Leren van Rotterdam

On 16 maart 2019, in infrastructuur, regionale planning, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Woekeren met ruimte’ (2010) van Noud Köper:

Afbeeldingsresultaat voor woekeren met ruimte köper

Waarom lukte het Rotterdam wel om een brug over de rivier te krijgen en waarom krijgt Amsterdam zo’n brug niet? Tien jaar geleden schreef Noud Köper een interessant boek over de Nederlandse ruimtelijke ordening. Köper is politicoloog, in zijn boek geeft hij “een kijkje in de keuken van de moeizame besluitvorming, de machtsspelletjes en de belangentegenstellingen” in de Nederlandse planning sinds eind jaren ‘80. Het eerste hoofdstuk gaat over de Rotterdamse Kop van Zuid. Leerzame stof. De uit Amsterdam afkomstige Riek Bakker begreep al vroeg dat je een plan moet ‘verkopen’. Uit hetzelfde Amsterdam haalde ze Teun Koolhaas en vroeg hem de toekomstige Kop van Zuid op onweerstaanbare wijze te tekenen. Van het geheel maakte ze een mooie maquette en een flitsende diashow. Hiermee ging ze de boer op, eerst vanuit haar woonkamer op het Eendrachtsplein, later op locatie, in de buurten op Zuid. De brug echter bleek een ‘heikel punt’. De weerstand zat vooral intern. De Willemsbrug had voldoende capaciteit, de metro verbond al noord met zuid, er was druk scheepvaartverkeer. Hoe kreeg ze haar collega’s toch mee in haar plan? Ditmaal vroeg ze de Amsterdamse Ben van Berkel een oogverblindende brug te ontwerpen. Met deze ‘Zwaan’ wist ze de gemeentepolitiek in te palmen. Ze ging bovenlangs, zoals dat in ambtelijke termen heet. De ‘Zwaan’ bleek echter 40 miljoen gulden duurder dan begroot.

Slikte de Rotterdamse gemeenteraad de brug, die nu zoveel duurder uitviel? En keerde het Rijk zich niet tegen de plannen? En de Rotterdamse haven dan? Köper meldt in zijn boek dat de burgemeester (Bram Peper) ‘goede relaties’ had met Den Haag. Hij en wethouder Joop Linthorst trokken naar de Minister van Verkeer en Waterstaat, Hanja Maij-Weggen, om erover te praten. Wat hadden de slimme Rotterdammers gedaan? Een week voor het bezoek hadden ze ‘een prachtig model’ van de brug bij haar op de kamer laten zetten. “Dan kon ze er een beetje aan wennen.” Binnen een uur was het gepiept. Verkeer en Waterstaat had geen bezwaar tegen de brug en de gemeente Rotterdam kreeg zelfs de ontbrekende 40 miljoen als rijksbijdrage cadeau. Later bleek dat premier Lubbers – ook een Rotterdammer – de brug te duur vond, waarop de minister het bombardement op Rotterdam in herinnering riep. De brug, had ze gezegd, diende als een landmark, een cadeau aan de stad die in de oorlog het zo zwaar te verduren had gehad. In 1993 werd met de bouw begonnen, twee jaar later was hij gereed. Hoe noem je zo’n strategie? Verleiden, inpalmen, verkopen. Riek leverde een duidelijk motief: de brug gaat de kloof tussen zuid en noord definitief dichten. Dat laatste is niet gebeurd. Nu moet een duur stadion alsnog uitkomst gaan bieden. De kloof dichten, dat gaat Amsterdam wel lukken. Zonder stadion of brug.

Tagged with:
 

Mars door de stad

On 3 februari 2019, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Mijn Rotterdam’ (2016) van Riek Bakker:

Afbeeldingsresultaat voor kop van zuid 1986

Bron: Teun Koolhaas

Iemand vergeleek m’n methode van planning met de zeer succesvolle aanpak die Riek Bakker eerder had gevolgd ten aanzien van de Kop van Zuid in Rotterdam. Het was bedoeld als een compliment. Maar klopt het wel? Over haar werkwijze sprak de stedenbouwkundige Riek Bakker (1944) in 2016 de D.G. van Beuningen-lezing. Daarin blikte ze terug op haar Rotterdamse periode en vertelde ze dat niemand destijds in de plannen voor de Kop van Zuid geloofde, ook niet in Rotterdam. Daarom moesten de plannen ‘snel’ en ‘overtuigend’ worden gepresenteerd. We spreken over 1986. “Onze presentatie moest spectaculair zijn: wervend, voelbaar, zichtbaar en, niet in de laatste plaats, verplaatsbaar. Ik moest er ‘een mars door de stad’ mee kunnen ondernemen.” Het ging ‘op de bluf’. Ook al zaten er nog veel haken en ogen aan het plan, het risico durfde ze te nemen. Bakker ging naar de VS om mensen te vinden die een ‘spetterende’ presentatie konden maken: een grote maquette, een diapresentatie met meerdere projectoren en ‘spectaculaire’ muziek. Die marketingstrategie besteedde ze uit, want haar eigen ambtenaren wilden of konden zo ‘naar buiten gericht’ niet werken. Ze begon een waar ‘offensief’. Drie jaar later was het definitieve programma van eisen voor de Erasmusburg gereed. Start bouw: 1994. Zoiets was inderdaad ongekend snel.

In haar lezing is Bakker de visionair die door middel van de aanval het ongeloof en de weerstand wist te breken. “Dit offensief was voor mij de crux. We moesten de plannen op een aansprekende wijze over het voetlicht krijgen. Mensen moesten geïnspireerd raken en het gevoel krijgen aan iets groots en meeslepends bij te kunnen dragen.” Ze begon ‘voorzichtig’, in haar eigen huis. Daar nodigde ze groepjes mensen uit, liet hen de plannen zien “en stelde dan altijd de vraag: Kunnen jullie me helpen om dit voor elkaar te krijgen?” Later werd haar presentatie groter en professioneler. Haar les was: er hoeft niet altijd een perfect onderbouwd plan te liggen voordat je ‘naar buiten’ gaat. Naar buiten? De volgende ‘horde’ die ze moest nemen was ‘burgerparticipatie’. Met haar maquette trok ze de wijken in. Ook daar, op Zuid, wist ze het verzet te breken. Ze won vertrouwen door de bewoners wensenlijstjes te laten maken en deze vervolgens in te willigen. Gesteund door de bevolking plaatste ze, brutaal, de maquette in de hal van het stadhuis aan de Coolsingel. Zo zette ze de politiek onder druk. Het werkte. Er vonden geen politieke debatten plaats, maar dialogen. Kijk, in dat klimaat van openheid en collectieve intelligentie ben ik geïnteresseerd, vooral in de mogelijkheden voor anderen om bij te dragen. En ook voor hoe Riek het verhaal vertelde neem ik m’n petje af. Maar planning is geen hordenloop en in marketing geloof ik niet. Je kon er maar eens naast zitten.

Tagged with:
 

Hoe duurder de stad, hoe duurzamer

On 15 september 2018, in duurzaamheid, energie, by Zef Hemel

Gelezen op NU.nl van 25 september 2015:

 Afbeeldingsresultaat voor energieverbruik in grote steden relatief laag nu.nl

Bron: Binnenlands Bestuur

In Nederland lijkt iedereen ineens hard aan een zogenoemde energietransitie te werken. Er is heus kabinetsbeleid, er is een Klimaatberaad, er zijn nationale Klimaattafels, er zijn overal warmteregisseurs aangesteld, er is zelfs een SER Energieakkoord, alle gemeenten en provincies moeten aan de bak. Wat is er gebeurd? De opstand in Groningen tegen de gasboringen heeft in Den Haag grote opschudding veroorzaakt. Heel Nederland moet plots van het gas af. De energietransitie heeft de trekken van een nationaal deltaplan, maar dan een plan zonder veel middelen. Vergeten daarbij wordt dat het energiegebruik nogal verschilt per woning en per regio. Saillant is dat het elektriciteits- en gasverbruik per woning in de grote steden aanzienlijk lager is dan elders in het land. Uit cijfers van het CBS blijkt bijvoorbeeld dat het gasverbruik van woningen in Amsterdam en Rotterdam rond de 850 kubieke meter ligt, terwijl het nationale gemiddelde op 1.200 kubieke meter ligt. In Amsterdam is het elektriciteitsverbruik het laagst: 2.350 kWh van alle gemeenten in Nederland. Waar rond de grote steden stadsverwarming is, is het verbruik ook lager, zoals in Purmerend en Almere. De verklaring van het opmerkelijke verschil is eenvoudig. Inwoners van de grote steden beschikken gemiddeld over minder vierkante meters woonruimte en leven vaker in appartementen. Wonen in de grote stad is gewoon duurzamer.

Een vrijstaande woning, meldt het CBS, verbruikt dubbel zoveel energie als een stedelijke appartement. Dat vond ik opmerkelijk. Ook uit recent Amerikaans onderzoek blijkt dat ruimtelijke ordening een flinke invloed heeft op het energieverbruik dat nodig is voor het verwarmen, koelen en verlichten van woningen, kantoren en andere gebouwen. Hier de link naar het onderzoek: ‘Global scenarios of urban density and its impacts on building energy use through 2050‘ . De grote lijn is dat het energieverbruik per persoon lager is als de bevolkingsdichtheid hoger is. Bijkomend effect van een hogere dichtheid is dat mensen vaak kleiner gaan wonen, omdat grond en woningen duurder zijn. En wie kleiner woont, verbruikt minder energie. Op het platteland, zo las ik in Binnenlands Bestuur, stoken mensen niet alleen meer vierkante meters, ze gebruiken ook nog eens gemiddeld méér elektrische apparaten. En dan hebben we het nog niet eens over het geringere autobezit in grote steden en het hogere aandeel openbaar vervoer. Kortom, je kunt dus flink energie besparen met bewuste stadsplanning. Door het ruimtelijke beleid te richten op groei van de grote steden in de Randstad kan de regering bevorderen dat er structureel flink op energieverbruik wordt bespaard. Gek dat in die hele nationale energietransitiediscussie daar nou niets over wordt opgemerkt. Alsof er geen grote steden en geen ruimtelijke ordening bestaan.

Tagged with:
 

All Too Human

On 7 mei 2018, in sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De middellandman’ (2017) van Nico Haasbroek:

Afbeeldingsresultaat voor all too human tate catalogue

Bron: Tate Britain

Hoe ziet armoede er tegenwoordig uit? Afgelopen week zocht ik naar de zelfkant van de samenleving tijdens mijn bezoek aan Londen. Zelf woon ik in een arme buurt in Amsterdam, aan de zuidkant van de Pijp. Eerder schreef ik over de Rotterdamse journalist Nico Haasbroek. In ‘De middellandman’ onderzocht ook Haasbroek armoede en eenzaamheid in zijn eigen buurt. Dat viel niet mee. Dat moeizame beeld herken ik. Toen Nico de New York-Londense sociologe Saskia Sassen rondleidde door Middelland zag ook zij geen armoede op straat. Arme mensen schamen zich, concludeerde Nico. Sterker, het is een taboethema. Waarna hij zijn tanden zette in het onderwerp. Zo sprak hij met armoedeonderzoekers van de Erasmus Universiteit, een wijkagent, de medewerkers van een koffiehuis. Ze vertelden hem dat hij op de gordijnen moest letten. Hangen er dekens of hangt er niets, dan is het raak. Armoedestrategieën, leerde hij, zijn bezuinigen, delen, slim gebruik maken van regels en instanties, meedraaien in de informele economie. Van een verkoper van straatkranten begreep hij dat een bedelaar misschien veel geld bij elkaar bedelt en weinig kosten maakt terwijl iemand met een enorme hypotheekschuld diepongelukkig kan zijn. Armoede is relatief, concludeerde Nico. En dan is er de wijkagent.

Ze kunnen overal zitten, zegt de wijkagent. Van hem leert Nico dat je veel moet lopen. Alleen op straat leer je de armoede kennen. Ook leert hij over het trekken van grenzen. Een politieman moet soepel en tactisch reageren, maar ook net iets scherper zijn dan de jongens in de buurt. Zwart-wit denken helpt niet. “Ik ga als agent nooit te ver. Het blijft altijd bij bijna.” Die uitspraak vond ik treffend. Volgens de wijkagent is Middelland ‘soms een donkere wolk maar wel met gouden randjes’. Bewoners houden verslaafden in de gaten, hulpverleners werken in sociale teams aan notoire probleemgevallen, de wijkagent is lid van tal van beheerplatforms in de wijk. De sociale cohesie in Middelland, stelt Haasbroek vast, is redelijk goed, dat komt doordat de mensen er redelijk mixen, de problemen vallen mee, er zijn nog sporen van een drugsprobleem, maar die lossen op. Problematisch zijn vooral opgroeiende kinderen van alleenstaande moeders. Zijn uitgebreide armoedeverslag deed me denken aan de schitterende tentoonstelling die ik afgelopen week zag in Londen. In ‘All too human. Bacon, Freud and a Century of Painting Life’ in de Tate Britain stuitte ik op een generatie schilders de menselijke figuur schilderden in zijn alledaagse omgeving. “Embracing the visual and tactile qualities of paint, these artists set out to explore what it is that makes us human.” Bij het zien van al die schilderijen viel me weer eens op hoe ongelooflijk arm het naoorlogse Londen was.

Tagged with:
 

Buurtverslaggever Haasbroek

On 6 april 2018, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De middellandman’ (2017) van Nico Haasbroek:

Afbeeldingsresultaat voor middellandman haasbroek

Radiomaker en buitenlandcorrespondent Nico Haasbroek is een liefhebber van steden. In het verleden was hij correspondent in New York, Istanbul, Barcelona en Berlijn, tegenwoordig woont Nico weer in zijn eigen Rotterdam. Afgelopen jaar schreef hij een lezenswaardig boek over zijn wijk, de wijk Middelland. Een exemplaar stuurde hij me toe. In ‘De middellandman’ verkent hij zijn buurt op microniveau in honderd dagen. Dat begint met een wandeling langs de grenzen van Middelland: de tunneltraverse, de probleemzone, het huis van Fortuyn, en krijgt een vervolg in zijn boekenkast, zoals: wat is er ooit geschreven over de wijk Middelland, schepping van stedenbouwkundige De Jongh? Ook doet hij verslag van een aantal buurttalkshows over de toekomst van zijn buurt. En aan de Rotterdamse Volksuniversiteit ontwikkelde hij een cursus over hoe je een buurt kunt veranderen en verbeteren. Verder maakte hij wandelingen met onder anderen Frans Soeterbroek en met Saskia Sassen (te lezen in ‘Saskia als Middellandvrouw’). Het staat allemaal in dat ene boek, dat als een intiem en bescheiden dagboek is opgezet en vormgegeven. Buurtverslaggever spelen, schrijft Haasbroek in het voorwoord, is een onderschatte functie. Met zijn boek wil hij dit beroep nieuw leven inblazen. “Want levendige wijken (en steden) waar het goed toeven is, zijn in een globaliserende wereld meer dan ooit noodzakelijk.” En zo is het.

Misschien wel het mooist vind ik Nico’s column die hij schreef voor Blvd en die opnieuw staat afgedrukt in zijn boek. Daarin doet hij het voorstel om de Mathenesserlaan ‘totaal te veranderen’. Geen spoor van NIMBY bij Haasbroek. Ik lees alleen maar plezier en grootstedelijke interesse. Hem staat iets voor ogen wat hij in Barcelona en Berlijn zo heerlijk vond maar wat hij in het naoorlogse Rotterdam nog altijd mist: een heerlijke lange wandelboulevard vol met terrassen, winkels, theaters, koffiehuizen en restaurants. Straten met woonhuizen, stelt hij voor, moeten van karakter kunnen veranderen, dus het bestemmingsplan voor een deel van zijn eigen Middelland moet worden opgeheven, de middenbaan van de laan zal voetgangerszone worden en de huizen en gebouwen langs de laan mogen vanaf 2020 veranderen in winkels, theaters en horeca. Haasbroek: “Met deze visie spaar ik mezelf niet, want ik woon in het gedeelte dat ik op de schop wil laten nemen. Het kan ook gevolgen hebben voor mijn tot nu toe gelukkige huwelijk. Wordt mijn eigen huis een boekwinkel of bistro? Moet ik die nering zelf gaan runnen en in het souterrain gaan wonen? Ik vrees dat ik Middelland zal moeten ontvluchten, ook al is het een top-idee.” Nico is in de weer met een buurtbegroting en een bewonersvereniging die buurtideeën moet helpen realiseren. Over Middelland maak ik mij geen zorgen.

Tagged with:
 

Ant City

On 4 oktober 2017, in kunst, by Zef Hemel

Gelezen in Public Private van najaar 2015:

Afbeeldingsresultaat voor mierenstad rotterdam

 

Vorige week een lezing gehouden op de Design Academy Eindhoven. Daar kreeg ik bij toeval een nummer in handen van Public Private, een publicatie van een van de acht ontwerpafdelingen. Het nummer uit najaar 2015 ging over ‘Urban Rituals’. Bij een van de bijdragen bleef mijn oog steken. Kennelijk is het me ontgaan, maar in juli 2015 was in Rotterdam gedurende enige maanden de ‘Mierenstad’ te zien geweest. Mierenstad was een werk van Lucas Zoutendijk en Eveline Visser, twee jonge ontwerpers van de Design Academy uit Eindhoven. Hun stad betrof een grote kaart van Rotterdam, opgebouwd uit piepschuimplaten waaruit de straten met een computer waren gestanst en vervolgens met zand en leem waren opgevuld, alles ingeklemd tussen twee glasplaten. In de kaart liepen 1300 Spaanse mieren vrij rond. Ze voedden zich met luchtgaten en capsules met suikerwater in de randen. Omdat er geen koningin was, is de kolonie op een gegeven moment uitgestorven. Maar uit de berichten begrijp ik dat in de tijd dat de mieren te zien waren geweest, ze enorm veel bekijks hebben getrokken. Langzaam aten ze delen van de kaart op of verlegden ze routes. Hoe de eindsituatie er moet hebben uitgezien kan ik slechts gissen.

In een uitzending van Vroege Vogels vertelde Zoutendijk – dat was nog tijdens de expositie – dat hij vooral tevreden was geweest met hoe de installatie had gefunctioneerd als communicatiemiddel, minder wat de mieren nou precies hadden aangericht. De kaart was geplaatst geweest in het Office for Metropolitan Information in het Rotterdamse stadscentrum. Daar had hij onmiddellijk de aandacht getrokken van bezoekers; veel bezoekers waren daarop spontaan gesprekken begonnen over de stad, haar toekomst, haar ambities en haar plannen. Doordat de mieren chaos creëerden in de stadsplattegrond en als het ware spot dreven met bestuurders en planologen, moeten de mensen het gevoel hebben gehad dat ze eindelijk vrijuit over hun stad konden spreken en dromen. Humor en informaliteit hielpen de geesten los te maken. Ik had die gesprekken met mijn studenten graag willen opnemen om ze vervolgens grondig te analyseren. Het had mij niet verbaasd als daaruit heel veel verstandige dingen waren gekomen. Iets als collectieve intelligentie. Opnieuw was aangetoond geweest dat kunst heel goed kan bemiddelen in processen van stedelijke planning.

Tagged with:
 

Philadelphia Blues

On 3 juni 2016, in economie, by Zef Hemel

Read in NRC Handelsblad on 24 May 2016:

 

Pia de Jong is a Dutch columnist living in Princeton, New Jersey. Her weekly writings in NRC Handelsblad are on events happening in her personal and family life. Every Tuesday I read them. Last week she wrote about her recent visit to Philadelphia. I loved this one. Her subject was the SS United States. The old steamship, dating from 1952, is lying in the harbor of Philadelphia. Its owner, the SS United States Conservancy, wants to renovate it, hoping it will navigate and cross the oceans again. But its interior is full of PCB’s and asbestos, and its decorations and furniture are all gone. It will cost a fortune to bring the ship back in its old condition. And Philadelphia is a poor city in the Eastern Rust Belt region. So this huge boat lies there rusting already for more than two decades now. The US Conservancy announced in October 2015 that the ship would be sold to a scrapyard if there was no buyer. Will it be saved? De Jong ends her column by comparing the condition of the ship with the condition of the USA, and the owner of the SS United States with Donald Trump. Can they make America great again?

In Philly.com I read an article about a deal concerning the steamship that has been announced in February 2016. It was news nobody expected. The Los Angeles-based Crystal Cruises then signed an option agreement with the SS United States Conservancy that it would turn the old vessel into a luxury cruise ship. In 2018 passengers will be able to board the old Grand Lady again, designed by the famous naval architect William Francis Gibbs. The project’s cost is estimated at more than 700 million dollars, and a 600-person crew will run the vessel. In five months we shall know if the deal will result in further negotiations. It reminded me of another ship, lying the Rotterdam harbor, the SS Rotterdam. A local housing corporation had decided to renovate it. The renovation costed 230 million euro, so it ended as a scandal. And what about poor Philadelphia? According to Brookings Institution, Philadelphia economic growth is among the worst. In 2013 it ranked 250th for economic growth of the world’s 300 biggest metropolitan economies. Rotterdam ranked 292nd. That was after the crisis. Both cities didn’t recover. They better not invest in ships.

Tagged with:
 

Jane Jacobs again

On 1 april 2016, in economie, by Zef Hemel

Read in OECD Territorial Review of the Metropolitan Region Rotterdam-The Hague (2016):

With the financial support of the Ministry of Interior Affairs in The Hague, the OECD published a report on the regional economy of the two Dutch neighboring cities Rotterdam and The Hague. It’s worth reading, especially for the students  following my course on global cities at the University of Amsterdam. How competitive are these two cities in the South Wing of the former Randstad area or, better, why do they lack competitiveness? The OECD concludes that “the distinct socio-economic profiles of Rotterdam (centred on the port and logistics activities) and The Hague (specialised in public administration and services) have contributed to weak functional integration of the MRDH area,” and also the “two cities have not traditionally considered themselves as natural partners”. Commuting flows between the two cities are extremely low, even though the distance between them is less than 30 kilometres. And yes, it’s the most densiliy built area in the Netherlands. ”However, the MRDH lags behind the Dutch average in terms of educational attainment, disposable income and employment.” Globalization is testing the capacity of city-regions to exploit their comparative advantages. MRDH is losing ground. “It has struggled to recover from the 2008 global crisis and continues to be outperformed by other metropolitan areas in the Randstad.”

So what does the OECD advise the Ministry and its two cities? Its key recommendations are:  it’s a long way to go, and best would be “focusing inward to promote greater integration of the MRDH while looking outward to boost the national and international profile of the region”. Personally I hope they will not boost the national and international profile too much. The two cities are quite good at that already. Better look inward. That’s also what I teach my students, I mean, the sustainable development of a city-region requires giving greater attention to the creation and conservation of regional wealth. Especially now that globalization is testing regional economies, big projects are no help, nor does city marketing. Focus on your regional assets. So let’s quote the great American planner John Friedmann, who wrote: “Sustainable development is never bestowed from the outside but must be generated from within the regional economy itself.” Or I would suggest reading Jane Jacobs again: Cities and the Wealth of Nations, 1984.

Tagged with:
 

Elephant Cities

On 20 maart 2016, in duurzaamheid, Geen categorie, wetenschap, by Zef Hemel

Read in ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1984) of Jane Jacobs:

At the Pakhuis de Zwijger meeting of last Friday, Nikki Brand and Jaap-Evert Abrahamse criticized my ‘plan’ for doubling the size of Amsterdam. Sure, I have to admit, I did not respond to their anxiety Amsterdam will turn into an ‘elephant city’ by letting it grow from one million inhabitants into two million within thirty years from now. By calling the enlarged Amsterdam an elephant city, they referred to Jane Jacobs, who wrote in ‘Cities and the Wealth of Nations’ that elephant cities are the result of faulty feedback systems. Her theory was that some cities would profit more from the national currency and get the right feedback, while other cities don’t. Paris, London, Sydney and Toronto are all one brain-stem breathing centers: so-called elephant cities. “Whichever city in a nation happens to be contributing most heavily to the international export trade is apt to be the city whose needs are best served by the national currency.” As far as small countries are concerned, she wrote, this was not really a problem – think of Finland (Helsinki), Sweden (Stockholm), Norway (Oslo) or Denmark (Copenhagen) –, but in big nations most cities will become inert and provincial because they get less feedback. How lucky we are, the Low Countries with our Ring City!

Amsterdam becoming an elephant city? Since the introduction of the euro in 2000 there is no Dutch currency any more, so Amsterdam cannot be or become an elephant city that is profiting exceedingly from the currency system. Two: a city of 2 million in a small country of 17 million people should not be disquieting. Three: it’s only normal that there is one city the biggest in the national city-ranking, and according to the rank-size rule the biggest has double the size of the second biggest city. In every country in the world this Zipf’s Law holds. Only in the Netherlands, Amsterdam is just a tiny bit bigger than Rotterdam, which is abnormal. Four: In the future the Dutch pattern will resemble more the Danish, Norwegian, Swedish and Finnish pattern, which is one of the city-state. Nothing wrong with that. And five: Jane Jacobs wrote she had just presented a hypothesis, so her theorising might be false. But she was right in pointing at the fact that elephant city-region patterns create miserable resentments and exacerbate bitterness or hatreds. The doubling of Amsterdam will not go unnoticed. By the way, what’s wrong with elephants? Wanna know more about Zipf’s Law? Read ‘A Tale of Many Cities’ of Edward Glaeser: http://economix.blogs.nytimes.com/2010/04/20/a-tale-of-many-cities/?_r=0

Tagged with:
 

Winners and losers

On 12 maart 2016, in economie, by Zef Hemel

Read in ‘De verdeelde triomf’’ (2016) of Planbureau voor de Leefomgeving:

The Netherlands Environmental Assessment Agency in The Hague published its yearly spatial report last week. This year’s theme is urban inequality and justice: when economic inequality between cities and between cities and regions is growing, is it good or bad? The title of the report refers to Edward Glaeser’s ‘Triumph of the City’ (2011), but its content is largely inspired by Enrico Moretti’s The New Geography of Jobs (2012). The American neoliberal triumph of cities in the Netherlands is much milder, but an unequal one too. The winners are Amsterdam and Utrecht, but the report does not highlight this too much. In a subtle way the autors even seem to critize the triumph (it is unfair) or should I say, their approach is a Calvinist one in the sense that they think it is almost sinful to celebrate the economic success of some big cities, and that we should always keep in mind that there are other cities that lack this potential and stay poor. We live in an egalitarian country. So their conclusion is: it’s up to politics to decide whether it’s troublesome or not. And don’t forget, in policy terms it is best to focus on people, their capabilities, not on geography.

An intermezzo in the report is on four major inner-city projects in the Netherlands: Zuidas and Wibautstraat in Amsterdam, and Kop van Zuid and Weena in Rotterdam. It is worthwile to study this chapter closely because it is meaningful. In the Fourth Report on Spatial Planning (1994), Zuidas ànd Kop van Zuid were to become two new, ambitious Central Business Districts in the two biggest cities of the country, like Canary Wharf in London and La Défense in Paris. The government didn’t dare to chose, so it promised to support both cities in their efforts to develop a costly CBD (so do it half). The conclusion after twenty years is that Zuidas is booming, but that Rotterdam’s Kop van Zuid is primarily a public-oriented development: almost 50 percent of all the jobs there are government-related, while in Amsterdam this is only 4 percent. Meanwhile, Weena and Wibautstraat had to reinvent themselves. In terms of new jobs Wibautstraat is extremely successful, with a great mix, while Weena is in a danger zone. The amount of vacant floor space there is alarming: 25 percent (on Wibautstraat only 5 percent). What does the government agency conclude? You really should read the full report.

Tagged with: