What is to be done?

On 25 november 2015, in filosofie, literatuur, by Zef Hemel

Read in ‘The Christal Palace’ (2005) of Peter Sloterdijk:

Peter Sloterdijk’s ‘In the World Interior of Capital’ (Het Kristalpaleis)  is a must read, especially at this very moment, after the events in ‘Paris’ and ‘Brussels’. Sloterdijk’s philosophy of globalization is based on the story of Christal Palace in London, 1851, the first World Exhibition. The building of glass and steel, designed by Joseph Paxton, was an impressive pleasure ground of Western capitalism, luxury, consumerism and power, a temple of pure commercial and decadent Enlightenment. When the Russian novelist Fyodor Dostoyevski visited it in 1862, he was astonished. After years of death camps in Siberia, which he survived, he entered the palace. His awe and loathing got mixed up with his reading of Chernyshevsky’s novel ‘What Is To Be Done?’, published in 1863. An explosive concoction was brewed in his mind. Sloterdijk: “Famous for its time, (and of a resolutely pro-Western tendency), and with consequences that would extend all the way to Lenin, this book announced the "New Man" who, after accomplishing the technical solution to the social question, would live amongst his peers in a communal palace of glass and metal-the archetype of shared accommodation in the East and the West. Chernyshevsky’s culture palace was conceived as a luxury edifice with an artificial climate, in which an eternal spring of consensus would prevail. Here, the sun of good intentions would shine day and night, the peaceful coexistence of everyone with everyone would go without saying.” The Christal Palace became the expression of expansive Western civilization.

So then Dostoyevsky decided to write his ‘Notes fr0m the Underground, published in 1864. The short novel  is about a man living in Saint Petersburg, fulminating against modernity, being very angry with the West. According to Sloterdijk it is the first expression of opposition to globalization, a book on terrorism, hatred, violence and boredom. “The visionaries of the 19th century, like the communists in the 20th century, had already understood that social life after the end of combatant history could only play out in an extensive interior, an interior space ordered like a house and endowed with an artificial climate. Whatever one may understand by the term real history, it should, like its spearheads, sea voyages and expansionist wars, remain the perfect example of undertakings in the open air. But if historical battles should lead to eternal peace, the whole of social life would have to be integrated into a protective housing. Under such conditions, no further historical events could occur, at most household accidents. Accordingly, there would be no more politics and no more voters, but rather only contests for votes between parties and fluctuations among their consumers.” Until 9/11 it seemed this was really the case. Then the terrorists began their attacks. The media loved it. The terrorists know.

Tagged with:
 

Is er een toekomst?

On 24 april 2014, in filosofie, by Zef Hemel

Gehoord in de Beurs van Berlage op 18 april 2014:

Is er een toekomst? Peter Sloterdijk, die de vreemde vraag gesteld kreeg, antwoordde gevat: "zeker is er een toekomst. Voor de microben. Ze waren er eerder dan wij en ze zullen ons overleven." Het was het humoristische begin van een gesprek met de Duitse filosoof tijdens de G8 van filosofen, het gesprek ging over religies. Sloterdijk, puttend uit zijn laatste boek ‘Du muss dein leben ändern’ (2011), vertelde over religies die vroeger hele samenlevingen – talrijke mensen die elkaar nooit kunnen leren kennen – pretendeerden te vormen, maar die tegenwoordig veeleer gerangschikt kunnen worden onder de vele oefenpraktijken van mensen die hun eigen leven willen veranderen: religie net als sport, fitness, literatuur, filosofie, poëzie. Je kunt nu je favoriete oefenpraktijk kiezen als een vorm van individuele zelfhulp. Sterker, iedereen kan ook zijn eigen religie beginnen, voegde hij eraan toe, wat ook dikwijls gebeurt. Sloterdijk wilde geen voorbeelden geven, maar hij verzekerde ons dat de afgelopen eeuwen vele duizenden religies een kortstondig leven hebben geleid. Veel is er ook niet voor nodig om een religie te starten. Steeds, viel hem op, betreft het een professionele kaste die niet meer pro-creëert, een ashram opricht waarbinnen ze zich terugtrekt, ascese pleegt, een heilsbelofte verkondigt, enzovoort.

