Gelezen in NRC Handelsblad van 5 februari 2013:
Alarmerend nieuws was het. Nederlandse lucht voldoet bij lange na niet aan de normen die zowel de Wereldgezondheidsorganisatie als de Europese Unie hanteren. Dat was de strekking van een recent artikel in NRC Handelsblad. Jaarlijks sterven zo’n drieduizend Nederlanders vroegtijdig door blootstelling aan fijn stof en ozon. Dat is bizar veel. Wat heet. Nederland scoort het hoogste van heel Europa. Oorzaken: de intensieve veehouderij en het autoverkeer. Beide zijn naar verhouding extreem. Op de Veluwe, in Brabant en in Limburg is het slecht gesteld met de luchtkwaliteit vanwege de intensieve veehouderij. Ook rond de verkeersknooppunten Utrecht en Amsterdam is ze ronduit beroerd. Echter, de allerslechtste luchtkwaliteit wordt gemeten in Rotterdam, Den Haag en het Rijnmondgebied. Dat kan niet aan intensieve veehouderij of autoverkeer alleen te wijten zijn; de bron is daar de havenindustrie die de stedelijke bevolking in het hele westen van het land in haar greep houdt.
De rest van het artikel gaat over de betrouwbaarheid van de metingen. Ook wordt gesteld dat het autoverkeer in en rond de grote steden zou moeten worden stilgelegd. Dat lijkt me een volstrekt onjuiste conclusie. De grote steden zijn niet verantwoordelijk voor het vele autogebruik. Integendeel, dat extreme autoverkeer wordt juist veroorzaakt door jarenlang spreidingsbeleid: ruimtelijk beleid dat er op gericht was de steden in het westen vooral niet te laten groeien. Groeikernen, industriekernen, VINEX-locaties, Randstad-idee met haar complementariteitsgedachte, ze moesten er voor zorgen dat er geen grote steden konden ontstaan. Het gevolg van dit anti-stedelijke, op suburbanisatie gerichte beleid: overbelaste autowegen, onderbenut openbaar vervoer, filerijden. De kaart van Nederland met de bedroevende scores van luchtkwaliteit spreekt wat dat betreft boekdelen. Verbetering van de Nederlandse luchtkwaliteit kan maar op drie manieren: grote steden bouwen, de mainports relativeren en stoppen met de bevordering van de intensieve veehouderij. Alle drie de maatregelen lijken in dit vieze land onbespreekbaar. De nationale schoorsteen moet immers roken.
Gelezen in ‘The EUCO2 80/50 project’ (2011) van The University of Manchester:
Het kwade getwitter van rechtse politici over het artikel van Marcel aan de Brugh in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag hield niet over. In ‘Groen? Onzin. We leven in een vies land’ noteerde de journalist Aan de Brugh dat Nederland viezer is dan Roemenië, Italië of Polen. “Nederland is een vies, grauw land.” Bron: een vergelijkend onderzoek van de stichting Natuur en Milieu op basis van cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Europees Milieu Agentschap. Aan de Brugh interviewde onder andere Ron de Wit, hoofd klimaat bij Natuur en Milieu, die er geen misverstand over liet bestaan. Nederland heeft het meest vervuilde oppervlaktewater en de hoogste concentraties fijnstof in de lucht in heel Europa. “Dat staat haaks op wat het huidige kabinet ons voorspiegelt.” Het kabinet zou hebben beweerd dat Nederland in duurzaamheid voorop loopt. Volgens De Wit bungelt ons land juist onderaan. Dit bericht beviel de regeringspartijen duidelijk niet. Vooral Jan Rotmans, hoogleraar duurzame transitie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam, moest het ontgelden. Ook hij werd door Aan de Brugh geïnterviewd. Hij ziet Nederland niet groener worden. Waarom scoort Nederland volgens hem zo slecht? “Onder andere omdat het land zo dichtbevolkt is.” Nederland is niet dichtbevolkt, maar dun verstedelijkt. “Maar het heeft net zoveel te maken met de economische historie van Nederland. De drie sectoren die de afgelopen vijftig jaar voor veel welvaartsgroei hebben gezorgd – de petrochemie, de intensieve landbouw en de logistiek – zijn een bepalende factor in de vervuiling.” Dat laatste is juist. De Nederlandse economie is vies en vervuilend. Die economie wordt gemaakt en gefaciliteerd door het Ministerie van Economische Zaken, dat maar al te graag zaken doet met gevestigde belangen: de intensieve landbouw, de petrochemie en de logistieke sector.
Fraai viel dit alles afgelopen maand vast te stellen in Hamburg, toen veertien Europese metropolen daar hun cijfers over hun hun CO2-emissies naar buiten brachten. De Universiteit van Manchester had de afgelopen twee jaar veertien Europese steden doorgelicht op hun CO2-uitstoot, de herkomst ervan, dus zeg maar hun vervuilingsbronnen: Hamburg, Glasgow, Rotterdam, Parijs, Oslo, Madrid, Porto, Helsinki, Turijn, Napels, Brussel, Stockholm, Frankfurt en Stuttgart. Rotterdam scoorde veruit het slechtste. “This is because the energy industry ( mostly petroleum refineries) dominates the Rotterdam emissions inventory largely because it is an energy-intensive sector.” In het geval van Rotterdam hangt alles af van de olie-industrie of de stad zijn reductiedoelstellingen (80 procent minder) zal realiseren. “It is recognized that different sectors have differing abilities to reduce their emissions and therefore regions with differing economic make ups, affluence, industries and access to renewable resources are likely to seek differing emissions reductions.” Waarop de Britse onderzoekers laten volgen: “This is notable in the case of the City of Rotterdam, where its emissions were dominated in 2005 by the petroleum refineries in the region.” De stad is veruit de vieste stad omdat ze olie raffineert voor een Europese markt, zeeschepen ontvangt die olie verstoken en transport naar het achterland organiseert dat de lucht ernstig vervuilt. “The majority of Rotterdam’s emissions are from industry and energy industry.” (…) “Due to the slow rate of capital stock turnover, lack of financial and technical resources, and limitations in the ability of businesses to access and incorporate technological information, decarbonisation can be harder than it appears.” Moeilijk te tackelen dus, die Rotterdamse problemen, en daarom is Rotterdam nu al verexcuseerd. Net als de rest van Nederland. Het vieste land van Europa.
