Gelezen in ‘De middellandman’ (2017) van Nico Haasbroek:
Bron: Tate Britain
Hoe ziet armoede er tegenwoordig uit? Afgelopen week zocht ik naar de zelfkant van de samenleving tijdens mijn bezoek aan Londen. Zelf woon ik in een arme buurt in Amsterdam, aan de zuidkant van de Pijp. Eerder schreef ik over de Rotterdamse journalist Nico Haasbroek. In ‘De middellandman’ onderzocht ook Haasbroek armoede en eenzaamheid in zijn eigen buurt. Dat viel niet mee. Dat moeizame beeld herken ik. Toen Nico de New York-Londense sociologe Saskia Sassen rondleidde door Middelland zag ook zij geen armoede op straat. Arme mensen schamen zich, concludeerde Nico. Sterker, het is een taboethema. Waarna hij zijn tanden zette in het onderwerp. Zo sprak hij met armoedeonderzoekers van de Erasmus Universiteit, een wijkagent, de medewerkers van een koffiehuis. Ze vertelden hem dat hij op de gordijnen moest letten. Hangen er dekens of hangt er niets, dan is het raak. Armoedestrategieën, leerde hij, zijn bezuinigen, delen, slim gebruik maken van regels en instanties, meedraaien in de informele economie. Van een verkoper van straatkranten begreep hij dat een bedelaar misschien veel geld bij elkaar bedelt en weinig kosten maakt terwijl iemand met een enorme hypotheekschuld diepongelukkig kan zijn. Armoede is relatief, concludeerde Nico. En dan is er de wijkagent.
Ze kunnen overal zitten, zegt de wijkagent. Van hem leert Nico dat je veel moet lopen. Alleen op straat leer je de armoede kennen. Ook leert hij over het trekken van grenzen. Een politieman moet soepel en tactisch reageren, maar ook net iets scherper zijn dan de jongens in de buurt. Zwart-wit denken helpt niet. “Ik ga als agent nooit te ver. Het blijft altijd bij bijna.” Die uitspraak vond ik treffend. Volgens de wijkagent is Middelland ‘soms een donkere wolk maar wel met gouden randjes’. Bewoners houden verslaafden in de gaten, hulpverleners werken in sociale teams aan notoire probleemgevallen, de wijkagent is lid van tal van beheerplatforms in de wijk. De sociale cohesie in Middelland, stelt Haasbroek vast, is redelijk goed, dat komt doordat de mensen er redelijk mixen, de problemen vallen mee, er zijn nog sporen van een drugsprobleem, maar die lossen op. Problematisch zijn vooral opgroeiende kinderen van alleenstaande moeders. Zijn uitgebreide armoedeverslag deed me denken aan de schitterende tentoonstelling die ik afgelopen week zag in Londen. In ‘All too human. Bacon, Freud and a Century of Painting Life’ in de Tate Britain stuitte ik op een generatie schilders de menselijke figuur schilderden in zijn alledaagse omgeving. “Embracing the visual and tactile qualities of paint, these artists set out to explore what it is that makes us human.” Bij het zien van al die schilderijen viel me weer eens op hoe ongelooflijk arm het naoorlogse Londen was.
Gelezen in The Economist van 2 december 2017:
Mijn pleidooi om Amsterdam in omvang te verdubbelen wordt door sommigen in verband gebracht met segregatie. Is zo’n verdubbeling, vragen zij zich af, wel eerlijk en inclusief? De rijksbouwmeester durfde zelfs te beweren dat een groter Amsterdam segregatie verergert. Laten we eens het tegenovergestelde denken en aannemen dat Amsterdam niet meer mag groeien. Wedden dat de rijke bovenklasse dan wint? Neem China. Een aantal jaren geleden besloot de Chinese regering dat de hoofdstad Peking niet meer inwoners mag tellen dan 23 miljoen. Dat was slechts 1 miljoen meer dan in 2017. Prompt begonnen de hoofdstedelijke autoriteiten arme, veelal kwetsbare mensen uit hun woningen te zetten. Die laatste werden onbewoonbaar verklaard, of als brandgevaarlijk beschouwd. Men had de grond nodig voor andere zaken. Grootschalige acties in de sloppenwijken om water, gas en elektriciteit af te sluiten vormden het begin van acties van regelrechte huisuitzettingen. Eind vorig jaar berichtte het Britse zakenblad The Economist over deze brute praktijken. In ‘Life imitates nightmares’ citeert het Chinese activisten die stellen dat de afgelopen vijf jaar al zeker drie miljoen mensen op deze wijze uit de grote steden zijn verdreven.
Tijdens het laatste grote partijcongres stelde de Chinese president Xi Jinping dat sociale ongelijkheid en de kloof tussen rijk en arm de grootste vraagstukken zijn waar China op dit moment mee worstelt. Vandaar het besluit om de groei van Peking en andere megasteden te stoppen. Volgens The Economist denkt het partijkader dat vooral jonge, mannelijke migranten in de grote steden een gevaar vormen voor de stabiliteit. Hun ouders trokken in de jaren tachtig naar Shanghai, Guangzhou, Shenzhen en Beijing, ze hebben nauwelijks onderwijs genoten, hun banden met hun geboortegrond verloren en een vrouw vinden lukt ze vaak niet. Ze moeten het liefst verdwijnen. The Economist vergelijkt de situatie met de bekroonde science-fiction roman ‘Folding Beijing’ van Hao Jingfang. “As in the fictional ‘Folding Beijing’, the real city government has a maximum target size for the capital’s population.” In het boek leeft de stedelijke onderklasse alleen ’s nachts, tussen tien uur ’s avonds en zes uur ‘s ochtends. De rest van de tijd wordt ze door de autoriteiten met drugs in slaap gehouden. Hoe inclusief is dat? Amsterdam wil groeien. Rijke Amsterdammers zorgen goed voor zichzelf. Niet groeien komt neer op verdrijving. Dat wordt gentrificatie genoemd. Een regering die zijn hoofdstad verbiedt te groeien of die weigert de groei ruimhartig te faciliteren verergert juist de segregatie.
Gelezen in Het Parool van 15 december 2017:
Waarom is het nachtleven voor Amsterdam zo belangrijk? Sinds 2012 is Mirik Milan nachtburgemeester van de hoofdstad. Op maandagavond 5 februari 2018 geeft hij de eerste van zes nieuwe Amsterdamlezing in CREA op Roeterseiland Campus; dezelfde maand nog neemt hij afscheid. Twee interviews met hem las ik voorafgaand aan zijn lezing, een in Het Parool en in Folia. Bovendien sprak ik hem ongeveer een maand geleden ter voorbereiding op zijn optreden. Het nachtleven, aldus Milan, is belangrijk omdat het laagdrempelig is en omdat het om jonge mensen gaat. In de nacht wordt volop geëxperimenteerd. Bij nachtleven gaat het niet alleen om feestjes, er ontstaan netwerken tussen mensen en er wordt creatieve kennis gedeeld. Vanaf 2010 is er 48 miljoen euro uitgegeven aan het broedplaatsenbeleid door de gemeente. Maar na de financiële crisis vond er een ware explosie in de huurprijzen plaats. Het nachtleven ligt zwaar onder vuur. “Er gaan 50.000 woningen bijkomen de komende jaren. De druk op de vrije culturele ruimte gaat alleen maar toenemen.” Milan spreekt van een ‘creatieve footprint’; hij wil een culturele impact assessment. Daarmee wil hij laten zien dat het stedelijke weefsel in hoge mate wordt bepaald door clubs, festivals en nachtleven, meer nog dan door Nationale Opera en Ballet. De stad, vindt hij, ziet dat niet of onvoldoende. Voor die creatieve footprint wil hij aandacht, zeker nu de gemeenteraadsverkiezingen naderen.
De helft van de Amsterdamse jongeren, aldus Milan, heeft een migrantenachtergrond. Als je 16, 17 jaar bent, ga je de stad ontdekken, dat doet iedereen. Het is hèt moment waarop al die milieus samenkomen op één plek in de stad. Maar wat gebeurt er? De ene helft van de jongeren ontdekt zijn favoriete club, maar de andere helft blijkt er niet terecht te kunnen. Vrijwel alle nachtleven in Amsterdam is nog wit, op een paar uitzonderingen na (house, urban, Appelsap). Als je gekleurd bent, kom je gewoon niet binnen. Een portier wijst je af, je gaat niet meer, voor jou zijn er geen alternatieven. Het werkt segregatie in de hand. Veiligheidsbeleid verergert nog deze scheiding. Milan vindt dit ernstig. We realiseren ons onvoldoende dat het voor witte Nederlanders gemakkelijker is om ergens binnen te komen. Hij pleit voor projecten in de stad die segregatie tegengaan. Steeds weer noemt hij Berlijn als voorbeeld. Die Duitse metropool heeft nog ruimte, want is gekrompen van 7 naar 4 miljoen. Voor die vier miljoen inwoners is er een zeer professionele infrastructuur gebouwd rond uitgaan, feesten en het nachtleven. De ‘Clubcommission Berlin’ telt 7 fte en nog eens vele vrijwilligers. Terwijl ik hem spreek wordt hij gebeld en komen er berichtjes binnen. Een homo is weer in elkaar geslagen. Hij leest en belt en schat snel in wat dit voor de stad betekent. Maandagavond vertelt hij meer. Hier kunt u zich aanmelden: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html
Gelezen in ‘The Uses of Disorder’ (1970) van Richard Sennett:
De chaos van de metropool achtte de Amerikaanse socioloog Richard Sennett een belangrijke conditie in het volwassen worden van mensen: door de vele ongezochte contacten en daarmee ook conflicten leren stedelingen elkaar te verdragen en op een bepaalde manier ook voor elkaar te zorgen. Groeiende welvaart is in die zin een hindernis op de weg naar een volwassen democratie omdat mensen met geld geneigd zijn zich af te zonderen. Vroeger was dat alleen weggelegd voor de rijken, maar nu kan vrijwel iedereen zijn eigen isolement kopen. Met zijn gezin hebben de meesten zich teruggetrokken in de bossen, buiten de stad, ze vestigden zich in villadorpen, met gelijkgezinden namen ze hun intrek in ‘gated communities’ of kozen voor frisse nieuwe buitenwijken. In hun afzondering koesteren ze de mythe van de eensgezinde gemeenschap. Welkom in de VINEX-wijk: eindelijk verlost van vreemde, afwijkende, veelal armere buren. Zo is de illusie ontstaan van een harmonieuze samenleving in eigen kring, maar met een gevaarlijke wereld daarbuiten.
Arme mensen hadden die mogelijkheid van afzondering niet. Die woonden nog gedwongen bij en door elkaar. Over veel spullen beschikten ze ook niet, dus die moesten ze met elkaar delen en dus deden ze een beroep op de ander; het was een soort van gedwongen solidariteit. Nu is dat anders. Daarom predikte Sennett een terugkeer naar de chaos van de grote stad. Maar hoe moeten die welvarende steden dan worden vormgegeven? In grote steden, aldus Sennett, zou de piramidale vorm van de overheidsbureaucratieën in ieder geval moeten worden afgebroken, (maar niet de bureaucratie zelf). Voorts zou elke wens tot ruimtelijke orde en bestemming vooraf moeten worden opgegeven. “Instead of this idea, whose basis is found in mechanical ideas of production, the city must be conceived as a social order of parts without a coherend, controllable whole form.” Bewoners zouden de ontstane ruimte weer zelf moeten mogen invullen. Juist in de confrontatie met elkaar zou weer een rijker leven kunnen opbloeien. Echter, angst voor conflicten weerhoudt de autoriteiten nog altijd van dergelijke experimenten, ook in onze grote steden. En naar de belangrijkste oplossing die Sennett noemde wordt, althans in Nederland, nog helemaal niet gehandeld: onze grote steden moeten veel groter en veel dichter worden bebouwd. De afgelopen eeuw werden ze juist verdund, ze zijn ijl van structuur geworden, in new towns en zogenoemde ‘stedelijke netwerken’ werden ze opgedeeld, alles in de ruimte verstrooid, veel te veel gespreid. Niet goed voor de democratie en voor een volwassen en verdraagzame omgang met elkaar. Wat riep onze premier laatst ook alweer? ‘Pleur op!’ Zelfs hij. Nu weet u waar dat vandaan komt.
Gezien in Brussel op 7 en 8 september 2016:
Werkbezoek gebracht aan Brussel met het bestuur van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing. We werden rondgeleid door Joris Sleebus van Bruksel Binnenste Buiten. In Brussel was ik lang niet meer geweest. Meest opvallend was het autoverkeer dat alle straten van de 1,2 miljoen inwoners tellende hoofdstad bijna permanent blokkeert. Oorzaak: gebrekkig openbaar vervoer. Bijgevolg is de luchtkwaliteit boven Brussel bijna net zo slecht als die boven Parijs. Kennelijk is de gewestelijke overheid niet in staat om de burgers goed publiek vervoer te bieden. Echter, dit weerhoudt de vele expats er niet van om zich in Brussel te vestigen. Sinds 1992 is Brussel officieel de hoofdstad van Europa, waardoor hun aantal explosief is gegroeid, althans in de oostelijke bovenstad. Tien procent van de bevolking is bovendien Frans: dat zijn rijke Parijzenaars die de laatste jaren gevlucht zijn voor de hoge belastingtarieven in Frankrijk. Ze waren toch al gewend om in een stad met een slechte luchtkwaliteit te leven. In de westelijke benedenstad – de oude, laaggelegen industriestad langs het kanaal en de spoorwegen – is sprake van een heel andere toestroom van vreemdelingen: in Anderlecht, Molenbeek en Schaarbeek leven Turken, Marokkanen en Afrikanen dicht op elkaar. Wie spreekt er hier Frans, en wie Vlaams? In Brussel leeft iedereen voor zichzelf. Zelden zag ik zo’n gesegregeerde stad in Europa.
Centraal in de benedenstad, aan de westkant van het kanaal, vindt op dit moment een zeer grootschalige gebiedsontwikkeling plaats. Thurn en Taxix betreft de ingrijpende reconstructie van een verlaten negentiende eeuws intermodaal overslagterrein van het NMVB dat in 2001 werd verkocht aan een grote ontwikkelaar. Het is een paradepaardje want de ambities zijn enorm, kosten noch moeite worden gespaard. Het Koninklijk Pakhuis is al verbouwd, het opende in 2008 zijn deuren voor trendy bedrijven en oogt zeer chique. De omvang en ambities evenaren gemakkelijk de gebiedsontwikkeling op ‘Het eilandje’ in Antwerpen of de transformatie op de Kop van Zuid in Rotterdam. Hoe dit nieuwe kwartier in de Brusselse benedenstad zich verhoudt tot de omringende arme wijken is echter de vraag. Wie haar in zijn bolide nadert passeert slagbomen en hekken; extreem rijk steekt hier extreem arm de ogen uit. Ook al wordt Thurn en Taxix een zeer duurzaam woon- en werkgebied met alle goede bedoelingen, het zal de confrontatie tussen rijk en arm verhevigen. Het gebied kon de komende jaren wel eens de opstand van de onderklasse flink dichterbij brengen. Investeren in het Brusselse openbaar vervoer was voor iedereen – arm èn rijk – beter geweest.
Read in ‘Our kids’ (2015) of Robert Putnam:
Robert Putnam’s latest book is on American kids, their lives, their future. The social landscape in the land of opportunity is changing rapidly, that’s for sure. The sociologist teaching at Harvard University compares it with his own youth in hometown Port Clinton, Ohio, in the fifties. In half a century time it got a lot worse in terms of social mobility. He thinks it is now “a split-screen American nightmare, a community in which kids from the wrong side of the tracks that bisect the town can barely imagine the future that awaits the kids from the right side of the tracks.” The chapters are on families, parenting, schooling, community. The chapter on families is situated in Bend, Oregon; the one on parenting in Atlanta; the one on schooling in Orange County, California; the last one, on community, in Philadelphia. Then he focuses on what is to be done. Let’s study Atlanta.
Putnam describes Atlanta as an affluent, sophisticated, and global metropolitan area, the ninth largest in the USA. The city has a strong, diversified economy, with headquarters of CNN, Delta Airlines, UPS and Coke. Its history is one of racial division. In black residents, Atlanta is second to New York City. The city is being confronted now with a rapidly growing gap between rich and poor. Over the last ten years some half million new black residents entered the city. They all came from the North. Many of them have college degrees. But Putnam adds that the blacks in Atlanta itself are desperately poor. “Large swaths of southern and western Atlanta itself are over 95 percent black, with child poverty rates ranging from 50 percent to 80 percent.” So the black community is segregated along economic lines. He concludes that Greater Atlanta has the second-lowest rate of intergenerational social mobility of all major American cities – a great contrast with his own youth in Port Clinton, where poor kids and rich kids lived near one another. Wealth is accumulating in Atlanta, but many kids have no opportunities to do better. He thinks America is moving towards two countries: one rich, one poor.
Gelezen in The Washington Post van 28 april 2015:
“It was only a matter of time before Baltimore exploded,“ schreef afgelopen week Michael Fletcher in The Washington Post. Fletcher is niet alleen economisch correspondent, maar ook inwoner van Baltimore. De rellen na de dood van Freddie Gray verbazen hem achteraf niet. Met ras of discriminatie heeft het allemaal weinig te maken, stelt hij. Bestuur, politiek en politie in Baltimore zijn overwegend zwart. Het gaat om iets anders. In West-Baltimore, waar Freddie woonde, wordt de meeste heroïne verhandeld van heel de VS, aldus Washington. Nee, zegt Fletcher, in deze buurt verdwijnen de meeste jongens achter de tralies. Moordcijfers zijn er twee keer hoger dan in de rest van Baltimore: dit jaar alleen al 68. Dat is veel, maar in de jaren ‘80 en ‘90 was dit nog veel meer. Vijfenveertig procent van de schoolkinderen uit deze buurt mist meer dan 20 dagen schooltijd. De schrikbarende cijfers blijven overigens beperkt tot de meest westelijke en oostelijke wijken van de stad. De rest van Baltimore doet het sociaal-economisch veel beter.
Toch heeft de hele stad er last van. Want bij het minste of geringste worden jongeren door de politie opgepakt. Een hele serie processen loopt tegen haar. De dood van Freddy Gray past in dat patroon. Freddy was een aardige jongen, maar thuis had hij veel problemen. Verbetert er dan niets in Baltimore? Fletcher: “In the more than three decades I have called this city home, Baltimore has been a combustible mix of poverty, crime, and hopelessness, uncomfortably juxtaposed against rich history, friendly people, venerable institutions and pockets of old-money affluence.” De gemeente investeerde de afgelopen jaren naar verhouding stevig in Sandtown, de buurt waar Freddy woonde. Er werden nieuwe woningen gebouwd en de sociale voorzieningen werden uitgebreid. Echt helpen doet het niet. Men leeft hier langs elkaar. Waarom? Omdat de oorzaak van het verval niet is aangepakt. De ongeremde suburbanisatie en de bouw van shopping malls ver buiten de rondweg om de stad hebben in Baltimore zelf tot extreme segregatie geleid. Nog altijd is het gemeentebestuur niet tot regionale planning bereid. Wat zong Randy Newman over Baltimore? “Hard times in the city/In a hard town by the sea/Ain’t nowhere to run to/There ain’t nothin’here for free.”
Gelezen in NRC Handelsblad van 18 augustus 2014:
Kort nadat de Rotterdamse directeur van het Rijksmuseum, Wim Pijbes, in NRC Handelsblad weer eens had geklaagd over Amsterdam ("Amsterdam raakt vies, vuig en vol"), werd in Saint Louis, Missouri, de 18-jarige Michael Brown doodgeschoten door een blanke agent. Het was het startschot voor bewoners van Ferguson om de straat op te gaan en te plunderen. Daags erna schreef Guus Valk er een indrukwekkende reportage over. Zelden las ik zo’n goed achtergrondartikel over wat er aan de hand is in steden als St. Louis. Deanel Trout, die hij tegenkwam op straat, vertelde hem hoe hij veertien jaar geleden het criminele en verpauperde centrum van Saint Louis was ontvlucht om zijn intrek te nemen in een groot vrijstaand huis in Ferguson. "Zoals overal in Amerika trok ook St. Louis in de tweede helft van de twintigste eeuw leeg. Blanke mensen wilden in vrijstaande huizen met grote tuinen wonen, en kwamen alleen nog voor hun werk in de stad." Ferguson, aldus Valk, werd het prototype van de fantasieloze, maar comfortabele suburb.
Het ooit trotse, industriële St. Louis raakte in verval en het blanke Feruguson spon er garen bij. Eerst ontving het een blanke middenklasse op zoek naar rust, die echter al snel plaatsmaakte voor een zwarte middenklasse. Waarop de blanken nòg verder weg trokken en de huizenprijzen daalden. Na de blanke vlucht kwam de zwarte vlucht. Valk: "In een paar decennia is de omgeving van St. Louis, een gebied met ruim drie miljoen inwoners, een van de meest gesegregeerde steden van de VS geworden." Vandaar ook de hoge criminaliteit. In het district waar Ferguson deel van uitmaakt, werden in 2012 op een miljoen inwoners liefst 44 moorden gepleegd. En de uittocht gaat door. Volgens een recent artikel in Co-exist.com vluchten de blanken nu uit de wijken waar de hispanics een kritische meerderheid halen. Nee, Joel Garreau zag het verkeerd. In ‘Edge Cty’ (1991) beweerde hij dat exurbane expansie noodzakelijk is om binnensteden te redden. In St. Louis ontbrak deze expansie en daarom, schreef hij, kregen planologen haar binnenstad niet aan de praat. Het centrum van Saint Louis is leeg. Dat is nog eens wat anders dan een volle Amsterdamse binnenstad die lijdt onder haar enorme aantrekkingskracht en die volgens de directeur van het Rijksmuseum de grenzen van haar succes bereikt. Suburbanisatie leidt tot verval, urbanisatie tot bloei.
Gelezen in ‘03/09’ van het CBS van herfst 2009:
Maandag 3 februari 2014 spreekt Isa Baud, hoogleraar Internationale Ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Amsterdam, de eerste Amsterdam Lezing van dit jaar. Opnieuw is het thema ‘Amsterdam Kennisstad’. Baud zal spreken over haar wetenschappelijke onderzoek naar sociale ongelijkheidsstructuren in steden in India, Afrika, Brazilië en Peru. Ze is op zoek naar nieuwe verantwoordingsmethoden – soms digitale – van uitgaven en inkomsten van lokale overheden en hun beleid ten aanzien van burgers, waarvan het merendeel dikwijls in grote armoede in sloppenwijken leeft. Hoe om te gaan met corruptie? Kan deze worden tegengegaan door op nieuwe manieren het lokale beleid transparanter te maken? Een groeiende middenklasse vormt zich in de steden en stelt haar eisen, waarbij de onderklasse dreigt te worden gemarginaliseerd. In Indiase steden ontstaat zo een steeds duidelijker scheiding tussen rijken, middenklasse en onderklasse. Baud verkent de hordes die moeten worden genomen om het bestuur in de miljoenenmetropolen van de Derde Wereld democratischer en rechtvaardiger te maken.
In een interview met Baud in het relatiemagazine van het CBS een paar jaar geleden vroeg de redactie naar haar mening over een groeiende tweedeling in de samenleving. In Indiase steden is dit min of meer een feit. Ook in Nederlandse steden dreigen verschillen pregnanter te worden. Maar horen contrasten er niet gewoon bij? Baud: “Een wereld zonder achterstand is een ideaal dat waarschijnlijk onbereikbaar is. Maar je kunt wel aangeven wat het minimumniveau moet zijn in termen van huisvesting, inkomen en kwaliteit van leven. Als overheid moet je ervoor zorgen dat mensen niet per definitie worden uitgesloten.” De toestand in de Indiase steden achtte ze nog niet zo gesegregeerd als in Amerikaanse steden. Daar is de segregatie praktisch totaal. Arme landarbeiders die naar Mumbai trekken zien daar veel kansen om werk te vinden. De mix is er veel groter en er is zeker sprake van sociale mobiliteit. In Nederland denkt Baud dat de concentraties allochtonen toenemen. “Er zit een gevaar in. Als het zich ontwikkelt richting meer segregatie dan hebben we echt een probleem.”
Dat was vijf jaar geleden. Maandagavond 3 februari spreekt ze weer. U kunt zich aanmelden op www.uva.nl.
Gelezen in Dichtbij van 6 december 2013:
Gisteren een zogenaamde expert-meeting bijgewoond van Stad Forum over een eventuele tweedeling in Amsterdam. Is er sprake van tweedeling? Zo ja, wordt het erger? En wat kunnen we eraan doen? Het laatste deel van het gesprek ging over beeldvorming. De experts waren het erover eens dat je niet moet stigmatiseren, dus dat je Zuidoost, Noord of Nieuw West – ‘buiten de ring’ – niet mag wegzetten als kansarme zones. Zo’n kwalificatie zou de problemen alleen maar verergeren. Problematisch, begreep ik, zijn deze gebieden dus wel. Maar van studenten die er wonen begreep ik juist dat zij bijvoorbeeld Geuzenveld steeds spannender vinden: een wijk met veel goedkope woningen, een gemengde bevolking, lekker stedelijk van karakter, toch voldoende groen en met veel gedurfde experimenten. Ook in Zuidoost kan je aan klusflat Kleiburg aflezen dat veel mensen wel degelijk in zulke hoogbouw willen wonen, zelfs als deze dichtbij Kraaiennest ligt. De metamorfose van het Bijlmerpark is bovendien nu al een groot succes gebleken en het nieuwe Bijlmertheater functioneert ook heel goed.
Vlak voor de kerst vertelde iemand me over ‘Tales of the Nine’ in Geuzenveld als bewijs dat dit gebied ver buiten de ring A10 interessant is om te volgen. Het gaat hier om een buurtinitiatief van de Oekraiense Anna Stolyarova die kunstenaars uit de hele wereld vraagt om grote muuroppervlakken in de wijk te beschilderen. De schilderijen verbeelden in totaal negen verhalen, die met excursies door de buurt en workshops worden verlevendigd. Doel van het initiatief is de buurtbewoners – vooral youngsters – te inspireren en te betrekken bij de toekomst van de buurt: “Our aim is to raise awareness within our neighborhood of the social and political barriers that youngsters find on a daily basis around them, and out to achieve their and ours full integration into the contemporary Dutch society.” Inspiratiebron zijn onder andere Claudio Ethos en Bastardilla uit Sao Paulo, maar ook andere kunstprojecten in Braziliaanse steden, in Tirana, Albanië, en in de Bronx in New York. Wie de pagina op Facebook bezoekt ziet trouwens tal van verwante initiatieven in Nieuw-West, ontwikkeld vanuit lokale broedplaatsen, zoals VLLA in Slotervaart. Dat brengt me bij het Van Eesterenmuseum. De vrijwilligers die dit museum runnen beogen herwaardering van het bouwkundige erfgoed van Amsterdam Nieuw-West. Er is door hen zelfs een modelwoning geopend. Allemaal liefdevolle initiatieven die rechtstreeks aan positieve gevoelens appelleren: parken, erfgoed, voorzieningen, kunst in de openbare ruimte. Wat in de favela’s werkt, werkt ook in Amsterdam.
reacties