Verderop in het gesprek waarschuwde hij voor de gevaren die ons op dit moment bedreigen. Niet regeringen en machthebbers zullen ons in diepe crises kunnen storten. Wij zijn zèlf gevaarlijk, door de beelden die wij verspreiden via het internet. Die beelden zijn als microben, ze zijn ontelbaar, niet te beheersen en gaan in stromen de hele wereld over. Al die beelden – ‘images’, die van anderen vragen om ‘imitatie’ – zijn afkomstig van een ‘culture of greed’. Ze worden ontvangen door mensen die leven in een ‘culture of pride’. Dàt is het werkelijke gevaar dat de wereld bedreigt: wanneer mensen uit een cultuur die armoede vertaalt in trots onze zelfgenoegzame welvaartsbeelden ontvangen, raken ze overstuur, boos, geïrriteerd. Zulke beelden willen en kunnen ze niet imiteren. Een gemakkelijke oplossing hiervoor is er niet. Want de beeldenstroom is niet te stoppen. Pas wanneer iemand met aanzien weer beelden van eenvoud, ascese en soberheid vanuit een ashram zou verspreiden, kan ontspanning in de wereld ontstaan. Een knappe analyse. En een verademing, na al die verhalen over politiek en macht en wat die allemaal zouden betekenen.

Tagged with:
 

Open stad

On 3 juni 2011, in filosofie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Je moet je leven veranderen’ (2011) van Peter Sloterdijk:

Op 13 mei jongstleden sprak de Duitse filosoof Peter Sloterdijk in het Amsterdamse Felix Meritis over zijn nieuwste boek, ‘Je moet je leven veranderen.’ Eigenlijk betrof het een interview, met René ten Bos als interviewer. De zaal was uitverkocht. Het gesprek opende met een uiteenzetting van de filosoof over viruositeit waarbij de mens door oefening de techniek volledig leert beheersen, zoals Paganini het vioolspelen volledig beheerste. Ook refereerde Sloterdijk aan de circusartiest en citeerde daarbij een romanpersonage van Thomas Mann (‘Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull’) die op slag in de ban raakte van een trapeze-artieste, ‘de dochter van de lucht’: ”een ernstige engel van de doldriestheid”. Inderdaad, de mens is een oefenmens en oefening gaat gepaard met steeds grotere lichtheid, met optimisme. Wij leven op ‘de planeet van de oefenenden’. “Vanuit het perspectief van een theorie van het oefenende leven moet daaraan worden toegevoegd dat die spelen diep zijn die vanuit de hoogte worden aangestuurd.” Het brengt Sloterdijk tot een uiteenzetting over verticaliteit, het verticale moment – het appèl – waardoor iemand ineens uitstijgt boven het niveau van geoefende virtuositeit. Het citaat van Rilke, ‘Je moet je leven veranderen’, komt dan goed van pas. “Grijp de gelegenheid aan om met een God te trainen!” Het deed me denken aan Johan Huizinga’s meesterwerk over de spelende mens: vrijwel alles wat wij doen is ernstig spel.

De avond eindigt met een vraag uit de zaal. Veranderen mensen hun gedrag niet vanzelf in het licht van de crisis? Sloterdijk meende van niet. Zelfs bij de ergste rampen zullen mensen de draad weer gewoon oppakken en doorgaan met hun dagelijkse oefeningen. Waarom? Omdat een ramp nooit erg genoeg kan zijn. Neem Fukushima. Is de ramp met de Japanse kerncentrale erg genoeg geweest? Nee. Stopten we met kernenergie na Tsjernobyl? Nee. Mensen reageren op rampen door extra beton te storten, meer staal te gebruiken, dieper te boren, kortom, door nog harder te oefenen. Alleen verticaliteit verandert mensen. Net als zijn boek eindigt de avond met ‘de absolute imperatief’: de alomvattende crisis. De wereldwijde catastrofe maakt iedereen duidelijk dat we zo niet meer verder kunnen gaan. Ze is de enige autoriteit die mag zeggen: ‘Je moet je leven veranderen!’ Maar wie hoort het en wie gaat het doen? Samenwerken is voor mensen het moeilijkste aldus Sloterdijk. Iedereen beschermt zich. “Alle geschiedenis is de geschiedenis van gevechten tussen immuunsystemen.” Slechts wanneer zich één groot co-immuniteitssysteem op aarde vormt kunnen we de wereld redden. Geen communisme, maar co-immunisme. Alle sociale verbanden zijn co-immuniteitssystemen. Open steden zijn dat ook. “Ze eist dat we alle vroegere onderscheidingen tussen het eigene en het vreemde achter ons laten.” Er zit niets anders op, aldus Sloterdijk, dan “zich door dagelijkse oefeningen de goede gewoonten van gemeenschappelijk overleven eigen te maken.”

Tagged with:
 

De stad als camping

On 29 september 2010, in openbare ruimte, by Zef Hemel

Gelezen in Vrijstaat Amsterdam/Free State of Amsterdam (2010):

Vanochtend nog in de heg aan het water. En gisteravond op weg naar mijn afspraak. En gisterochtend op de fiets naar het werk: overal plassende mannen. Op zaterdagochtend ren ik  langs de Amstel. Ter hoogte van het Amstelpark liggen bootjes aan de oever, illegaal. Officieel mag daar van het stadsdeel niet worden gewoond, maar er wonen wel degelijk mannen. Steeds zie ik ze de weg oversteken, om te plassen. In het Amstelpark. Overal plassende mannen. Laatst hurkte een jonge blote vrouw in strings met een zwarte cowboyhoed op haar hoofd op klaarlichte dag tegenover mijn huis achter de plataan, op het kinderspeelplaatsje. Met de string over de knieën deed daar haar behoefte in de kennelijke veronderstelling dat de boomstam haar dekking bood. Ze kwam van een sloep die toevallig langsvoer. Twee jongemannen begeleidden haar. De een was kapitein, want hij had een pet op. Ze haalden hun piemel uit de broek, voegden zich bij haar en gingen tegen mijn huis aan plassen. Verontwaardigd haalde ik de luxaflex omhoog en staarde ze verbijsterd recht in het gezicht. Niet dat ze schrokken. Ze namen nauwelijks de moeite om het plassen te onderbreken. Druipend verplaatsten ze hun lullen naar de gevel van de buren om daar het plassen voort te zetten. Overal zet de gemeente tegenwoordig verrijdbare urinoirs in de stad. Het is vergeefs. Het wordt alleen maar erger.

Om iets zinnigs over de samenleving te kunnen zeggen moet je menselijk gedrag in de openbare ruimte bestuderen. Plassende mannen in het volle daglicht. Wat wil dat zeggen? De mannen gedragen zich als honden, nee als apen. Amsterdam doet in dat opzicht tegenwoordig niet meer onder voor India. In het essay dat de Duitse filosoof Peter Sloterdijk in de ‘’Vrijstaat Amsterdam/Free State of Amsterdam’ schreef, refereert hij aan het verschijnsel als hij over de moderne homo ludens schrijft. Opwekkend is het niet. “In dit verband moet worden opgemerkt dat alle grotere steden te maken krijgen met een almaar nijpender wordend barbarenprobleem. Nu al verwarren steeds meer mensen de city met een camping (…). Dit omturnen van steden in campings wordt vooral door jongeren uitgevoerd, (…) Grofweg kan men ze herkennen aan het feit dat ze de ernst van het restauratieprobleem nog niet beseffen. Lichtzinnig als ze zijn gaan ze ervan uit dat ze, waar ze ook zijn, met de middelen die ze bij zich hebben in vorm kunnen blijven en de restaurateur links kunnen laten liggen – met als resultaat dat ze niet weinig bijdragen aan de devaluatie van de openbare ruimte.”

Tagged with:
 

Homo lulu

On 19 september 2010, in filosofie, by Zef Hemel

Gelezen in Vrijstaat Amsterdam/Free State of Amsterdam (2010):

Daar is ie dan. De lezing, nu op schrift, van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk bij de opening van de Vrijstaat Amsterdam. Verschenen in een boekje, uitgegeven door de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Titel: ‘Samenlevingsdesign in de open stad’’. Na de voordracht in de Tolhuistuin in Amsterdam-Noord, vorig jaar september, heeft Sloterdijk de door ons toegezonden geluidsband zorgvuldig bewerkt en gereed gemaakt voor publicatie. Vervolgens heeft Hans Driessen de Duitse tekst in het Nederlands vertaald. En heeft de Duitse vertaler van zijn teksten een Engelse versie afgescheiden. Alles is nu bij elkaar gebracht in een handzaam boekje dat schitterend is vormgegeven door Martijn Mulder van Beautiful Minds. Een prachtig relatiegeschenk. Ik citeer het slotbetoog, waar Sloterdijk de belangrijkste bouwheer van de stad van de eenentwintigste eeuw opvoert: de homo ludens luxurius  – homo lulu – in de persoon van de toerist, te gast in de stad.

“Als verslonsde flaneurs hebben de toeristen van tegenwoordig alle attractieve steden in bezit genomen; ze werken op die manier mee aan de stedenbouwkundige imperatieven, onder invloed waarvan de urbane complexen van morgen zich ontwikkelen. Omdat het toerisme overige takken van industrie inmiddels heeft ingehaald, ligt het voor de hand dat het niet in de laatste plaats de aan de noodzaak ontsnapte mens zal zijn, de nomadische, op het overbodige verliefde homo ludens, die zich met zijn behoefte aan prikkeling, fascinatie en vrijblijvendheid zal opwerpen als een van de belangrijkste bouwheren van de stad van morgen. Dit geldt niet alleen voor gecertificeerde speelparadijzen als Monaco, Macao of Las Vegas, alle metropolen van de toekomst zullen mede worden gebouwd door mensen die aanwezig zijn alsof ze alweer ergens anders zijn. Ludieke stad, luxueuze stad: de homo lulu zal weten weten waar hij zich op zijn gemak voelt.”

Tagged with:
 

Een zoöpolitieke opgave

On 28 juni 2010, in filosofie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Regels voor het mensenpark’ (1999) van Peter Sloterdijk:

De kabinetsinformatie gaat de volgende fase in. Ondertussen lees ik Sloterdijk. Het oeuvre van de Duitse filosoof, moet ik bekennen, lees ik in omgekeerde volgorde. Dit keer was het ‘’Regels voor het mensenpark’, zijn geruchtmakende essay dat in 1999 in Die Zeit verscheen. Ik las het de afgelopen dagen vier keer en nog ben ik niet uitgelezen. Ze blijkt nog brandend actueel. Dat het een aardschok veroorzaakte in Duitsland wil ik wel geloven, maar schokkend vond ik het als Nederlander anno 2010 zeker niet. Eerder veelbetekenend. Het gaat over de mens als temmende en telende macht. “Waar huizen staan, daar moet beslist worden wat er met de mensen die er wonen moet gebeuren; in de daad en door de daad wordt beslist welk soort huizenbouwers de suprematie krijgt.” Dat zijn verhelderende woorden bij de huidige kabinetsinformatie. Sinds Plato, aldus Sloterdijk, “bestaan er geschriften die over de mensengemeenschap spreken als over een zoölogisch park dat tegelijk een themapark is; het houden van mensen in parken of steden lijkt van nu af een zoöpolitieke opgave. Wat zich als nadenken over politiek voordoet, is in werkelijkheid een grondslagenonderzoek naar regels voor het beheer van mensenparken.” Mensen houden zichzelf, in zelfbedachte parken. Zoiets. “Mensen zijn zelfverzorgende, zelfhoedende wezens die – waar ze ook leven – een parkruimte om zich heen creëren.” In de Politikos van Plato gaat het niet alleen “om het temmend sturen van de uit zichzelf al tamme kuddes, maar om een systematisch nieuw telen van dichter bij het oerbeeld staande menselijke exemplaren.” Kijk, nu wordt het gevaarlijk. De behoedzame herderskunst van Plato blijkt het door middel van telen sturen van de reproductie. Het gaat erom dat de staatsman “de voor de gemeenschap gunstigste eigenschappen van vrijwillig bestuurbare mensen op de meest effectieve wijze weet te vervlechten, zodat onder zijn hand het mensenpark een optimale zelfregulering bereikt.” Dapperheid en bezonnenheid moeten gelijkmatig in het weefsel van de gemeenschap worden opgenomen. Onderwijs, gezondheidszorg, volkshuisvesting, stedenbouw, het is allemaal hoeden en telen.

Sloterdijk besluit met de opmerking dat dit soort wijze oude teksten niet meer worden gelezen. Ze worden nog slechts gearchiveerd. Wij zijn volgens hem al ver voorbij het humanisme. “Voor de weinigen die nog in de archieven rondkijken, dringt zich het idee op dat ons leven het warrige antwoord is op vragen waarvan we vergeten zijn waar ze gesteld werden.” Hem stoort het dat er zo weinig wordt nagedacht over het wezen van de mens. Het mooiste vond ik nog het citaat dat in het begin van de Nederlandstalige editie uit Le Monde wordt opgevoerd. Tijdens het naoorlogse existentialisme domineerde het wantrouwen; toen werd de mens gezien als een wezen, veroordeeld tot vrijheid. “Onze tijd echter wordt beheerst door de parolen coöperatie en communicatie. Daardoor zitten wij gevangen in een andere paradox: wij zijn veroordeeld tot het vertrouwen.” Onze vrijheid is onbegrensd. Daarom zijn er zoveel regels.

Tagged with:
 

Occidental City

On 27 april 2010, in filosofie, by Zef Hemel
Gelezen in ‘Occidentalism. The West in the Eyes of its Enemies’ (2004) van Ian Buruma en Avishai Margalit:
 
Het ligt voor de hand. De nieuwe TV-tower in Gouangzhou, 600 meter hoog, doet denken aan de toren van Babel. Buruma en Margalit schrijven over het thema in hun opmerkelijke boek over ‘The West in the Eyes of its Enemies’. De aanleiding voor het schrijven ervan was de aanslag op de Twin Towers in New York in september 2001. Beide auteurs zoeken een verklaring voor de haatgevoelens die met deze aanslag in verband kunnen worden gebracht. Alleen maar stellen dat Moslims het Westen haten en dat het WTC van New York symbool stond voor datzelfde Westen is hen niet genoeg. Er is meer aan de hand. Zo komen ze op het algemene verschijnsel van het ‘Occidentalisme’: de bijna tijdloze afkeer van het Westen in de wereld. Met de islam zelf heeft het allemaal niet zoveel te maken. Al concentreren ze zich op de afgelopen tweehonderd jaar, aan het begin van het eerste hoofdstuk, over de ‘Occidental City’, gaan de auteurs terug tot het legendarische Bijbelse verhaal over de toren van Babel en veralgemeniseren dit. "Whenever men have built great cities, the fear of vengeance, wreaked by God, or King Kong, or Godzilla, or the barbarians at the city gates, has haunted them. Since ancient times, humans have lived in terror of being punished for their effrontery in challenging the gods, by stealing fire, or gaining too much knowledge, or creating too much wealth, or building towers that reach for the skies." De handelsstad is verderfelijk en gevaarlijk, "soullessness is seen as a consequence of metropolitan hubris." Er kan maar één soort stad bestaan: de religieuze stad. Alle andere steden moeten te gronde worden gericht.
 
Vorig jaar vertoonden we in de huiskamer van de Dienst Ruimtelijke Ordening een reeks filmfragmenten over instortende metropolen. Vooral New York bleek favoriet. Talloze malen is deze klassieke metropool in speelfilms in vlammen opgegaan, onder water gelopen, door virussen, monsters of buitenaardse wezens aangevallen, ingesneeuwd dan wel ingevroren. De wolkenkrabbers bleken een dankbaar decor. Ze stortten maar al te graag in. Filmisch was het zeker, en de boodschap erachter was eigenlijk steeds dezelfde: rijkdom, welvaart, exuberantie, verspilling, immoraliteit, ze moeten op voorspraak van God worden bestraft. Niet de islam, maar de afkeer van de metropool ligt aan de basis van de hedendaagse haatgevoelens in de wereld.
Tagged with:
 

Filosofische rap

On 13 november 2009, in filosofie, stedelijkheid, by Zef Hemel

Gehoord in Hotel The Grand op 12 november 2009:

Peter Sloterdijk was gisteravond te gast bij het Forum voor Stedelijke Vernieuwing. Een twintigtal genodigden sprak met de Duitse filosoof in Hotel The Grand in Amsterdam. Als bestuurslid van het Forum was ik erbij. Na een betoog van drie kwartier konden de gasten, een voor een, vragen stellen, waarna Sloterdijk alle vragen beantwoordde in één vloeiend betoog. Onderwerp: de stad, of beter: het immuunsysteem stad, gebouwd door mensen.

Sloterdijk begon met Athene, althans de bloeitijd van de Griekse stad in de oudheid die duurde tot aan de Peleponesische oorlog. Daarna weidde hij uit over Rome. Ten slotte sprak hij over Babylon. Mooi was de democratie in Athene: de herderlijke idylle van eros die neerdaalde uit de bergen en die transformeerde, via warlords die de democratie gebruikten om gemotiveerde burgers bij de oorlogsvoering te betrekken, in een subtiel stelsel van checks and balances, met diners waaraan naast de aristocratie iedereen mocht aanzitten, en waarbij al te groot talent de stad uit werd gejaagd, want aan genieën had men geen behoefte (het zogenaamde ostracisme). Tijdens de oorlog (413-404 vC) verdween dit hele democratische systeem. Daarna was het de tijd van Rome. Het imperium Rome was het resultaat van Alexander de Grote, die in Perzië het imperiale stelsel leerde kennen en die dit stelsel implementeerde in de Romeinse stad. Opmerkelijk hoe de Romeinen het landleven idealiseerden en hoe de stedelijke elite steeds een buitenhuis had. Babylon was anders. Dat was een stad van God, bevolkt door hogepriesters en slaven, met robuuste muren omringd. Die muren werden steeds dikker en dikker, tot ze wel 26 meter breed waren geworden. Zulke muren dienden niet meer de veiligheid, maar moesten ontzag wekken voor de goden.

Daarna mochten we vragen stellen. Die varieerden enorm, want zo verschillend zijn dus mensen; ze horen hetzelfde verhaal, maar ze reageren allemaal totaal verschillend. Sloterdijk zat er niet mee. Als een filosofische rapper beantwoordde hij alle vragen in zijn zangerige Duits. Prachtig hoe hij de stad typeerde, verspilling was de kern. "Die realistische Stadt ist im Grunde genommen eine tote Stadt. (…) Die Stadt ist ein Ort, an dem eine wohltemperierte Unvernunft praktesiert.Die Stadt bedeutet Verschwendung." Als we hier in deze ruimte allemaal spaarlampjes gaan ophangen, dan kunnen we de stad wel opdoeken!, veogde hij er nog aan toe. Hij refereerde bovendien aan burgemeester Giuliani die na de ramp van 9/11 de New Yorkers opriep om vooral te blijven winkelen. "Go shopping!" De stad was één groot parasitair systeem, verspilling en complexiteit horen bij de stad, het willen ordenen van de stad is een illusie – dan sterft hij, dan gaat hij dood. Mensen die denken dat we door eendrachtig samenwerken de stad in toom kunnen houden hebben het mis.

We eindigden bij de crisis. Het was alsof we de ondergang van onze steden vreesden. Na Athene, Rome en Babylon zullen ook de Europese steden in elkaar storten, zoiets. Sloterdijk sloot het niet uit. De moderne stad was een vreemd, onnatuurlijk immuunsysteem. Tegen welke risico’s moest hij ons verzekeren? Welk gevaar liepen wij eigenlijk? Op die vragen ging niemand in. Of toch. Sloterdijk bezag de kredietcrisis uitsluitend binnen het domein van het goedkope geld. De bankiers waren in dat opzicht criminelen. Maar even eerder had hij gerefereerd aan het failliet van de landbouw en het moderne voedselsysteem. Toen waren we heel dicht bij het antwoord.

Tagged with:
 

Homo Urbanus

On 27 september 2009, in filosofie, by Zef Hemel

Gehoord in de Tolhuistuin op 26 september 2009:

De avond vergleed windstil. Bladeren vielen hoorbaar op het witte tentdak in de tuin. De temperatuur: 18 graden Celsius. We hebben het over de opening van de Vrijstaat Amsterdam, de Amsterdamse inzending voor de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam 2009. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk sprak – de grootste filosoof van Europa op dit moment. Ruim vierhonderd mensen luisterden met ingehouden adem. Zijn betoog, in sprankelend Duits, ging over de Homo Urbanus, een uitzonderlijk diersoort dat een groot deel van zijn leven slapend doorbracht (Homo Nocturnus), in wakkere toestand bedrijvig en op geldelijk gewin gericht was (Homo Mercator), bij tijd en wijl trots en, in plaats van nemend, gevend was (Homo Politicus), met een zwak gestel en dus na verloop van korte tijd alweer verlopen en dus voortdurend genoodzaakt tot oppoetsen en aansterken (Homo Restaurantus), de rest van de tijd spelend en genietend zijn tijd doorbracht (Homo Ludens). Vooral de Homo Ludens ontwikkelde zich in rap tempo door de groeiende welvaart. Er was zelfs al sprake van een nieuwe soort: de Homo Ludens Luxurius – de Homo LuLu. Vooral in Amsterdam zag je deze soort rondlopen. Waarom in Amsterdam? Sloterdijk refereerde aan Johan Huizinga, maar ook aan Simon Schama. Zijn voorkomen hield verband met dat oude zeventiende eeuwse gegeven, door Schama schitterend beschreven in "Overvloed en onbehagen". Hij, aldus Sloterdijk, is de eerste menssoort die volledige vrijheid geniet – vrij van honger, dorst, gebrek. Een angstaanjagende soort, zeker. Conservatieve politici, voegde Sloterdijk er aan toe, zijn zelfs zo bang voor de Homo Lulu dat ze hem het liefst weer terug willen voeren naar vroegere tijden, toen al die rijkdom er nog niet was. Weg uit het rijk van de vrijheid.

En de architecten? Sloterdijk herinnerde ze aan de woorden van Aristoteles, die de architecten had geboden te bouwen naar het voorbeeld van de natuur. Het gevolg daarvan zou zijn dat hun ontwerpen op vruchten of bloemen lijken, die op de grond waren gevallen, alsof er stevig aan de boom was geschud. Organisch dus.

Het contrast met de opening van de biënnale in Rotterdam, twee dagen eerder, kon niet groter. Daar sprak een Rotterdamse dichter – Dichter Des Vaderlands Ramsey Nasr – op opgewonden toon, in een multiculturele slang anno 2058, zijn eigen Rotterdammers toe. Hij stond in een grote betonnen ruimte, hel verlicht door witte TL, ten overstaan van een grote oploop jonge architecten, alsof hij ze wilde toeschreeuwen dat Rotterdam wel degelijk een open stad is. De zachte muzikale stem van de Duitser Sloterdijk in de stille tuin in Amsterdam, onder het zachte tentdoek temidden van de grote platanen, zond een geheel andere boodschap. Erudiet, wijs, poëtisch, geestig en tegelijk bestraffend en scherp. De pers, in Rotterdam ruim voorradig, was in de verstilde tuin volkomen afwezig. We konden stilletjes genieten. Lachen. Herstellen. Nadenken. Op adem komen.

Tagged with:
 

Woede versus ontgifte levenswijsheid

On 26 maart 2009, in filosofie, by Zef Hemel

Gehoord in de aula van de Universiteit van Amsterdam op 25 maart 2009:

Vreemd. Adriaan Geuze, landschapsarchitect te Rotterdam, zou spreken in het kader van een lezingenserie over de relatie Amsterdam-New York. Op uitnodiging van Paul Scheffer, die in Amsterdam de Wibaut-leerstoel bezet, kwam hij naar Amsterdam. Echter, gastspreker Geuze sprak niet over New York. En ook niet over Amsterdam. In plaats daavan trakteerde hij zijn publiek op een lezing met lichtbeelden over het Hollandse polderland. Twee uur lang nog wel. Het eerste uur zong hij een loflied op de zeventiende eeuwse polders, en op de negentiende eeuwse polders. En ja, ook de twintigste eeuwse ingenieurs die de Zuiderzeepolders en de Deltawerken voor hun rekening hadden genomen, waren nog zijn helden. Allemaal hele stoere polders. Hele stoere mannen.

Maar toen, in het tweede uur, kwam hij te spreken over het werk van de naoorlogse juristen, de planologen en de managers. Daar had je ze, de babyboomers; die hadden het gedaan. In luttele jaren tijd hadden ze de unieke erfenis van de polders naar de filistijnen geholpen. Geuze’s tirade duurde bijna een uur. Misprijzend sprak hij over nota’s, beleid en wetgeving. Beleid was zelfs een vies woord voor hem. Bijna stikkend in zijn woede verliet hij het katheder om plaats te maken voor zijn vrouw, die een door hem opgesteld manifest over het behoud van het polderland voorlas.

Wat een ongemak. De plotseling opkomende woede, zegt Peter Sloterdijk, kenmerkt zich hierdoor, dat ze zich uitbundig en zonder reserve uitleeft; wanneer de totale expressiviteit de toon zet, is er van beheersing en verdringing geen sprake. "We kunnen deze eenwording met de zuivere impuls, om een uitdrukking van Robert Musil te gebruiken, de utopie van gemotiveerde leven noemen." In ‘Woede en tijd’ (2007) komt Sloterdijk tot de conclusie dat woede in deze tijd niet meer werkt. "in een tijd van globalisering is geen politiek van grootschalige leedvereffening meer mogelijk, zolang die berust op het nadragen van onrecht dat in het verleden is aangedaan, ongeacht of een dergelijke politiek zich als democratisch of socialistisch messianisme of als wereldverlossing wenst te camoufleren. Dit inzicht vormt een aanzienlijke beperking voor de morele productiviteit van beschuldigingsbewegingen, zelfs als ze zich – zoals het socialisme, het feminisme, het postkolonialisme – inzetten voor een op zichzelf respectabele zaak. Het is tegenwoordig veel belangrijker de aloude, noodlottige alliantie tussen intelligentie en ressentiment te verbreken, om ruimte te scheppen voor toekomstgerichte paradigma’s van ontgifte levenswijsheid."

Ikzelf moest vooral aan Spinoza denken. Vrijheid verkrijgt een mens alleen door ‘denkend leven’, dus door begrijpen, en door het intomen van zijn hartstochten. Daarvan was bij Geuze geen sprake.

Tagged with: