Gezien in het Stedelijk Museum te Amsterdam op 21 mei 2018:
Afgelopen week de expositie van het werk van Studio Drift in het Stedelijk Museum bekeken. Studio Drift is een veelbelovend Amsterdamse kunstenaarsduo wier werk ik nog nauwelijks kende. In ‘Coded Nature’ (te zien tot 27 augustus 2018) gaat het om “bewustwording van een veranderende maatschappij waarin de impact van technologie groot is, zonder hierover een oordeel te vellen.” Grote woorden, actueel thema, dat zeker. ‘Drifter’ (2017) vond ik vooral fraai. Het traag en vrij in de ruimte zwevende betonblok deed me denken aan de zwevende steen van Wim T. Schippers. Die steen trotseert de zwaartekracht met drie elektromagneten in de sokkel die kracht uitoefenen op magneten die in de steen zijn verwerkt. Zoiets bespeurde ik ook bij ‘Drifter’. ‘Zwevende steen’ verheft zich nauwelijks en is daardoor verrassend en geestig, ‘Drifter’ niet. De film ‘Drifters’ maakte veel duidelijk. “Drifters is een twaalf minuten durende film over een entiteit die zijn oorsprong en bestemming ontdekt, gesitueerd tegen de achtergrond van de Schotse Hooglanden. De vraag die rijst is: valt er voor het individu te ontsnappen aan het collectief?” Gek, maar die vraag stelde ik mij niet. Ik bespeurde eerder een onafwendbare verstedelijking, omineus verbeeld door middel van zwevende blokken die – als vliegende schotels –, afgetekend tegen een maagdelijk landschap, hermetisch in elkaar schuiven tot er geen ontkomen meer aan is. Niet grappig. Eerder ernstig en esthetisch.
Helemaal op het eind van de tentoonstelling zag ik een video van Floris Kaayk, een van de inspiratiebronnen van Lonneke Gordijn en Ralph Nauta, het duo dat Studio Drift uitmaakt. Die video was fantastisch. Ik bedoel niet The Modular Body, maar The Order Electrus. Daarin ontstaat in een vervallen industrielandschap een nieuwe insectensoort die zich razendsnel vermenigvuldigt. De film is vormgegeven als een natuurdocumentaire, maar let op, de nieuwe insect bestaat uit elektronisch afval en loopt op het eind de hele wereld onder de voet, het blijkt een ware plaag. De zeven minuten durende film is eng, aangrijpend, geestig nee hilarisch, en beslist niet esthetisch. Kaayk fabriceerde niet minder dan een moderne ‘Frankenstein’. In het thema bespeurde ik sterke verwantschap met ‘Drifters’ van Studio Drift, maar de ernst en esthetiek van de laatste stond me nu nog meer tegen. Ik vond het teveel ‘Eindhoven’ en te weinig ‘Amsterdam’. Mag ik dat zeggen? Nee, dan Floris Kaayk. Kijk zelf maar: https://www.youtube.com/watch?v=mH6lg2F3EiI
Gelezen in het Parool van21 februari 2013:
Gisteren gesproken over het Amsterdamse metropolitane landschap. Dat begrip is geijkt in de nieuwe structuurvisie van Amsterdam 2040 en omvat de talrijke recreatieterreinen die de hoofdstad aan alle zijden omgeven. Door die terreinen tekent Amsterdam zich nog altijd scherp af in het landschap, hoewel de 2,3 miljoen tellende metropoolregio inmiddels veel groter is en ook nieuwe steden als Almere, Purmerend, Hilversum en Hoofddorp omvat. De agglomeratie zelf weet zich door unieke landschappen omringd, die met uiteenlopende beheerregimes en beschermingsconstructies zorgvuldig in stand worden gehouden en die diep doordringen in de stad. Op termijn lijken die regimes echter niet genoeg. Een eerste stap is om het ringvormige maar versplinterde landschap voortaan als een eenheid te beschouwen en als onderdeel van de metropool. Een volgende stap zou kunnen zijn om ook ànders naar dat landschap te gaan kijken.
Wie blijft denken in termen van natuur of uitplaatsing van sportparken, volkstuinen en zorgboerderijen zal vooral voor rommeligheid en toename van autobewegingen vrezen. Te denken echter valt ook aan heel andere functies zoals evenementen. In het Parool stond een paar maanden geleden een interessant artikel over de toename van festivals rond Amsterdam. Uitgerekend de groengebieden bleken in toenemende mate grootschalige evenementen te accommoderen: Awakenings (35.000 bezoekers) en Latin Village (16.000 bezoekers) in Haarlemmerliede, Mysteryland in het Haarlemmermeer (60.000 bezoekers), Open Air (25.000 bezoekers) en Gaasper Pleasure (5.000 bezoekers) in Amsterdam-Zuidoost, Dutch Valley (22.000 bezoekers) in Zaanstad, Welcome to the future (14.000 bezoekers) in Oostzaan, Dance Valley (24.000 bezoekers) in Spaarnwoude en Wooferland (3.800 bezoekers) en Filipijnse Barbecue (3.500 bezoekers) in de Houtrak. De festivals duren vaak langer dan een dag, soms worden er bomen geplant en heggen gesnoeid, maar ook pannenkoeken gebakken en bingo gespeeld in verzorgingshuizen in de nabije omgeving. In totaal bezochten vorig jaar 250.000 mensen festivals in het metropolitane landschap van Amsterdam. Typisch een functie voor een ècht metropolitaan landschap.
Gelezen in Het Parool van 22 januari 2013:
Amsterdam telt bijna 3000 halsbandparkieten. Dat is iets minder dan vorig jaar. Maar daar komt nu een nieuwe soort bij: de grote alexanderparkiet. Daarvan hebben de vogelspotters inmiddels al honderd in de stad geteld. Ze voorspellen deze vogel “een grote toekomst.” Hij is groter dan de halsbandparkiet en beschikt over een zwaarder stemgeluid. De parkieten overnachten in grote kolonies op een aantal plekken. Het gaat om het Oosterpark, de Buiksloterweg en de Plesmanlaan. Keurig verspreid over de stad dus. Daarnaast strijken kleinere groepen neer in het Bijlmerpark, het Frederiksplein, aan de Amstelkade en in het Hortusplantsoen. Omdat ik aan de Amstelkade woon, kan ik dit bericht alleen maar beamen. Eindelijk verlost van de duiven, wordt de buurt nu geteisterd door iets veel ergers. Wat ik niet wist, is dat de parkiet nu ook de regio opzoekt; aantallen hebben zich gevestigd in Purmerend en Aalsmeer. “Afname in de stad,” aldus Het Parool deze week, “kan ook wijzen op een verdere trek naar buiten. Langzaam verspreidt de halsbandparkiet zich over de regio.” Er ontstaan op dit moment slaapplekken in Amstelveen, Ouderkerk aan de Amstel en Uithoorn. Van de winter hebben ze in ieder geval geen last.
Het is alsof de vogels de mensen imiteren. Vanuit de grote stad wagen ze zich nu aan de ‘overloop’. De metropoolregio Amsterdam als ‘roltrapregio’ voor parkieten. Voor hen zit de woningmarkt dus niet op slot; ook geen last van scheefwoners, die vogels. Inmiddels, begrijp ik, hebben de parkieten zich ook gevestigd in Den Haag, Rotterdam, Leiden en Utrecht. En in Haarlem is de eerste alexanderparkiet waargenomen. “Bekend is dat ook Brussel en Istanbul een kolonie van de soort huisvesten.” De verspreiding gebeurt zonder dat er een planoloog aan te pas komt. Hoewel. Ik moest denken aan wat stadsecologen Melchers en Daalder in ‘Sijsjes en Drijfsijsjes’ (1996) noteerden: “Wij kunnen in belangrijke mate zelf bepalen welke vogelsoorten er in onze directe omgeving aanwezig zijn. Vogels zijn leuk; onze omgeving wordt leuker naarmate er meer vogels zijn.” Zou het werkelijk?
Gelezen in ‘Walden’ (1854) van Henry David Thoreau:
Even buiten Concord, Massachusetts, ontmoette ik Henry David Thoreau. Hij zat er in zijn cabin, dicht bij Walden pond. Het kacheltje brandde. Het was nieuwjaarsdag. Het bleek om een goed gecaste toneelspeler te gaan, een sympathieke figuur en een echte kenner van het werk van de filosoof en schrijver, hij zat in een replica van Thoreau’s hutje bij de parkeerplaats aan de oever van de vijver. Je mocht hem vragen stellen. Waar hij vandaan kwam? Uit Concord. Hij was er geboren en getogen. Zijn vriend en mecenas Ralph Waldo Emerson, die kwam uit Boston, voegde hij er ongevraagd aan toe. Hun ontmoeting was er eentje geweest van ‘de juiste personen op het juiste tijdstip op de juiste plaats’. Beide waren transcedentalisten: aanhangers van de filosofische stroming die zich keerde tegen tradities en conventies, daarbij gedeeltelijk steunend op het bovenzinnelijke. Emerson had zich gevestigd in Concord. Waarom verkoos Thoreau te leven in zo’n erbarmelijk hutje? Wees hij de grote stad (Boston) of zelfs een stadje als Concord van de hand? Thoreau repliceerde dat hij niet wereldvreemd was, hij was allerminst een provinciaal. Hij had gestudeerd aan Harvard.“Bovendien, je hoeft niet te reizen of te leven in de grote stad om de wereld te kunnen doorgronden. Zelfs fotografie en kunst zijn niet nodig.” En waren de mensen in Concord zelf niet een beetje vreemd? Nee, van hen viel niet veel te leren. De echte leermeester voor de mens is de natuur.
Twee jaar leefde Thoreau in zijn zelfgebouwd cabin aan de oever van de Walden pond. Hij schreef er een oprecht en geestig boek over, dat pas na zijn dood faam zou verwerven. Rakelings langs zijn hutje scheerde de trein naar Boston. De plek, besefte ik ineens, was destijds al verre van idyllisch. Bijna een heel hoofdstuk wijdde Thoreau aan deze trein (‘Geluiden’). En wat te denken van de volgende overpeinzing?: “Eén brok gezond verstand zou herdenkenswaardiger zijn dan een zuil zo hoog als de maan. Ik zie stenen liever op de plaats waar ze horen.” Hij bedoelde, stenen horen thuis in de natuur. Om dat laatste te schragen schreef hij: “De grootsheid van Thebe was van een ordinaire soort. Een kleine gestapelde muur van veldkeien die iemands tuin begrenst, is zinvoller dan een Thebe met honderd poorten dat steeds verder is afgedwaald van het ware levensdoel.” Wat is dan het doel van het leven? Niet bouwen in ieder geval. Het geloof en de kunstzin van bouwers zijn één pot nat. “De oorsprong is ijdelheid, bijgestaan door de liefde voor knoflook en boterhammen.” Waarom bewonderen de mensen dan al die monumenten? Om te achterhalen wie ze gebouwd hebben, vermoedde Thoreau. “Ik daarentegen zou willen weten wie in die dagen er niet aan mee deden, wie zich te goed voelden voor zulk gebeuzel.” Thoreau deed me denken aan Steve Jobs. Beiden wars van spullen, beiden vegetariër, beiden gericht op het individu, beiden met een grote liefde voor eenvoud. Het huis van Jobs in Los Gatos, Silicon Valley, was ook vrijwel leeg (John Sculley: “It was as if his house has been abandoned); het had de allure van een cabin (Sculley: “The visit triggered a vivid recall of my frantic and Spartan life in a cluttered New York City apartment that stank of stale pizza and had only the most basic furniture.”). Net de cabin van Thoreau. Beiden, kortom, product van een grootstedelijk milieu.
Gelezen in Lost Japan (1996) van Alex Kerr:
Dat Japan getroffen is door extreem natuurgeweld is iedereen bekend. Het eilandenrijk wordt regelmatig geteisterd door aardbevingen en tsunami’s. Deze keer was het wel echt raak met, inderdaad, catastrofale gevolgen. Reden om stil te staan bij de Japanse ruimtelijke ordening. Japanse ruimtelijke ordening?? Die bestaat namelijk niet. Alex Kerr schreef er midden jaren negentig een deprimerend boek over. Of beter, hij schreef over de ecologische en culturele destructie van het Japanse landschap in de twintigste eeuw. Daarmee won hij nota bene in Japan de Shincho Gakugei prijs voor literatuur. Ik las het begin jaren nul in het vliegtuig op weg naar Tokio. Door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen en door het knagende gevoel dat ons kleine landje bij de zee de ruimtelijke ordening bij het vuilnis zet juist nu de zeespiegel stijgt, greep ik weer naar het boek in de kast. De vernietiging van het landschap in de Iya Vallei op het eiland Shikoku staat erin centraal, maar Kerr, Amerikaan van geboorte en sinds 1977 woonachtig in Japan, schetst een veel algemener beeld. “Japan has become a huge and terrifying machine, a Moloch tearing apart its own land with teeth of steel, and there is absolutely nothing anyone can do to stop it.” Wat zei ik? Deprimerend.
Japanners wonen niet in de bergen. Die beschouwen ze van oudsher als heilig. Daardoor leeft iedereen in dat dichtbevolkte en zwaar verstedelijkte land overwegend langs kusten en rivieren. Daar zijn de steden. Alles daar beneden is letterlijk in beton gegoten; meer dan dertig procent van de kust is met betonblokken versterkt, overal staan huizen, fabrieken, kerncentrales, infrastructuur weeft zich er doorheen. Overspoeld als ze in de twintigste eeuw zijn door een hen volkomen vreemde westerse cultuur, hebben de Japanners hun eeuwenoude cultuur abrupt afgezworen. Er kwamen alleen spullen voor in de plaats, stelt Kerr. Het land werd door ‘spontane orde’ of ‘organische groei’ onder de voet gelopen. De Japanner concentreert zich tegenwoordig op die ene vijver of dat ene paviljoen, zonder de moderne chaos om hem heen te zien. Dat kan hij goed, zich concentreren. “The nation prospers, but the mountains and rivers are lost.” Kerr rekent Japan hierdoor tot een van ‘s werelds lelijkste landen. Volgens Japans geloof is de natuur gevuld met goden. Die goden hebben afgelopen week behoorlijk wraak genomen. Ruimtelijke ordening is een heilige noodzaak.
reacties