Gelezen in ‘REOS Internationale vergelijking’ (2014) van Deltametropool:
Najaar 2014 publiceerde de Vereniging Deltametropool op verzoek van de rijksoverheid een cahier over economische concurrentiekracht van stedelijke gebieden in Nederland. Het gaat hier om de regio’s Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Eindhoven: het zogenaamde REOS-gebied. Die concurrentiekracht valt danig tegen. De Organisatie voor Ontwikkeling en Economische Samenwerking, de OESO, schreef dit euvel toe aan gebrek aan agglomeratiekracht. Anders gezegd, de Nederlandse grote steden zijn te klein. Centrale vraag was dus: hoe kan de concurrentiekracht van dit dun verstedelijkte landsdeel worden vergroot? Het Rijk is op zoek naar een gezamenlijke strategie. Om de vraag te beantwoorden deed de vereniging een internationale vergelijkende studie van een aantal Europese stedelijke gebieden die met de genoemde Nederlandse steden zouden concurreren. Echter, alles deed ze eraan om te voorkomen dat het ontwikkelen van één grote stad zou worden geagendeerd. Want wat rolde uit de studie?
Zoals zo vaak: wat je erin stopt rolt er ook weer uit. De vereniging koos vier thema’s: polycentrische variëteit, smart delta, economic future Europe en ‘place to be’. Zeg maar: woon- en leefkwaliteit, technologie en innovatie, mainports en connectiviteit, internationale uitstraling. Bij elk thema figureerden telkens vier vergelijkbare Europese steden. In totaal werden 20 steden geanalyseerd. Scores in deze quick scan zijn zowel kwantitatief als kwalitatief. Wat blijkt? Zes steden (Londen, Parijs, Kopenhagen, Stockholm, Berlijn, Wenen) scoren goed op alle vier de thema’s, het REOS-gebied echter niet. Wat kenmerkt die zes? Ze hebben één grootstedelijke kern. Omdat die configuratie in Nederland ontbreekt, aldus de vereniging, lijkt het haar raadzaam te kiezen voor regionale specialisatie en REOS eerder te meten met steden als Grenoble, Frankfurt en Zürich: "De onderzochte regio’s maken duidelijk dat niet alleen de grote steden steeds de winnaars, maar ook kleinere steden dingen mee op specifieke onderdelen." Laat me raden: Eindhoven krijgt smart delta, Rotterdam economische toekomst Europa, Den Haag polycentrische variëteit en Amsterdam ‘place to be’. Weer het oude Randstadliedje. Overigens, een stad als Detroit laat duidelijk zien dat regionale specialisatie op termijn ook weer tot verval leidt. Nooit doen dus! Het mogelijk maken van een echte grote complexe stad blijft in dit land ook in de 21ste eeuw kennelijk onbespreekbaar.
Gelezen in ‘OECD Territorial Review Netherlands’ (2014):
Met belangstelling gelezen: de nieuwe Territorial Review van Nederland, opgesteld door de OECD, eind april 2014 verschenen. Helder rapport, duidelijke opdracht. Wat de Nederlandse economie relatief zwak maakt, is het ontbreken van voldoende agglomeratievoordelen, aldus de OECD. Nederland mist een echt grote stad. De provincies met de zwakste stedelijke structuur doen het economisch ook slechter. Wat de regering te doen staat is het ontwikkelen van een ‘national urban policy framework’, gericht op het vergroten van de agglomeratievoordelen, ze moet minder nadruk leggen op stedelijke problemen. Nodig is nu een echt grootstedelijk beleid "with a holistic and strategic focus aimed at enhancing the growth potential of FUAs" (Functional Urban Areas). En ze moet zekerstellen dat toekomstige bevolkingsgroei ‘transforms into agglomeration benefits." Hoe zal ik het zeggen? De regering moet gunstige voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van grote steden in dit land.
Zal ze dat ook doen? Dat valt ernstig te betwijfelen. Provincies zullen elk beleid dat in deze richting tendeert fel bestrijden, en de belastinghervorming die met de noodzakelijke decentralisatie gepaard dient te gaan zullen de Haagse departementen niet lusten. Het staat ook haaks op het beginsel van ‘verdelende rechtvaardigheid’ waarop deze republiek in 1814 is gegrondvest. Trouwens, een decennialang beleid van ruimtelijke deconcentratie zet je niet zomaar overboord. Gelukkig wordt er door de OECD ook een ontsnappingsroute geboden. "Economies of agglomeration in the Netherlands can also be enhanced by improving connectivity between functional urban areas." Het staat er alsof het door de partijen vooraf is uit-onderhandeld. Je mag ook smokkelen door (nog) meer snelwegen en spoorlijnen te verbreden. Tussen Brabant en de Randstad, tussen Gelderland en Flevoland, tussen Flevoland en Noord-Holland. Dat was men in Den Haag toch al van plan. Hoeft men geen grote steden te bouwen. Doen we net alsof heel Nederland een uitgestrekte stad is. Een uitdaging ook voor een Ministerie van Infrastructuur; EZ en Verkeer hebben elkaar daar altijd goed op kunnen vinden. Dus op naar een nieuwe ronde corridorbeleid, vrees ik. De A2, de A4, de A6, de A27, de A… Maar alvorens daartoe te besluiten nog even kijken naar bladzijde 175. Daar wordt voor circa dertig landen het aandeel van de metropolitane bevolking dat in de kernsteden woont met elkaar vergeleken. Nederland bungelt onderaan, op het niveau Polen, Hongarije en Slowakije. Veel beter presteren Frankrijk, Groot-Brittannië, Canada en de VS (sic!). Helemaal bovenaan staan de Aziatische tijgers. Die profiteren maximaal van …. agglomeratievoordelen!
Gehoord in De Balie, Amsterdam, op 2 juli 2014:
In De Balie aan het Kleine-Gartmanplantsoen in Amsterdam vond afgelopen week – in besloten kring – een gedenkwaardig beraad plaats van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing. Ruim twintig betrokkenen spraken onder leiding van Yoeri Albrecht over de toekomst van Nederland. Onderwerp: toenemende ruimtelijk-economische verschillen tussen stedelijke regio’s. Taco van Hoek, directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw, was een van de inleiders. Hij toonde drie LT-scenario’s voor ons land, een van sterke groei (Dynamische agglomeraties), gemiddelde groei (Evenwichtige groei) en geringe groei (Ruimtelijke segregatie). Er komen nog een miljoen huishoudens bij, zei hij, dus gebouwd zal er moeten worden. In alle drie scenario’s is ook nog sprake van welvaartsgroei, maar door de stijgende zorguitgaven en de vergrijzende bevolking zal veel van die groei weer worden tenietgedaan. Alleen in Dynamische agglomeraties zal Nederland nog in welvaart sterk blijven groeien.
Arbeidsaanbod, aldus Van Hoek, wordt key. In plaats van bedrijven aan te trekken, zullen steden en regio’s hun inspanningen in toenemende mate moeten gaan richten op mensen, om hen te paaien vooral te blijven. In twee van de drie scenario’s zal het arbeidsaanbod namelijk sterk krimpen. Vooral in bepaalde regio’s zal krimp optreden, daar staat de beroepsbevolking nu al onder druk. In scenario Ruimtelijke segregatie zal zelfs de helft van de Nederlandse regio’s gaan krimpen (sic!). Hij voorspelde daarom de komende jaren ‘een slag om het arbeidsaanbod’. De woningmarkt zal hiervoor zeker worden gebruikt. Drukgebieden als Amsterdam en Utrecht zullen volgens hem veel meer moeten bouwen, maar de rest van het land zal het ook willen, bang als het is om arbeidskrachten te verliezen. Er komt dus hevige concurrentie. De noordelijke Randstad, zei hij, zal daarom veel minder restrictief ruimtelijk beleid moeten gaan voeren, om lagere grondprijzen te forceren. Anders verliest het mensen aan krimpregio’s. Want een tegenbeweging sluit hij niet uit: van mensen die Amsterdam en Utrecht gewoon te duur vinden en elders neerstrijken. Het roer moet daar dus om, bij Amsterdam. En snel ook. Gebeurt dit niet, dan raakt straks alles ruimtelijk gespreid en krijgt Nederland geen scenario Dynamische agglomeraties. Dan krijgen we, als totaal, ook veel minder economische groei.
Gelezen in ‘De toekomst van de stad’ (2014) van de RLI:
Nee, enthousiast over het recente advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur kan ik niet zijn. Eindelijk een advies aan de regering over de Nederlandse stad, dat wel. Maar wat een gemiste kans, de stad wordt door de raad als fenomeen opgemerkt, het belang van agglomeratiekracht heeft ze erkend, maar nergens een pleidooi voor metropoolvorming. Nee, het is weer ‘borrowed size’ wat de klok slaat: de steden moeten bij elkaar leentjebuur spelen, want echte grote steden bouwen, dat doen we in dit land niet. Steden worden ook niet bij naam genoemd, daar brandt de adviesraad zijn vingers niet aan. Iedereen in dit land moet te vriend worden gehouden; kool en geit moeten worden gespaard. Braaf sluit de ministeriële adviesraad zich aan bij haar grote broer, de WRR, die ‘borrowed size’ eerder als vluchtweg etaleerde. ‘Borrowed size’, het klinkt ook zo sexy. Maar duurzaam is het niet. Nog meer mobiliteit tussen regio’s opwekken te behoeve van wat? Over dat gewichtige ‘borrowed size’ gaan we elkaar weer jaren napraten. Dat het zo goed is om met elkaar samen te werken. Wat we vervolgens niet doen.
Nergens ook weet de adviesraad een brug te slaan tussen theorie en praktijk. De theoretische passages klinken daardoor potsierlijk, de praktijk wordt hoogstens met ‘best practices’ in kadertekstjes geëtaleerd. En dat terwijl de steden in dit land een gunstiger positie proberen te verwerven in het internationale stedenpatroon. Maar niets over die moordende internationale concurrentiestrijd tussen grote steden. En niets over het gegeven dat elke stad compleet wil zeggen en dat gezonde steden diversificeren. Nee, laten we het vooral gezellig houden. Weet u wat? Het rapport straalt iets provinciaals uit. Wat vindt u bijvoorbeeld van deze passage? "Het ligt niet in de rede om te veronderstellen dat bedrijven in Noord-Brabant en het noorden van Nederland in sterke mate en op eenvoudige wijze van de agglomeratievoordelen kunnen profiteren van bijvoorbeeld de grootstedelijke regio Amsterdam. Hoewel wel bekend is dat de potentie aan interactie leidend is voor het bepalen van het beste schaalniveau, is het kennisniveau echter nog onvoldoende om hierover specifiekere uitspraken te kunnen doen. Het is de vraag welke regio’s excellente verbindingen met andere regio’s zouden moeten onderhouden om te kunnen profiteren van agglomeratievoordelen." Kunt u hier iets mee? Ik zou zeggen: Gooi maar in mijn pet!
Gehoord op 9 juni 2011 in Felix Meritis te Amsterdam:
Paul Cheshire, hoogleraar economische geografie aan de London School of Economics, sprak afgelopen week in Amsterdam tijdens de kennisdag ruimtelijke sector van de gemeente. Kern van zijn boeiende betoog: de agglomeratievoordelen van grote steden zijn evident groot, maar worden systematisch geringschat door beleidsmakers. Veel beleid is namelijk juist gericht op beheersing van de stedelijke groei, niet op bevordering ervan. Planners hebben een belangrijke rol in de samenleving te spelen. Echter, ze moeten door hun interventies de zekerheid van succes helpen vergroten, niet verkleinen. In dat opzicht was de Nederlandse planning tot nu toe wel beter dan de Britse, aldus Cheshire, die stelde dat Britse planners vaak iets proberen te bewerkstelligen dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal mislukken. Als voorbeeld noemde hij de Olympische Spelen in Londen. Daar wordt door de overheid voor miljarden ponden in Oost-Londen geïnvesteerd, terwijl iedereen weet dat Oost-Londen al sinds mensenheugenis de arme kant is van de stad. Zo is er 260 miljoen pond geïnvesteerd in het treinstation Stratford International, maar tot op heden is daar nog geen trein gestopt. Niemand wil er in- of uitstappen. Ook in het maken van gemengde wijken gelooft Cheshire niet. Onderzoek wijst uit dat mensen liever niet in gemengde wijken willen wonen. Bovendien helpt het niet in de bestrijding van de armoede. Arme mensen moet je eerder helpen met onderwijs. Polycentriciteit ten slotte vond hij geen zinnig planologisch streven. Sommige steden worden groot, andere willen niet groeien. Stop met het eerlijk verdelen onder het mom van evenwichtige groei.
Opvallend scherp was Cheshire’s analyse als het gaat om plannersdromen rond het opvoeren van de stedelijke dichtheid. Daartoe vergeleek hij Londen met Parijs. Beide steden zijn vergelijkbaar qua grootte. Londen worstelt echter al zestig jaar met een ‘Green Belt’’, terwijl Parijs gewoon aan de randen kan blijven groeien. Ogenschijnlijk bevordert de Green Belt de dichtheid door vergroting van de stedelijke druk. Echter, wat blijkt? Parijs groeit gestaag en blijft compact, terwijl Londen over de Green Belt heenspringt en een monsterachtige omvang ontwikkelt. Steden als Oxford en Cambrigde, op een afstand van zeker tachtig kilometer, ontpoppen zich nu als luxueuze buitenwijken van de Britse hoofdstad. De huizenprijzen in Londen zijn ondertussen skyhigh. Als het moet stemmen mensen kennelijk met hun voeten. Zeker, verhoging van de stedelijke dichtheid is goed. Maar probeer deze niet door middel van kunstmatige schaarste af te dwingen. Profiteer, aldus Cheshire, liever van de agglomeratievoordelen. Laat succesvolle steden groeien en hinder ze niet.
Gezien in Groningen op 14 mei 2011:
Afgelopen zaterdag een bezoek gebracht aan Blauwestad in Groningen. We werden rondgeleid door Paul van Steen. Voor een bedrag van 290 miljoen euro (230 mio voor de aanleg, 60 mio voor grondaankopen) is hier even boven Winschoten een plas van 40 hectare gegraven door de provincie, bedoeld om de bevolkingskrimp in noordoost Groningen te bestrijden. Zesentwintig boeren moesten voor het water wijken. Rond de plas zullen 1500 woningen verrijzen, verspreid over vijf nederzettingen. Daartoe worden grotere en kleinere kavels uitgegeven. Slechts een fractie hiervan is tot op heden verkocht, wat voor alle betrokkenen een dikke tegenvaller is, maar de oorzaak is begrijpelijk: de economische crisis heeft ook hier roet in het eten gegooid. Zestig procent van de nieuwkomers komt uit de omgeving, 40 procent komt van elders. Die uit de omgeving hebben vooral in De Wei gekocht, die van elders in Het Riet. De provincie beraadt zich nu op herontwikkeling, want de rentelasten drukken zwaar. Afgelopen januari zijn de drie betrokken gemeenten al samengevoegd en opgegaan in de nieuwe gemeente Oldambt. Anders waren de betrokken gemeenten zeker failliet gegaan.
‘Blauwestad’ is een vreemde naam voor wat ik zag. Je kunt hier immers moeilijk spreken van een stad. De kleine woningcomplexen die samen Blauwestad vormen liggen verspreid rond een groot water (de omtrek van het water is 25 kilometer), pal aan de autosnelweg Groningen-Duitsland. Daarbuiten, dus in een cirkel rond de plas en de nieuwe nederzettingen, liggen Winschoten en de oude lintdorpen van het mooie Groningerland. Samen vormen ze één geheel. Er is namelijk afgesproken dat er helemaal geen voorzieningen in Blauwestad mogen komen. Mensen die er gaan wonen zijn voor scholen, dokter en winkels dus aangewezen op de omliggende kernen. Logisch, want anders zou Blauwestad de bestaande voorzieningen in de dorpen ondergraven. Gevolg is dat mensen nu kilometers moeten reizen om de voorzieningen in de omliggende kernen te bereiken. Maar het gaat verder. Tussen Midwolda en Finsterwolde, dus buiten de beide dorpen, wordt aan het water een brede school gebouwd die bestaande scholen overbodig zal maken. Ook vanuit de bestaande dorpen moeten scholieren straks dus ook een flink eind reizen. Kortom, Blauwestad blijkt in werkelijkheid een extreem gespreide autostad waarin mensen in een ongekend lage dichtheid wonen, verstoken van voorzieningen en veroordeeld tot permanent autorijden. Het project blijkt allerminst duurzaam. In een poging de bevolkingskrimp te keren wordt hier door de overheid een zeer kostbare ‘stad’ ontwikkeld die spot met alle doelstellingen van het ruimtelijke en milieubeleid: compactheid, nabijheid van voorzieningen, goed openbaar vervoer. Zelfs in Amerika bouwt men steden niet in zo’n lage dichtheid.
Gelezen in Ruimte in Debat 02 2007:
Emeritus-hoogleraar sociale geografie Rob van Engelsdorp Gastelaars schreef onlangs een buitengewoon interessant artikel in het lijfblad van het Ruimtelijk Planbureau over de gevaren van doctrinair plannen in ons kleine land. Hij waarschuwt voor verstarring en omvermogen bij ruimtelijke planners om goed te reageren op nieuwe inzichten en nieuwe ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen. Wat behelst dat doctrinaire plannen? De Nederlandse doctrine wordt al decennialang beheerst door slechts een paar waarden: evenwicht en gelijkwaardigheid. Dit leidt tot geweldige blikvernauwing en verstarring. De ideeënrijkdom die in buitenlandse literatuur en praktijken de laatste decennia wordt ontwikkeld, wordt hier domweg genegeerd. Dit heeft, aldus Van Engelsdorp, nadelige gevolgen. Zo wordt de trek naar buiten opgevangen in zones langs de snelwegen enerzijds en "extravagant vormgegeven recreatiedorpen en woekert elders de witte schimmel." En dat terwijl in het buitenland interessant alternatieven zijn ontwikkeld voor buitenwonen.
In de tweede plaats noemt Van Engelsdorp de uitkomst van ons beleid "een stedelijk land zonder grote steden". "De grootste agglomeraties in dit land tellen momenteel, ruw gemeten, niet meer dan anderhalf miljoen ingezetenen. In een tijd van globalisering en schaalvergroting is dit problematisch." Waarom problematisch? "Economische, politiek-bestuurlijke en culturele activiteitsvormen op topniveau blijken steeds meer geconcentreerd te raken in mega-agglomeraties." Als we een dergelijke mega-agglomeratie niet maken, houden we deze instellingen niet langer vast. Welke strategieën zijn volgens de hooggeleerde nodig? "Verbetering van de regionale verkeerssystemen – om het territoriale draagvlak van een of twee geselecteerde agglomeraties te verbreden – en verdichting van het grondgebruik binnen de betreffende grootstedelijke regio’s." Is dat dan niet het Randstadbeleid? Nee, dat is het ook volgens deze hoogleraar niet. "Tot nu toe echter is van een dergelijk beleid nauwelijks sprake."
reacties