Gelezen op The New Metropolitan van augustus 2014:
Richard Williams heeft gelijk. Daags na diens overlijden schreef hij, planoloog in Edinburgh, een blog met een terugblik op het werk van de grote Britse planoloog Sir Peter Hall (1932 – 2014). Uiteraard noemde hij ‘Cities of Tomorrow’ (1980), maar vooral stond hij stil bij de meest radicale tekst die Hall, samen overigens met Reyner Banham, Paul Barker en Cedric Price, in zijn jonge jaren had geschreven. De tekst, of eigenlijk is het een manifest, verscheen in New Society op 20 maart 1969, onder de titel ‘Non-Plan. An Experiment in Freedom’. Volgens Williams, die planologie doceert in Schotland, heeft de waarde van dit pleidooi voor meer vrijheid in de ruimtelijke planning nog niets aan waarde verloren. Maar zijn studenten die hij de tekst steevast laat lezen, hebben er weinig mee. Ze willen maar al te graag sturen, behouden, corrigeren, inperken, dirigeren. En toch meent Williams dat ‘Non-Plan’ hout snijdt. Gaven we onze steden maar meer vrijheid om te groeien en te expanderen en hun eigen lot te bepalen. “Those cities of the world that have wished to restrict growth for aesthetic reasons have become cities of the rich.” Waarna hij de huizenprijzen van San Francisco en Londen opsomt, die inderdaad skyhigh zijn en die volgens hem feitelijk zelfs als een global reserve currency fungeren. Door toedoen van ruimtelijke planning.
Wel gek dat zo’n radicaal standpunt in 1969 als links en progressief werd gebrandmerkt en tegenwoordig juist als uiterst rechts en neoliberaal te boek staat. Want wat schreven die ‘angry young men’ nou eigenlijk in dat geruchtmakende pamflet? Hall en Barker vroegen zich af wat er zou gebeuren als er domweg geen ruimtelijke planning zou zijn. Zou Groot-Brittannië dan zoveel slechter af zijn? Nee meenden ze, het land zou zelfs beter af zijn. Elk nam vervolgens een deel van het Verenigd Koninkrijk voor zijn rekening en speculeerde over een toekomst zonder planning. Banham constateerde dat de zuidkust van Californië veel spannender en dynamischer was dan het stedenlandschap van Groot-Brittannië. Williams denkt het nog steeds. De regionalisering van het nationale beleid in het Verenigd Koninkrijk acht hij zondermeer noodzakelijk, want sommige steden krimpen, terwijl andere juist overkoken. Sommige huizen zijn bijna gratis, terwijl andere voor wonen niet meer te betalen zijn. Vergroot de vrijheidgraden, smeekt hij! Doe ons iets meer Los Angeles. “Perhaps even ‘Non-Plan’ will get another run too.”
Gelezen in ‘Cities of Tomorrow’ (1988) van Peter Hall:
Kon de plek van mijn boekpresentatie symbolischer, nee ironischer? Op het Spui in Amsterdam, pal naast het Maagdenhuis, lanceerde ik op 27 september 2016 mijn nieuwe boek ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ (Amsterdam University Press) met live recensies van Paul Scheffer, Herman Vuijsje, Jos Gadet en Ruben Maes. Het zaaltje was helemaal uitverkocht, mensen die er niet in konden, stonden voor de ramen. De zon scheen over het plein. Vijftig jaar na de provo-demonstraties rond het Lieverdje en de Maagdenhuisbezetting van 1969 reageerden de aanwezigen op mijn radicale oproep om de rigide Nederlandse planning open te breken en weer echte steden te laten groeien, organisch, van onderop. In Universiteitsblad Folia noemde ik de Nederlandse steden zelfs ‘nepsteden’. Vooral Vuijsje (1946) reageerde gebeten. Hij eiste juist méér bemoeienis van de Nederlandse staat met de ruimtelijke ordening. En Scheffer (1954) vond dat ik te weinig de schaduwkanten van de metropool belichtte; zo fijn waren die organisch gegroeide steden van mij helemaal niet. Alleen Gadet (1959) viel mij bij. Hij was dan ook, net als ik, net te jong voor de babyboomgeneratie die destijds de revolutie predikte. Uitgerekend de babyboomers blijken nu conservatief.
Gadet sprak van een eeuwige cyclus van ideeën en hij heeft gelijk. Zijn we terug in 1969? Ik denk het wel. Vorig jaar bezetten de studenten opnieuw het Maagdenhuis, nu is er dus mijn radicale boek. In 1969 publiceerden de jonge honden Reyner Banham, Paul Barker, Peter Hall en Cedric Price hun iconoclastische manifest ‘Non-Plan. An Experiment in Freedom’ in het Britse ‘New Society’. Ze wilden van alle planning af; de dingen moesten spontaan kunnen gebeuren. Ze eisten vrijheid en ruimte voor experimenten, hun pleidooi kwam neer op een aantal weloverwogen oefeningen met non-planning, want in een aantal aangewezen zones zouden mensen weer gewoon moeten kunnen bouwen wat ze willen: “at least one would find out what people want; at the most, one might discover the hidden style of mid-20th century Britain.” Terugblikkend schreef Peter Hall in zijn ‘Cities of Tomorrow’ (1988) dat het manifest van hem en zijn vrienden destijds werd doodgezwegen. Pas tien jaar later durfde iemand met een soortgelijk voorstel te komen. In Amsterdam was dat niet anders. Pas na de Nieuwmarktrellen (1975) mochten bewoners hun gesloopte buurt terugbouwen volgens eigen plan. De Nieuwmarktbuurt is een van de geslaagdste twintigste eeuwse experimenten, het grote voorbeeld voor het latere Java-eiland en Borneo en Sporenburg. Door de bewoners, niet door de overheid of de planners, werd grootstedelijkheid opnieuw uitgevonden.
Gelezen in Cities in Civilisation (1998) van Peter Hall:
In Stockholm was ik dus, deze zomer. In het laatste deel van zijn magnum opus over de stad wijdt Peter Hall een heel hoofdstuk aan Stockholm in de jaren 1945-1980. Let wel, naast de wereldsteden Rome, New York en Parijs is het niet de Randstad, maar Stockholm die hier als wereldstad figureert. Dat is opmerkelijk, want wie het oeuvre van Hall kent, herinnert zich zijn grote doorbraak in 1966 als jonge schrijver en wetenschapper met diens boek, getiteld ‘Zeven wereldsteden’. Daarin is de jonge Randstad nog een van de grote wereldsteden, temidden van, jawel, New York, Londen en Parijs. Veel Nederlandse planners legitimeren de Randstad nog altijd door te verwijzen naar de autoriteit van Hall en roepen dan steevast dit aardige boekje aan. Zijn latere standaardwerk ‘Cities in Civilisation’ zwijgt dus echter in alle talen over diezelfde Randstad. Stockholm daarentegen wordt nu door de Britse geleerde opgevoerd, "because it was a small European capital city that – albeit influenced by examples from other European democracies – set a distinctively different course." Het is even slikken voor de Nederlandse planningsgemeenschap, maar zelfs in historisch perspectief is volgens de grote Peter Hall de Randstad niet "the living embodiment, the showcase, of a society they sought proudly to create as a model for the world." Stockholm is, achteraf beschouwd, wèl de showcase. "Its apartment towers, grouped around its new subway stations and shopping centres, impeccably designed and landscaped, became an object of pilgrimage from informed visitors from all over the world."
Maar ook in Stockholm is het niet allemaal zonneschijn. Want ook Hall ontkomt niet aan een gemengd eindoordeel over het Zweedse experiment. Op het eind schetst hij de politieke en economische crisis in het Zweden van de jaren tachtig. Die lijkt verdacht veel op de Hollandse malaise die zich bij ons iets later, in de tweede helft van de jaren negentig, manifesteert en die met de moord op Pim Fortuyn ineens lelijk aan de oppervlakte komt. De oorzaak? Volgens Hall: langdurige sociaal-democratische hegemonie. Waardoor een dodelijk gelijkheidsdenken de samenleving op den duur ruw in opstand doet komen. Ruw, omdat de Zweden lang niet gewend waren geweest aan debat en meningsverschillen en woorden als ‘individualisme’ en ‘eccentriciteit’ in het Zweeds uitsluitend een negatieve connotatie hadden. De sociaal-democratische verzorgingsstaat leek zelfs de taal te hebben gedood. En de taal van de vormgeving was al even doods want uniform. "Only later do they come to notice an extraordinary uniformity, a certain deadness, in the overall effect." Waarop Hall met graagte Roland Huntford citeert: "There is no dash, no individuality, nor even the unabashed vulgarity of an exuberant commercialism in modern Swedish architecture. It produces a sense of submission and restraint."
Planning hoorde in Zweden bij de sociaal-democratie en voldeed aan de Zweedse behoefte aan veiligheid. Ook die planning viel dus van zijn voetstuk. Niet dat de Zweden haar omvertrokken. Ze liepen gewoon weg, de natuur in, waar ze in vrijheid hun eigen ding kunnen doen. Immers, ruimte genoeg in dit land. En de modelsteden Vällingby, Bredäng en Farsta? Die hebben zich ondertussen gevuld met asielzoekers. Net als bij ons. Nee, er valt voor Nederland veel te leren van Zweden.
Gelezen in Nova Terra, Randstad Special van januari 2008:
Eerder, in oktober 2007, schreef ik over Peter Hall en zijn onderzoek naar polycentrische stedenstelsels in Noordwest Europa. Ik citeerde uit een Europees artikel van zijn hand waaruit duidelijk te lezen viel dat polycentrische stelsels in de postindustriële economie minder voordelig zijn en dat metropolen nu duidelijk in het voordeel zijn. Met name het Ruhrgebied en de Randstad ondervonden hier volgens de Britse wetenschapper hinder van. Ze beschikten weliswaar over een toegangspoort tot de wereldeconomie (Amsterdam respectievelijk Düsseldorf), maar die poort was te klein om alle hooggespecialiseerde en kwalitatief hoogwaardige onderdelen uit de dienstensector te accommoderen die nodig zijn om in een globaliserende economie het bedrijfsleven op het vereiste hoge niveau te bedienen. Kortom, Amsterdam is te klein.
Ditmaal staat er een artikel van de hand van Peter Hall over datzelfde onderzoek in het Nederlandse tijdschrift Nova Terra, waarin de bovenstaande conclusie veel omfloerster wordt getrokken. Eigenlijk moet je heel goed lezen om deze grondige ommedraai in de beoordeling van deze oude Randstad-believer te kunnen traceren. Om mij heen hoorde ik al mensen de geruststellende conclusie trekken dat het wel goed zit met die Randstad en dat Peter Hall die mening deelt. Niets is minder waar. De klap wordt helemaal op het einde van het artikel uitgedeeld, en wel op subtiele Engelse (of is het wetenschappelijke?) wijze. Ik citeer: "There are strong global forces that tend to encourage the clustering of advanced services, particularly in banking and finance, in and around Amsterdam – particularly on the Zuidas, massively aided by the concentration of air and rail links for face-to-face communication at Schiphol and Amsterdam Zuid station. This appears to be weakening the polycentric character of the region in a functional sense, even though physically the other cities remain important players." Tot zover is alles nog hetzelfde en kloppen de feiten. Maar daarna, helemaal op het eind, worden de Nederlandse planners opgevoerd die deze concentratietendens zullen willen beantwoorden met een selectieve spreidingspolitiek. "Policymakers will want to consider how they can guide market forces, in particularly rising rents and salary costs, in the South Axis so as to secure a progressive balancing movement of other functions, for which a central location is less critical, to other locations in the Randstad and even outside it." Vreemd. Eerder had hij een heel ander beleid aanbevolen. Zou de oude grijze hoogleraar de gevoeligheden in Nederland raden en, heel beleefd, zijn harde boodschap hebben willen verzachten door een typisch Nederlandse beleidsreactie op te voeren? Hij zegt het immers niet zelf, "Policymakers will want…." Tot overmaat van ramp vergelijkt hij de situatie in de Randstad met die in Zuidoost Engeland. Dat deed hij in zijn eerdere artikel niet. Toen was de situatie in het Ruhrgebied en de Randstad juist een andere. Is Peter Hall soms verdwaald? Of heeft hij vooral beleefd willen zijn?
reacties