. “Deng Xiaoping, the alleged ‘education reformer’, enforced this household registry system, and its consequences for education, to his dying day.” Overigens gaat het systeem niet terug op Mao, maar op de Japanse bezetter die de migratie naar de steden hoe dan ook wilde voorkomen, bang als ze was voor opstanden. De paradox is dat die opstanden nu dreigen juist vanwege het hukou-systeem. Het Chinese voorbeeld laat overigens mooi zien dat steden liefst hun eigen onderwijssysteem ontwikkelen en dat dat ook profijtelijk is. Natuurlijk is er veel te zeggen voor landelijke uniformiteit, maar het inspelen op de regionale economie daagt steden uit hun eigen koers te varen als het gaat om het opleiden van hun beroepsbevolking.

Tagged with: