Gehoord op de Universiteit van Amsterdam op 18 juli 2018:
Iemand van de provincie Noord-Holland belde mij. Of ik wilde spreken met een delegatie van het Incheon Development Institute uit Zuid-Korea. Dat wilde ik wel. Incheon is een belangrijke havenstad in Oost-Azië en ligt dichtbij Seoul, een van de grootste en rijkste metropolen ter wereld. Incheon herbergt niet alleen de zeehaven van de Zuid-Koreaanse hoofdstad, sinds 2001 bevindt zich hier ook de grootste internationale luchthaven van het land. Grote delen bestaan uit vrijhandelszones waar grote multinationals zich graag vestigen. De stad zelf telt inmiddels bijna drie miljoen inwoners en is vooral bekend vanwege New Songdo, de eerste ‘smart city’ ter wereld. Incheon kent ook een belangrijke universiteit, Incheon National University. Incheon is dus veel meer dan een logistiek complex. Logistiek ontwikkelt zich hier in relatie tot een grootstedelijke omgeving. De delegatie die naar Amsterdam kwam bestond uit experts die onderzoek doen naar de toekomstige governance voor het Incheon-schiereiland: hoe kun je van het gecombineerde luchthaven- en zeehavencomplex een internationaal aantrekkelijke grootstedelijke propositie maken? Hoe doet Amsterdam dat?
Het is zeker de moeite waard om Incheon te bestuderen. Interessant vind ik de vrijmoedigheid waarmee logistieke dienstverlening daar in verband wordt gebracht met grootstedelijke programma’s. Beide lijken allerminst bang voor elkaar en strijden ook niet om de aandacht. Waar in Amsterdam de agenda rond de zee- en de luchthaven angstvallig van de gebouwde omgeving wordt gescheiden, wordt in Incheon juist volop gebruik gemaakt van beider kwaliteiten en zoeken ze, ook fysiek, elkaars nabijheid op. Zo was Incheon, en niet Seoul, in 2014 de venue van de Aziatische Spelen. Denk je eens in: een Olympische Spelen in de zone tussen Westpoort en luchthaven Schiphol! Opmerkelijk is ook dat de metro van Seoul naar Incheon is doorgetrokken. Vanuit de terminals van de luchthaven stap je zo in de metro naar elke plek binnen de metropool, maar je kunt ook de exprestrein nemen tot in het hart van Seoul. In Amsterdam is het doortrekken van de ultrakorte NoordZuidlijn naar Schiphol voor de rijksoverheid onbespreekbaar. Ondertussen kampt de NS met drukteproblemen op station Amsterdam Zuid vanwege de vele overstappers en zit de Schipholtunnel regelmatig dicht. Nee, zelfs de eilanden en de schitterende stranden voor de kust durft Incheon rechtstreeks in verband te brengen met de zeehaven en de luchthaven. Heeft u ooit gezien dat Schiphol adverteerde met Texel of met het Noordzeestrand bij Bloemendaal of IJmuiden? Hier een nuttige link: https://halshs.archives-ouvertes.fr/halshs-00717425/document Ik ben een fan.
Gehoord op Roeterseiland Campus, Amsterdam, op 26 februari 2018:
Bron: Richard Ronald, UvA
Zuid-Korea is ongeveer even groot als Engeland. Beide landen tellen circa 50 miljoen inwoners. In Korea woont de helft daarvan in slechts twee provincies. Samen vormen die Groot-Seoul. Aan het woord is Richard Ronald, hoogleraar Housing, Society and Space aan de Universiteit van Amsterdam. Afgelopen week verzorgde Ronald een gastcollege over Seoul in het bachelorprogramma Cities in Transation. Het eerste deel van zijn college ging over de wonderbaarlijke naoorlogse groei van Seoul, het tweede over woningbouw- en huisvestingstrends in recente jaren. De economische groei van Korea na het bestand van 1953, zei hij, was nog indrukwekkender dan die van Japan. Een ‘IJzeren Driehoek’ van bedrijven, politici en bureaucraten had de leiding genomen over een groei die het Westen naar de kroon moest steken. Ronald noemde het ‘developmentalism’, naar een begrip geïntroduceerd door Chalmers Johnson (1982). Koreanen waren in de jaren bereid geweest om grote offers te brengen. Het letterlijk bouwen van steden werd de economische groeimachine van het arme land. In plaats van een welvaartsstaat te ontwikkelen en mensen een vangnet te bieden, werd een dak boven je hoofd het middel om hardwerkende gezinnen materieel te ondersteunen. Bijgevolg werd de ‘Land and Housing Corporation’ een van de grootste bedrijven van het land. Seoul groeide razendsnel en stelde alle andere Koreaanse steden in de schaduw.
Door de economische crisis stokte echter eind jaren ‘90 de groeimachine die veertig jaar daarvoor onafgebroken had gestampt. Van een indrukwekkende 10 procent jaarlijkse groei ging het ineens naar 4 à 5 procent. Niet alleen groeide de Koreaanse economie langzamer, ook was welvaartsgroei voor iedere Koreaan niet langer vanzelfsprekend. Bijgevolg ontstond er een verschil tussen rijk en arm. Maar na en door de crisis werd Zuid-Korea wel democratischer. Veel inwoners willen niet langer puur economische groei tegen elke prijs en kiezen een regering die hen alternatieven biedt. Onderwijs vinden zij belangrijker. Wonen in Seoul is erg duur, dus nieuwe vormen van sociale woningbouw doen hun intrede. Het National Rental Housing Program werd in 1998 door president Kim geïntroduceerd. Ronald wees op de immense woningproductie in het land. Elk jaar worden 80.000 nieuwe woningen opgeleverd in Seoul, in Zuid-Korea als geheel gaat het om een productie van 500.000 woningen jaarlijks. Inmiddels is 12 procent van alle woningen min of meer sociaal. Dat is veel voor een land dat dertig jaar geleden nog vrijwel geen sociale woningbouw kende. Koreanen blijken overigens te sparen in plaats van te huren. Dat systeem heet Chonsei. Voor jongeren wordt Chonsei echter onbereikbaar. Zij kiezen voor Chon-wolse, dat is een nieuwe hybride vorm van huren. Zonder immigratie, besloot Ronald zijn overzicht, zal Korea snel krimpen. Woningen, zou je zeggen, zijn er over een tijdje meer dan genoeg. Of dat ook voor Seoul zal gelden is nog maar de vraag. Ronald houdt zijn intreerede op 6 april 2018.
Gehoord op 20 februari 2017 op de Universiteit van Amsterdam:
Nederland exporteert de laatste tijd zeer grootschalige gebiedsontwikkeling naar Azië. Wat in VINEX ooit klein begon, is nu internationale big business, althans het ingenieursdeel ervan. In haar gastcollege op de UvA besteedde stedenbouwkundige Hyeri Park veel aandacht aan Seun Sangga, de buurt met het langgerekte modernistische bouwwerk in het oude stadscentrum van Seoul, Zuid-Korea. Samen met andere Koreaanse architecten had zij gestreden voor het behoud van dit unieke erfgoed uit de jaren ’60. Het congres dat ze drie jaar geleden daarover organiseerde, heette niet voor niets ‘Beyond Big Plans’. Het behoud van het monument is inmiddels verzekerd. Nu is haar stedenbouwkundige bureau (KCAP uit Rotterdam) verwikkeld in een competitie rond een reusachtige kavel die grenst aan het bouwwerk, juist in de hoek waar deze een oude Confusiaanse schrijn raakt. De tempel, Jongmyo geheten, staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco (foto, achtergrond) en maakt dat de bouwhoogte in de aangrenzende buurt is gelimiteerd. De oude buurt zelf is verlopen en bestaat uit allemaal kleine ambachtelijke bedrijfjes: restanten van een typisch werkgebied in het stadscentrum dat al jaren worstelt met snel stijgende grondprijzen en waarvoor al vele plannen voor sloop en grondige vernieuwing zijn gemaakt. De kavel bestaat uit een labyrint van stegen en gebouwtjes (foto, rechts). De plot is verdeeld over vele eigenaren. Als het gevolg van het behoud van Seun Sangga en de recent verworven monumentenstatus van het tempelcomplex is een nieuwe situatie ontstaan die een alternatief stedenbouwkundig plan nodig maakt dat rekening houdt met de omgeving. Het vorige bestond uit een reeks van hoge glazen torens. In het college toonde ze haar ontwerp.
In het Nederlandse ontwerp zijn de historische straatjes bewaard gebleven en is de bouwhoogte gelimiteerd tot 70 meter. Ook is het gebouw duurzaam gemaakt doordat het regenwater wordt opgevangen en opnieuw gebruikt. Onder de hele kavel is de kelderruimte uitgespaard, bedoeld om de archeologische resten van de middeleeuwse bebouwing te kunnen laten zien. Seun Sangga maakte namelijk deel uit van het oude keizerlijke Seoul (het keizerlijke paleis staat even verderop). Desondanks valt op dat het ontwerp feitelijk één kolossaal bouwwerk betreft, in totaal gaat het om liefst 280.000 m2 (dat is 14 maal de Amsterdamse Bijenkorf). Haar gevraagd naar wat er met al die ambachtelijke bedrijfjes gaat gebeuren, vertelde ze me dat die onlangs al het veld hadden geruimd; ze waren door de ontwikkelaar een voor een uitgekocht. De reusachtige kavel – ooit een stad op zichzelf – zou over een tijdje in één keer worden ontwikkeld, de constructie ervan mocht niet langer dan drie jaar duren. Waarom die snelheid en grootschaligheid? De ontwikkelaar, legde ze me uit, had enorme kosten gemaakt, de rentemeter tikte, het kon helaas niet anders. Om voorbij de grote schaal te komen moet er in Seoul dus meer gebeuren dan het maken van goede architectuur. Nodig is een andere grondpolitiek en stedelijke planning. Die zou Nederland ook eens moeten exporteren.
Gehoord van Hyeri Park op de Universiteit van Amsterdam op 20 februari 2017:
Source: Albert Han, University of Calgary
Met een eenvoudig vergelijkend schema gaf de Koreaanse stedenbouwkundige Hyeri Park in haar gastcollege op de Universiteit van Amsterdam het verschil aan tussen de Randstad en Seoul, de hoofdstad van Zuid-Korea. De eerste stelde ze voor als een regionale stad met een groen midden, de tweede als een metropool met een grootstedelijk centrum en een heuse groengordel. Beide groene ruimtes moeten de verstedelijking intomen. In Seoul werd de groengordel in 1971 door de militaire dictatuur ingesteld, op 15 kilometer afstand van het stadhuis, om vijand Noord-Korea op een veilige afstand te houden en een ruim schootsveld rond de stad te creëren. Buiten de groengordel is Seoul echter al die tijd gewoon door blijven groeien. In de jaren zeventig en tachtig haalde de hoofdstad groeicijfers van liefst 100 procent. Seoul, kortom, is een echte metropool die zich weinig aantrekt van welke planologische limitering dan ook. Zelfs dictators lukte het niet de stedelijke groei te bedwingen. De problemen die de rigide planologische maatregel hebben opgewekt zijn echter aanzienlijk. In Seoul heerst een enorme woningnood. Inwoners van Seoul leven opeengepakt, in een enorme dichtheid. Woningen tegen betaalbare prijzen zijn er niet. Alle goedkope buurten zijn geherstructureerd en inmiddels schreeuwend duur geworden. Hyeri Park liet in haar presentatie zien hoe arme mensen in Seoul doorgaans wonen: weggedrukt, in cabines zonder ramen, achterin werkplaatsen en winkels, verstoken van licht en zuurstof, de meesten echter ver buiten de groengordel in de bergen.
In de jaren ‘90 werd 1424 km2 van de groengordel door de regering prijsgegeven, waarvan 153 km2 voor de uitbreiding van Seoul. Dat was echter slechts 1,3 procent van het totale oppervlak van de hoofdstad, dus een druppel op de gloeiende plaat. Deze bescheiden ingreep leidde onmiddellijk tot scheve ogen onder de grondbezitters in de groengordel die niet mochten uitbreiden. Sindsdien zijn er conflicten tussen de regering en de lagere overheden. Yehyuan An, een promovenda in planning, schreef er in 2015 een proefschrift over. Haar conclusie: “Taken as a whole, Seoul’s greenbelt policy is fundamentally inequitable. The policy was an authoritarian government’s top-down planning and an inoperable system from its birth.” Planners, schreef ze, zouden minder stringent moeten vasthouden aan de groengordel en moeten inzien dat er ook nog andere perspectieven zijn. Ook de Candese promovendus Albert Han schrijft op zijn blog over de grote maatschappelijke kosten van de Koreaanse groengordelpolitiek (Han, Albert T. 2016. “Evaluating the Urban Growth Management Policy: Greenbelt Relaxation Policy of Seoul Metropolitan Area of South Korea.”Journal of Planning Education and Research, submitted February 5th, 2016.) Zeker, voor een groene ruimte in de randen van de megapolis valt iets te zeggen, maar niet tegen elke prijs. De sociale kosten als gevolg van de stijgende grondprijzen en woningschaarste zijn aanzienlijk. Ook de reisafstanden als gevolg van de beschermende groenpolitiek zijn een grote last voor velen. Wat heet, het zeer dichtbebouwde Seoul is op dit moment niet alleen een van de grootste, maar ook een van de duurste steden op aarde. Hoe zit dat eigenlijk met dat Groene Hart en die stijgende grondprijzen in Amsterdam?
Read in ‘Beyond Seun-Sangga (2015):
Last Thursday Hyeri Park, an urban planner from South-Korea who’s living in the Netherlands, gave a great lecture at the University of Amsterdam on ‘Seoul Mutations. Another Story after Fast Urban Growth in Asia’. Mrs. Park told the students about the ‘Miracle on the Han river’, which took place in the sixties and seventies, and also she focused on what happened afterwards. In only fourty years, the South-Korean capital grew from 1 million to 1o million; the metropolitan region nowadays counts almost 25 million inhabitants – half the population of the Korean peninsula. In 1997 came the crisis, and another economic crisis followed in 2007. She pointed at how poverty since then is growing, and how the rich are getting richer. She introduced the policy of New Town Development of 2008, when the government tried to intervene and turn poor neighborhoods in the cities’ north into more prosperous districs. This new policy failed: big plans did not work out. The property owners, backed by construction corporations, were actually in control. Corruption is rampant. So the question is, how can a city like Seoul develop itself in a more balanced and sustainable way?
In ‘Repositioning of the City Regions: Korea after the crisis’, Mr. Won Bae Kim wrote that the competitiveness of a city region depends on a whole series of factors, including its process of governance, the social and economic infrastructure, the quality of its human capital, the quality of its natural environment, and the capability of its local institutions. The key factor in affecting the rise and fall of local economies like the one in Seoul lies in local adaptability. Mr. Kim thought a radical departure from the centralized model of governance of the past in Seoul is needed. Alternative forms of governance are to be developed. That was in 2001. This week, Mrs. Park gave great examples of horizontal strategies in Seoul, some of them based on a conference she and Mrs. Vitnarea Kang organized last year in Seoul City Hall, called ‘Beyond Big Plans’. The new approach of the Seun Sangga area for instance is promising. You might call it a ‘platformization’ of a poor neighborhood in the inner city, an area where traditional industrial clusters are becoming more productive, while introducing new ones and accommodating dfferent users. This bottom-up strategy, which focuses on cultural heritage, walkability and public engagement, is far more fertile than the traditional neoliberal masterplanning of the starchitects and urban designers. The government needs to involve different stakeholders in the decision-making process and reflect their interests in their future plans. Seoul is in the process of adopting these kind of open strategies. Very promising indeed.
Gehoord in City Hall van Seoul op 14 maart 2015:
Van 1967 tot 1977 functioneerde Sewoon Sangga in Seoul uitstekend, het Modernisme, naar het schijnt, leek hier buitengewoon succesvol. Maar aan dat succes van deze oudste hoogbouw van Seoul met liften, skywalks en arcade kwam eind jaren zeventig abrupt een einde. Erger, het kilometerlange betonnen object bleek buurten aan weerszijden te isoleren, ze belemmerde groei en welvaart. Even snel als ze opkwam, raakte ze weer in verval. Uiteindelijk werd ze door iedereen vergeten. Tot burgemeester Lee besloot de verhoogde snelweg Chenggyeocheon Goga af te breken. Deze snelweg doorkliefde het gebouw. Ervoor in de plaats kwam een verdiept park. Het leidde in 2013 tot een drastischer plan om het hele gebouw af te breken en ook dit te vervangen door een langgerekt park haaks op Chenggyeoncheon. Op die manier hoopten stad en ontwikkelaars hoogbouw aan weerszijden aantrekkelijk te maken. Toen activisten rond professor Jong ho Lee echter de monumentale waarde van het complex en de buurt aan de vergetelheid ontrukten, koos de nieuwe burgemeester voor behoud. Bovendien gebood hij herstel van de structuur daar waar deze in het verleden door een snelweg dwars door het complex was gebroken. Echter, die interventie, samen met het afbreken van de snelweg en de vervanging door een park, kan straks wel eens aanleiding geven tot ongewenste gentrification van de buurt. Wat te doen?
In een kleine groep ontwikkelden we in slechts twee dagen tijd een alternatief ontwikkelingsproces voor gebouw en buurt. Zodra de skywalk zal zijn hersteld (eind 2016) beginnen we een biënnale over ‘Crafting the City’: een zich herhalend festival over ambachten en ook de recyclingindustrie die in de buurt aan weerzijden van Sewoon Sangga worden gepraktiseerd en daar levend zijn gehouden. Twaalf ontwerpers trekken daartoe de komende twee jaar de buurten in, op zoek naar kennis en vaardigheden die tijdens het festival in Sewoon Sangga naar voren zullen worden gehaald. Op deze manier zal het modernistische complex in plaats van een barrière een bindend element in de buurt worden, met op de publieke skywalk een bijzonder evenement dat belangstellenden uit heel Seoul en wellicht de hele wereld zal trekken. Alle nijverheid in de slums – zal een impuls krijgen, niemand hoeft het gebied gedwongen te verlaten en het monumentale complex krijgt een nieuwe betekenis. Wat door de burgemeester werd beloofd – “to invigorate the existing small & medium enterprises as an innovation hub, to strengthen the capabilities of the local communities and to integrate architectural layers into the historic urban tissues” – wordt daarmee zeker gesteld. Doen?
Gehoord in City Hall van Seoul op 13 en 14 maart 2015:
Drie dagen lang werkten we verwoed aan een alternatief ontwikkelproces voor Sewoon Sangga, Seoul. De modernistische arcade, een megastructuur uit 1967 en ontworpen door Chung-hee Park, is een kilometer lang en 50 meter breed gebouw. Aan weerszijden liggen à niveau brede publieke loopstraten, waar onderdoor het lokale verkeer raast. Bovenop het dek bevinden zich drie verdiepingen met winkels en groothandelsbedrijven en hier en daar vier extra verdiepingen met woningen. De enorme betonnen arcade ligt midden in een druk woon-werkgebied, van oorsprong een slum waar Koreaanse vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook later, na de turbulente onafhankelijkheidsstrijd van Korea, een goed heenkomen zochten. Van oorsprong waren de woningen in dit stadsdeel opgetrokken uit hout. De Japanse kolonisator had na de verwoestingen die brandbommen hadden aangericht in Tokio hier een ontruiming bevolen van een strip over een lengte van een kilometer, vijftig meter breed, als een soort brandgang door de vuurgevoelige houten stad. Na de oorlog was in die open ruimte Sewoon Sangga gebouwd.
Een paar jaar terug vatte de stad het plan op de modernistische megastructuur – inmiddels overwoekerd door illegale bouwsels en helemaal onderdeel geworden van de slum – af te breken en te vervangen door een langgerekt park. Langs de kilometerlange parkstrook zouden vervolgens wolkenkrabbers verrijzen. De slum met al zijn workshops en neringdoenden zou compleet verdwijnen. Architecten protesteerden. De nieuwe burgemeester kwam onlangs op het besluit terug. Onze conferentie, getiteld ‘Beyond Big plans’, was bedoeld om een alternatief proces te ontwikkelen. De sloop van Sewoon Sangga is dankzij de activisten inmiddels stilgelegd. Er loopt een prijsvraag voor herstel van het ooit ononderbroken dek precies op de plek waar een aantal jaren geleden de snelweg is afgebroken en de Cheongyecheon stroom werd teruggebracht. Wat te doen? We waren er snel over eens dat met de restauratie van de verhoogde loopstraat onherroepelijk een proces van gentrification in gang zou worden gezet, waardoor de bewoners en bedrijfjes in het dichtbevolkte gebied alsnog het veld zouden moeten ruimen. Het activisme was op behoud van de monumentale architectuur gericht en niet op de buurt. Ons doel was de zittende bewoners in het hele gebied bij de upgrading te betrekken en maximaal te laten profiteren van de ontwikkelingen die zeker zouden plaatsvinden. Onze strategie? Daarover een volgende keer.
Geschreven in ‘’The Other Side. Nieuw Belgrado-Amsterdam Noord’ (2015):
Op een gegeven ogenblik moet het Modernisme voor de machine hebben gekozen, in plaats van voor de mens. Techniek wilden de internationale architecten dienstbaar maken aan het moderne leven. Ze omarmden haar, de industrie, de machines en vooral de auto, omdat ze dachten dat deze de mensen comfort en een beter leven zouden bieden. Zo publiceerde Siegfried Giedion in 1948 ‘Mechanisation takes command’. Daarin onderzocht de Zwitserse ideoloog van de CIAM hoe de mechanisering ons moderne leven was gaan beheersen en bepalen. Beweging legde hij aan de basis van de moderniteit. Bij uitstek de auto zag hij in dat licht. De auto, schreef hij, is de voorloper van de ‘volledige mechanisatie’ en de autosnelweg de ultieme stedenbouwkundige uitdrukking ervan. Eerder, in ’Space, Time and Architecture’ (1945), had hij de moderne snelweg al als een scheidende parkweg opgevat die de grootstad zou inbinden en intomen. “De parkweg wijst naar een verschiet waarin, nadat de kunstmatig opgeblazen stad tot haar normale omvang zal zijn teruggebracht.”
De autosnelweg als wapen tegen de grote stad. Dat was ook precies de intentie van de tekenaars van het IJtunneltracé in het Amsterdam van begin jaren ‘60 en van de ring A10 in Amsterdam-Zuid en West. Provo sprak destijds over het ‘koolmonoxideklootjesvolk’. Marshall Berman, de intellectuele reus uit New York, schreef in 1982 hetzelfde toen hij terugkeerde van een bezoek aan Brasiliá. De Brazilianen zelf vervloekten de door Costa en Niemeyer ontworpen modernistische autostad, terwijl architecten haar juist verafgoodden. Berman moest de gewone man gelijk geven. “My sense of what Brasiliá lacked brought me back to one of my book’s central themes, a theme that seemed so salient to me that I didn’t state it as clearly as it deserved: the importance of communication and dialogue.” Nu ik in Seoul, Zuid-Korea, rondloop en zie hoe men daar de snelweg door de stad rigoureus heeft afgebroken, begrijp ik bijna niet hoe alle autoverkeer op slag is verdampt! Geen verkeersmodel heeft dit kunnen voorspellen. De auto’s zijn ingeruild voor een park waar nu een lieflijk riviertje door stroomt. De Cheonggye Stream wordt door de mensen bewonderd en is ook schitterend, (al kost de kunstmatig stromende waterloop de belastingbetaler jaarlijks 6,3 miljoen euro). Ineens moet ik aan de A10 denken. Stel je voor dat de A10-Zuid, in plaats van verdubbeld (sic!), wordt afgebroken en het Zuidas-tracé voor datzelfde geld (1,4 miljard euro voor vier rijstroken extra) wordt omgetoverd tot een langgerekt park. Op voorspraak van de inwoners, die bij de planvorming betrokken zouden zijn. Voor hoofdpijndossier Zuidas een redding, voor de mensheid een zegen.
Gelezen in ‘De stad als interface’ (2013) van Martijn de Waal:
Ergens halverwege zijn boek beschrijft filosoof De Waal het uitzicht vanuit een ‘executive apartment’ op de 62e verdieping van het First World Towers-complex in New Songdo, de gloednieuwe stad die daar uit het niets wordt opgetrokken, op een opgespoten zandbank in de Gele Zee vlak voor de kust van Zuid-Korea. Er is helemaal niets te zien. Een stormfront uit Japan drijft een dikke laag wolken voorbij die het zicht op de nieuwe stad benemen. Projectontwikkelaar Gale International probeert daarom met een flitsende powerpoint-presentatie dit visuele gemis te compenseren. Songdo wil de eerste ‘smart city’ zijn en is daarmee icoon geworden van een nieuwe wedloop tussen steden. De Waal is gast, net als al die andere delegaties van steden uit de rest van de wereld. De laatste technologieën zullen hier straks nauw verweven zijn met het alledaagse leven, merkt De Waal in ‘De stad als interface’ op. “Is dit de stad van de toekomst? En zo ja, willen we in zo’n stad leven?” Ook al doet hij voorkomen neutraal te zijn, hij ziet zijn republikeinse ideaal hier ondermijnd worden. Hij vreest dat burgers niet meer zelf actief zullen kunnen handelen en dat commerciële partijen van Songdo een gesloten stad zullen maken waar burgers in de eerste plaats consumenten zijn die tegen betaling diensten moeten afnemen.
Toen bijna tien jaar geleden een Zuid-Koreaanse delegatie Amsterdam bezocht met het doel om voor het ontwerp van Songdo lessen te leren, viel me de gretigheid en grondigheid op waarmee de Koreanen in het vervullen van die opdracht te werk gingen. Ze hadden nauwgezet studie gemaakt van de Amsterdamse stadsontwikkeling – vooral van IJburg – en bestookten ons met hele lijsten trefzekere vragen. Nu, tien jaar later, is Songdo opgespoten en al bijna helemaal voltooid. Daarmee hebben de Koreanen voor zichzelf een fantastisch grootstedelijk experiment gecreëerd dat zich nog het beste te vergelijken laat met onze Zuiderzeewerken en Deltawerken. Wat je er ook van vindt als filosoof of burger, ze hebben het gedaan. In ons land echter worden grote steden nog steeds met grote argwaan beschouwd en vinden er nauwelijks experimenten plaats met gedurfde vormen van stadsontwikkeling. Ook De Waal voedt weer die allergie tegen de grote stad. Door zich af te zetten tegen New Songdo en ook de stedelijkheid van het negentiende eeuwse Parijs en Wenen van de hand te wijzen, daartegenover een ‘netwerkstedelijkheid’ als richtsnoer voor Nederland te nemen, voegt hij zich bij de meerderheid die de suburbane bric-à-brac van de Hollandse polder al mooi genoeg vinden.
reacties