Gelezen in ‘’The Great Reset’ (2010) van Richard Florida:
Terug naar Richard Florida. In het hoofdstuk ‘’Big, Fat and Green’ schetst hij precies dat wat Amsterdam sinds ‘’Red de Noordpool’ (2006) al roept en wat tijdens het Internationale Stedenbouw Congres ‘’Cities Can Save The World’’ in de Westergasfabriek (2009) aan een breed publiek aanschouwelijk en tastbaar werd gemaakt: metropolen zijn duurzaam, veel duurzamer dan kleine steden. Metropolen mogen dan betonjungles lijken, ze zijn eigenlijk heel erg groen. New York, stelt Florida, is veruit de duurzaamste stad van de Verenigde Staten. Dat komt door de dichtheid van de bebouwing, het relatief geringe gebruik van de auto, het intensieve gebruik van de infrastructuur, het geringere verbruik van water per persoon, de kleinere hoeveelheden afval. “"The key to New York’s greenness is simple: density, the same thing that promotes innovation and speed.” Congestie is juist een kwaliteit. Daardoor neigen mensen eerder naar het gebruik van openbaar vervoer, wat veel duurzamer is. Ed Glaeser zou hebben berekend dat wanneer een gezin drie tot tien kilometer verhuist naar buiten het centrum van de stad, het honderd liter benzine per jaar meer gebruikt. CO2-emissies van grote steden groeien weliswaar, maar die groei is relatief geringer dan de groei van het inwonertal. “Like biological organisms, the energy metabolism of metropolitan areas slows down as they increase in size: larger regions burn less energy per capita than smaller regions do.”
Het is dus buitengewoon duurzaam om hele grote steden, liefst in hoge dichtheid, te bouwen. Groeikernen en buitenwijken, aldus Florida, moeten daartoe met de kernstad worden verbonden via frequent en hoogwaardig openbaar vervoer, vervolgens dienen deze suburbane gebieden te worden verdicht. “Not everyone wants to live in a city center, and the suburbs are not about to disappear. But at the same time, we cannot facilitate economic recovery by continuing our outward expansion, gobbling up more and more land to build more housing developments.” Zou de volgende Minister van Ruimtelijke Ordening en Milieu zo’n boodschap afgeven, in plaats van Nederland alleen maar mooier te willen maken, dan was er in dit land veel gewonnen.

Gelezen in Het Financieele Dagblad van 11 maart 2009:
Knipsel gekregen van Bob van der Zande in het vliegtuig, onderweg van Amsterdam naar New York, en nu pas in mijn knipselarchief verwerkt. Het gaat over Engelse steden die toewerken naar zelfvoorziening, de zogenaamde Transition Towns (TT). Zeer toepasselijk, want veel mensen die aanwezig waren bij mijn lezing in New York vielen over het derde deel van het drieluik, getiteld ”’Houtskoolschets 2.0”. Ze vonden het allemaal veel te lokaal. In eerste instantie deed ik het af als misverstand, als niet doorgronden wat ik deed. Immers, het was een gedachteoefening waarbij ik naar het diepste punt van de crisis dook en vandaaruit terug redeneerde, een moeizame weg uit het diepe dal zoekend. Op die manier vond ik de echt waardevolle interventies, de juiste aanpak van de crisisbestrijding, die begint in de grote steden. Erg moeilijk, zo’n oefening, die veel vergt van je verbeeldingskracht. Je moet, om zo te zeggen, voldoende romans gelezen hebben om in een dergelijke wereld je te kunnen en willen bewegen.
In de Transition Towns-beweging zie je feitelijk dezelfde oefening, maar dan vanuit bezorgdheid om het milieu en de wetenschap dat de olie opraakt. Volgens de leden is ‘Peak Oil’, het moment dat de olieproductie daalt en de prijs explodeert, binnen enkele jaren realiteit. Vooral voedsel zal schaars worden. Het produceren van ons voedsel kost namelijk veel energie. Die energie wordt bijna geheel uit olie gehaald: kunstmest en trekkerdiesel voor de primaire productie, vrachtwagenbrandstof voor de distributie, gas en olie voor de productie van de verpakkingen, bezine en diesel om het voedsel van de winkel naar huis te krijgen. Techniek gaat dit energiegat niet dichten. Wind- en zonne-energie helpen onvoldoende. Er is geen blauwdruk hoe het moet worden opgelost. Elke stad zal zijn eigen oplossing moeten verzinnen. En elke stad die meedoet introduceert weer een lokale munteenheid, precies zoals Jane Jacobs dat in ‘Cities and the Wealth of Nations’ als een heilzaam economisch middel introduceerde. Trouwens, de lokale ondernemers in de Transition Towns blijken enthousiast. Inmiddels zijn er al 80 Transition Towns en nog eens 30 in oprichting. Totnes, in het zuiden van Engeland is de eerste en oudste. Rob Hopkins is de bedenker. Ik geloof dat Deventer de eerste Nederlandse stad is die zich aansluit. Fascinerend. En wanneer volgt Amsterdam? Haar voedselstrategie is al een tijd in ontwikkeling.
reacties