Gelezen in NRC Handelsblad van 18 oktober 2019:
Bron: Terner Center for Housing Innovation
Marietje Schaake werkt voor Stanford University, Silicon Valley, ze houdt zich daar bezig met kunstmatige intelligentie. Haar taxichauffeur bleek dakloos te zijn, althans dat schreef ze onlangs in NRC Handelsblad; ze ontdekte dat hij de nachten doorbracht in zijn auto. Conclusie van Schaake: Uber geeft weinig zekerheid, het leven van de taxichauffeur wordt door algoritmes gestuurd. Zeker, dat is waar. Maar er is wel daar iets meer aan de hand. Silicon Valley beleeft een gouden eeuw, maar voor al die nieuwe arbeidsplaatsen worden veel te weinig nieuwe woningen gebouwd. De prijzen gaan door het lint. Het aantal dak- en thuislozen groeit sterk. Alleen al in San Jose gaat het om 4.300 daklozen, in Santa Clara County zelfs 7.000. De stad probeert nu dorpen met tiny houses te ontwikkelen voor tijdelijke verhuur, maar ze wordt daarin tegengewerkt door hoogopgeleide stedelingen die zich hevig verzetten tegen elke stadsuitbreiding. Velen zijn bang dat de waarde van hun bezit en hun buurt achteruit zal gaan door de komst van de nieuwe bewoners, anderen willen gewoon een einde aan de groei. Heel Silicon Valley zit daardoor op slot. Ondertussen zijn de bouwkosten door de hoogconjunctuur extreem gestegen. Zelfs de provisorische woningen dreigen veel te duur te worden. Circa 30.000 mensen verlieten het afgelopen half jaar San Francisco vanwege de woningcrisis.
Al tien jaar kampt Silicon Valley met extreem veel daklozen, de laatste twee jaar groeit hun aantal echter versneld, in 2017 groeide hun aantal zelfs met 32 procent. Achttien procent van de daklozen woont nu in auto’s; hun wagens staan overal in de stad geparkeerd. De burgemeester van San Jose wil daarom keihard doordrukken en ondanks alle tegenstand de tijdelijke dorpen gewoon gaan bouwen. Hij ziet geen alternatief meer en roept zijn collega’s in de regio op hetzelfde te doen. Ook Boston, Los Angeles en Seattle proberen het vraagstuk van de dak- en thuislozen op te lossen door kampementen te ontwikkelen met woningen die niet groter zijn dan 8 vierkante meter, waarbij bewoners faciliteiten als keukens en douches met elkaar delen. Deze week maakte Apple bekend dat ze 2,5 miljard dollar gaat bijdragen aan de oplossing van het woningvraagstuk. CEO Tim Cook: “Affordable housing means stability and dignity, opportunity and pride. When these things fall out of reach for too many, we know the course we are on is unsustainable, and Apple is committed to being part of the solution.” Een deel van het geld van Apple gaat naar ruimtelijke ordening: langetermijnplanning waarop de overheid jarenlang heeft bezuinigd. Een foto in het persbericht toont Cook met de gouverneur van Californië, gebogen over de kaart van San Jose waar Apple grond beschikbaar stelt voor betaalbare woningen.
Gelezen in The Huffington Post van 7 december 2017:
Bron: Bill Levay, 2015
De poging van de Chinese autoriteiten om hoofdstad Peking niet meer te laten groeien omdat verdere groei tot grotere ongelijkheid zou leiden, pakt dus averechts uit. Ik schreef er gisteren een blog over. In San Francisco en de Bay Area zijn het de bewoners zelf die hun stad niet meer verder willen laten groeien. Hun NIMBY-gedrag (‘Not in my backyard’) leidt ertoe dat steeds meer mensen een dak boven hun hoofd verliezen en op straat gaan zwerven. Vastgoedprijzen rijzen de pan uit door groeiende woningschaarste. In San Francisco leven inmiddels meer dan 6.000 mensen op straat; in Oakland, aan de overzijde van de baai, zijn dat er ruim 4.000, in San José – het hart van Silicon Valley – heeft zich vlak bij het hoofdkantoor van Adobe zelfs een groot kampement gevormd dat bekend staat als ‘the Jungle’, 75 acres groot. In 2014 werd the Jungle op last van de autoriteiten afgebroken, maar even verderop vormden zich onmiddellijk nieuwe kampementen, zoals Jungle 280’ en ‘Macredes’. Tijdens de bosbranden van afgelopen zomer ging een aantal in rook op. Hetzelfde verschijnsel doet zich overigens voor rond de andere populaire Amerikaanse steden aan de Westkust, zoals Seattle, Portland en Los Angeles. Veel daklozen blijken afkomstig uit de suburbs.
In het steenrijke San Francisco leiden de kampementen tot grote overlast. Er zijn daar onvoldoende sanitaire voorzieningen. Waarop de rijken weer klagen. Hun klachten bereikten in juli 2017 voorlopig een piek. In The Huffington Post werd het verschijnsel in 2012 als volgt verklaard: “Experts see the trend as a product of the nation’s decades-old suburban migration, a steady exodus from major cities by professionals seeking more space, newer schools and distance from urban grit. More recently, jobs have spread to the fringes of large metropolitan areas, attracting workers. Double-digit unemployment amid the worst economic downturn since the Depression did the rest, sending previously middle-class and even affluent households into poverty.” Maar toen verkeerden de VS nog in een economische crisis. In 2014, dus na de crisis, berichtte The Atlantic: “The current tech boom has made Silicon Valley one of the wealthiest and fastest-growing regions of the country. That has created one of the country’s most expensive rental markets, pushing low-wage workers out of Santa Clara County or onto the streets.” Gloria Bruce, directeur van de East Bay Housing Organizations, gaf in de San Francisco Chronicle recentelijk een heldere verklaring: “It is the accumulation of years and years of affordable-housing shortages. There is just no place for people to go.” Mensen aan de onderkant van de woningmarkt worden de stad uitgedrukt door rijken die verdere groei verhinderen. Woningen worden duurder en duurder. Wat de rijken weer in de kaart speelt. Zo simpel is het.
Gelezen in ‘Volume #24 Counterculture’ (2010):
Op verzoek van de studentenverenigingen van de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de UvA gaf ik vrijdagavond een lezing over Silicon Valley. Centraal thema was het internet. Silicon Valley is een gebied zo groot als de corrido Amsterdam-Utrecht dat al decennia een grote bloeiperiode doormaakt, door de Britse geograaf Peter Hall in ‘Cities in Civilization’ (1998) nauwgezet beschreven. Tussen 1950 en 1960 groeide de bevolking ten zuiden van San Francisco met 121 procent; de daaropvolgende tien jaar met nog eens 66 procent, de werkgelegenheid verdubbelde elke tien jaar; en het houdt maar niet op. Al zestig jaar groeit Silicon Valley onstuimig. Zoals ik al eerder in ‘The toekomst van de stad’ (2017) schreef had de geograaf Hall het begrip ‘agglomeratievoordelen’ helemaal niet nodig om het succes van de vallei te verklaren. Ook was er geen sprake van ‘goede bereikbaarheid door uitstekende onderlinge verbindingen’. Wat Hall deed was dichte netwerken van mensen beschrijven, telkens nieuwe sociale netwerken die groeiden vanuit slechts één punt: Palo Alto. Vanuit dat ene punt bewoog alles zuidwaarts, richting San Jose. Natuurlijk was er kapitaal afkomstig van het militair-industriële complex rond Washington DC, maar de vrijbuiters van de Westkust zetten al dat geld in op iets totaal anders dan de stijve militairen ooit hadden bedoeld.
Op een gegeven moment, schrijft Hall, raakten de netwerken van Palo Alto de netwerken van Berkeley en San Francisco. Hall: “In Palo Alto and in Berkeley, in very sharp contrast, the whole freewheeling tradition of entrepreneurship combined with the post-1968 California counter-culture to produce an extraordinary degree of networking, symbolized by the Homebrew Club.” In de Homebrew Club ontstond de Apple II. Jammer dat de oerdegelijke Hall hier eindigt en alles terugvoert op en samenvat als een ‘regionaal, op netwerken gebaseerd industrieel systeem’. Want wat in werkelijkheid gebeurde was dus iets heel anders, iets cultureels. Ik las er het nummer van het Amsterdamse tijdschrift Volume, gewijd aan de tegencultuur van de jaren ‘70, op na. Wat daar in Menlo Park gebeurde was de triomf van de tegencultuur van San Francisco, daar vlakbij, op Berkeley, voltrok zich een culturele revolutie. Zoals Fred Turner, auteur van ‘From Counterculture to Cyberculture’ (2006), aan Volume uitlegt: “But the New Communalists did another thing: they took ideas from the larger world of technology and repurposed them, and in so doing they claimed standing with regard to the dominant ideas of their time.” Daarmee bedoelt hij dat de jonge hippies uit de grote stad technologie gingen gebruiken voor de sociale organisatie en macht van onderop: het internet. “Computerpower to the people!” De tegencultuur, concludeert Turner, is de culturele uiting van de postindustriële economie. Die uiting ligt sinds kort onder vuur.
Gelezen in ‘The Unwinding’ (2013) van George Packer:
Helemaal op het eind van het dikke boek van Packer over de verval van de Verenigde Staten van Amerika komt Peter Thiel opnieuw aan het woord. Thiel is ondernemer, venture capitalist, multimiljonair, rijk geworden met PayPal, The Facebook, kortom een van de grote mannen in Silicon Valley. Thiel’s analyses van de wereld en de trends zijn telkens genadeloos. Op dit moment heeft hij zijn vermogen vooral gestopt in biotechbedrijfjes, jonge start-ups die het leven van mensen beloven te verlengen. Thiel gelooft niet meer dat informatietechnologie ons een nieuwe economie zal brengen. Integendeel, het internet breekt de bestaande economie juist af. Thiel wil daarom jonge talentvolle mensen aan zich binden nog voordat ze zijn afgestudeerd en met hen een èchte economie bouwen. Bovendien is hij ervan overtuigd dat academische studies geen goede ondernemers opleveren. De beste bedrijfjes in Silicon Valley worden niet meer door hoogleraren opgestart, maar door studenten. In plaats van zijn eigen universiteit te beginnen biedt Thiel getalenteerde studenten een fellowship aan van 100.000 dollar, waardoor zij worden vrijgesteld van collegeroosters en studiepunten en in staat zijn hun persoonlijke droom na te jagen binnen maar ook buiten de universiteit. Dus wel Stanford, maar niet de verplichte collegezalen. Fascinerend.
Tijdens een diner in het woonhuis van Thiel in de Marina van San Francisco ontvouwt zich, aldus Packer, op een avond een gesprek met oude vrienden van PayPal over talent en uitmuntend ondernemerschap. Thiel begint weer een genadeloze analyse. Er zijn, vertelt hij, slechts vier steden in de VS waar getalenteerde jonge mensen naar toe trekken: New York, Washington, Los Angeles en Silicon Valley. Drie daarvan hebben hun glans verloren: Wall Street na de financiële crisis; D.C. na Obama; Hollywood doet het ook niet meer. Dus is er nog maar één plek over: Silicon Valley. Nogmaals onderstreept Thiel dat het hoger onderwijs niet deugt. Hij vergelijkt het met een toernooi met telkens nieuwe rondes. Iedere keer moet de student proberen de beste te zijn. Het zelfvertrouwen krijgt daardoor een geweldige deuk. Hij wil in Silicon Valley een omgeving creëren waarin studenten vrijuit kunnen dromen, alles aanraken, alles beproeven, gewaardeerd worden, keihard kunnen werken, een nieuwe economie uitvinden. Slechts één plek op aarde waar het nog gebeurt. Opmerkelijke gedachte. Is dat niet vreselijk riskant?
Gelezen in ‘The Unwinding’ (2013) van George Packer:
George Packer, journalist bij The New Yorker, schreef drie jaar geleden een boek over dertig jaar Amerikaans verval. Ik las het in één adem uit. Drie Amerikaanse burgers volgde hij op de voet vanaf 1978 tot 2012: de ondernemer Dean Price in Rockingham County, North Carolina; de zwarte ongehuwde moeder Tammy Thomas in Youngstown, Ohio; en de Democratische politicus Jeff Connaughton in Washington DC. Tussendoor maakt hij uitstapjes naar zonnig Tampa, Florida, verlicht Silicon Valley, California, en verdorven Wall Street, New York. Zo ontvouwt zich in meer dan vierhonderd bladzijden een drama van wereldformaat: de keiharde de-industrialisatie, de opmars van het grootbedrijf, de leegloop van het platteland, de financialisering van de economie, de ondergang van de middenklasse, de verarming van de suburbs, de groeiende economische ongelijkheid, het verval van politieke normen, alles uitmondend in de financiële crisis van 2008. Ze noemen het globalisering. Treurigmakend boek. Ik begrijp de woede en frustratie, die zit op het platteland en in de buitenwijken. De mensen daar hielpen Trump en Poetin aan de macht. Het is een regelrechte contrarevolutie.
Het boek deed sterk denken aan ‘Expulsions’ (2014) van de Amerikaanse sociologe Saskia Sassen. Ook dat recente boek schetst een omvattend beeld van verarming, verlies en verdrijving, samenvallend met processen van verrijking onder slechts twintig procent van de westerse bevolking. In Azië komt weliswaar een middenklasse op, maar volgens Sassen zal deze qua omvang uiteindelijk toch relatief beperkt blijven. Ook daar ziet ze vormen van onderdrukking en verlies. Ze wijst op de verwoestende werking die groeiende complexiteit heeft op de planeet aarde en wijst op de militarisering van de staat als dominante reactie. Volgens haar heeft niemand hier meer greep op. Achter ons ligt een periode van maatschappelijk opbouw en groeiende samenhang, voor ons ligt een periode van afbraak, uitstoting en oorlog. Weet u waar me haar boek aan deed denken? Aan ‘Het einde van de rode mens’ (2013) van Svetlana Alexijevitsj. Net als de Sovjet-Unie in 1989 stort het Westen nu in. Zoiets. Toch zien Sassen en ook Packer nog lichtpuntjes. De emancipatie van minderheden in de grote steden zet door, mensen daar komen in verweer, Occupy was een begin, in de steden broeit iets.
Gelezen in ‘Uitblinkers’ (2008) van Malcolm Gladwell:
Waarom hebben sommige mensen meer succes dan andere? De Canadese wetenschapsjournalist Malcolm Gladwell schreef er acht jaar geleden een interessant boek over. Deze zomer heb ik het eindelijk gelezen. Talent alleen, aldus Gladwell, is niet genoeg. Je moet ook veel oefenen. Zelfs het allergrootste talent heeft tenminste 10.000 uur geoefend voordat hij succesvol werd. En dan nog is succes niet verzekerd. In ‘Uitblinkers’ maakt hij onderscheid tussen kansen en erfenis. Kansen op succes vergroot je door je in een omgeving te bewegen die daarvoor gunstig is, want alleen lukt het je niet. Erfenis is iets wat je van huis uit mee krijgt of tekort komt, het gaat om diepe wortels, vaak niet eens opgemerkt, die je voetstoots aanneemt, maar die bepalend blijken voor het behalen van succes in je leven. Het is iets cultureels. Gladwell: “Om een betere wereld te maken moeten we de lappendeken van geluk, toeval en willekeurig voordeel die nu bepalend zijn voor succes vervangen door een maatschappij die kansen biedt aan iedereen.” Mooie gedachte. Geen Ayn Rand in dit boek. Verre daarvan. Uitblinkers volgens Gladwell “zijn het product van van geschiedenis en gemeenschap, van kans en erfenis.” En zo is het.
De ruimtelijke component blijft bij Gladwell wel grotendeels impliciet. Zo merkt hij op dat alle grote internetondernemers van de wereld rond 1955 zijn geboren, wat inderdaad opvallend is, maar het feit dat ze allemaal in San Francisco groot werden laat hij grotendeels buiten beschouwing. En zijn voorbeeld van het immense succes van textielondernemers als Louis Borgenicht en andere joodse immigranten begin twintigste eeuw brengt hij amper in verband met New York. Wel merkt hij op dat de kledinghandel destijds de grootste en economisch meest bruisende industrie in deze metropool was. “Wie in de jaren negentig van de negentiende eeuw naar New York City kwam en een achtergrond had in kleding en naaiwerk of Schnittwaren Handlung, had fenomenaal geluk. Het was hetzelfde als in 1986 opduiken in Silicon Valley met tienduizend uur aan computerprogrammeren achter de kiezen.” Het juiste tijdstip vindt Gladwell kennelijk belangrijker dan de juiste plek. Dat is de zwakte van zijn boek. Het is juist omgekeerd. Grote steden bieden de beste kansen, op elk moment, voor iedereen. En om in een metropool als New York de top te bereiken moet je inderdaad keihard werken – zeker 10.000 uur. Maar geluk, toeval en willekeurig voordeel liggen er achter elke straathoek verborgen. Een betere wereld begint bij grote steden.
Gelezen in The Economist van 16 juli 2016:
Het is opletten geblazen. Wie niet de trends volgt is verloren. In The Economist afgelopen zomer meldde Schumpeter dat ‘de monding van de culturele rivier is verlegd van New York en Los Angeles naar San Francisco’. Dat stelde althans Chris Dixon, CIO van een venture capital-onderneming in Silicon Valley. Van het observeren van wat slimme jonge mensen in het weekend doen heeft hij zijn beroep gemaakt. De bankier werd trendwatcher. Op deze manier denkt hij uit te kunnen maken wat over tien jaar de dominante beweging zal zijn. Veel van zijn observaties hebben betrekking op voedsel en gadgets. Maar dus ook de beweging van de ene stad naar de andere stad. In hetzelfde nummer van het Londense zakenblad wordt door een andere redacteur opgemerkt dat alle grote en succesvolle firma’s in de wereld – Lego, Airbus, Google, Apple, Siemens, Adidas, Amazon – dure nieuwe hoofdkantoren bouwen. Al die kantoren hebben één ding gemeen: met hun architectuur en inrichting willen ze creatieve, jonge techies behagen. Vooral in Europa, waar de beroepsbevolking snel veroudert, is het zaak om jong talent aan zich te binden, dus gebouwen en interieurs moeten frisheid, openheid en innovatie uitstralen.
Veel van die nieuwe hoofdkantoren in Europa bevinden zich overigens op het platteland: Lego bouwt in Jutland, Airbus ontwikkelt buiten Toulouse, Adidas spendeert 500 miljoen euro in de bossen rond Herzogenaurach. Terecht stelt The Economist de vraag of die ruimtelijke strategie houdbaar is. Amazon heeft zich in het hart van Seattle genesteld, Google en Apple bevinden zich in San Francisco Bay Area. “For European firms in out-of-the-way company towns such as Billund or Herzogenaurach, it might be hard to compete, however appealing the minigolf course.” Die waarschuwende woorden las ik ook in een politieke analyse aan de vooravond van de Franse presidentsverkiezingen rond de figuur van Emmanuel Macron, minister van Economische Zaken. Opvallend in het Franse landschap is de scherpe scheiding tussen succesvolle kosmopolitische steden als Parijs, Lyon, Grenoble en Bordeaux, met hun aangename voetgangersgebieden, tech hubs en voedselhallen, en kwijnende industriesteden met hun gokhallen, parkeerterreinen en leegstaande winkelstraten. Politici die, net als CEO’s van topondernemingen, willen blijven groeien, zullen zich op de eerste categorie moeten richten, niet op de tweede. Ze zullen de grote, trendy stad in hun armen moeten sluiten. Doen ze dat niet, dan zullen ze uiteindelijk verliezen.
Read in The Economist of 25 July 2015:
>
It’s called a ‘briefing’. Subject: Silicon Valley. In The Economist of 25 July the message was: “the tech boom may get bumpy, but it will not end in a repeat of the dotcom crash.” It was a description of how the Greater San Francisco region is doing, a metropolitan ensemble of more than 5 million inhabitants on America’s Westcoast. It’s doing just great. One of the entrepreneurs in the valley confessed: “Living in San Francisco today, with its bustle and big ideas, feels like living in Florence during the Renaissance.” Florence must have been a great place, for sure, but also an expensive city at the time. The journalist admitted: “In every coffee shop from downtown San Francisco to Palo Alto you hear complaints about eye-watering property prices and unbearable traffic.” The bay area on the map – ‘valley of the kings’ – looked more like the Egyptian Nile valley during the reign of the pharaos than the valley of the Italian Arno, at the time of the Medici family. The map shows the biggest companies are located south, near San Jose: Apple, Google, Facebook. But north, in the city center of San Francisco itself, there are the new headquarters of Uber, Dropbox, Pinterest, Airbnb, all young and private companies.
Even techies prefer to live in the city now, in an urban environment. Property prices in San Francisco are soaring as a result. “Districts that were once affordable, like Soma and the Mission, are being overrun by engineers and entrepreneurs, pricing out people who have long called them home.” Even venture-capitalist firms have left the suburban neigborhoods and highway-locations near Stanford University or Palo Alto; they all moved north, “to be near the young, urban entrepreneurs who find the Valley distant and boring.” What’s happening in the valley, is what you also see glimmering in the Dutch delta. If the Netherlands want to become a ‘Startup Delta’, which the Dutch government seems to be after, then the spatial configuration that fits this ambition is an urban one, highly concentrated, in Amsterdam. Property prices are steeply rising there, so that means the government should build more houses as concentrated as possible, in the city where the technies and entrepreneurs want to live. And stop facilitating spatial dispersion.
Gehoord op Roeterseiland Campus te Amsterdam op 6 februari 2015:
/>
College gegeven tijdens de door studentenvereniging Sarphati georganiseerde Ouderdag. Ouders van studenten komen een middag op de universiteit om de sfeer te proeven en informatie te krijgen. Een vast bestanddeel van het programma zijn korte colleges. Die van mij ging over Silicon Valley versus het Silicon Valley van de achttiende eeuw: Manchester. Wat maakte deze twee steden zo buitengewoon intelligent dat ze een voorbeeld werden voor de hele wereld? En hoe maken we onze eigen steden intelligent? Ik bracht ‘The Imitation Game’ ter sprake. Aanleiding was een opmerking van een vader van een student dat de Amerikaanse defensie-industrie het technologische wonder van Silicon Valley met veel geld zou hebben gecreëerd. Even daarvoor had een moeder geopperd om buitengewoon talent naar je stad te halen als middel om intelligenter te worden. Om beide suggesties te wegen gebruikte ik het voorbeeld van Alan Turing en diens inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. De wiskundige Turing moest in opdracht van de Britten de Enigma-codes van de Duitsers kraken. Het beeld dat oorlogen en geniale talenten innovatie bespoedigen lijkt er in bevestigd te worden.
Niet dus. Dat de generaals niets begrepen van innovatie komt in de film wel bijzonder schrijnend naar voren. De defensiestaf gedroeg zich als het management van een bureaucratie die meer geïnteresseerd was in oorlog voeren dan in wetenschappers de ruimte geven. Er werd teamwerk geëist en discipline bevolen. En als het om geld ging: een bedrag van 100.000 pond voor een Poolse machine was hen al te veel. Pas wanneer de onaangepaste Turing met een brief aan Churchill alsnog zijn zin krijgt en zelfs teamleider wordt, gebeuren er dingen die bureaucraten nooit hadden verzonnen: werving van getalenteerd personeel via een kruiswoordpuzzel in de krant: crowdsourcen avant la lettre. Er komt zelfs een huisvrouw het team versterken! Het team zelf zit opgesloten in Bletchley Park in een barak, terwijl de grote doorbraken plaatsvinden in de informele sfeer van het café in het nabijgelegen dorp. Ondertussen is alles geheim en worden de geleerden permanent in de gaten gehouden omdat de generaals ze verdenken van spionage. En het grote brein Turing? Zijn inzichten had hij al in 1936 ontwikkeld. Het enige wat hem dreef was mededogen met de mensheid, die het maar niet begreep, buitengewoon agressief was en er een enorme bende van maakte.
Gelezen op http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen.html
Pieter Hooimeijer en Zef Hemel zullen de tweede Amsterdamlezing van 2015 voor hun rekening nemen. Op 9 februari spreken zij over de intelligentie en innovatiekracht van steden in het algemeen en Amsterdam in het bijzonder. Hooimeijer, die sociale geografie en demografie aan de Universiteit Utrecht doceert, zal de avond modereren; Hemel zal vanuit de planologische invalshoek de inleiding verzorgen. Met de lezing willen wij het beeld van Amsterdam als kennisstad aanvullen met kennis uit de geografie en de planologie. Hooimeijer zal dat mede doen als lid van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) die in april 2014 een belangwekkend rapport aan de Nederlandse regering publiceerde over de toekomst van de stad. Was is die toekomst van steden eigenlijk en hoe belangrijk is wetenschappelijke kennis daarin precies? Vermoedelijk zal Hooimeijer de plaats en betekenis van universiteiten in die toekomst, en zelfs de rol van steden daarin, relativeren. Ikzelf denk dat deze rol juist bepalend is.
Waarom bepalend? De oorsprong van het denken over geavanceerde stedelijke kennisproductie moet gezocht worden langs de boorden van de Grote Oceaan: Japan, Taiwan, Singapore, bovenal Silicon Valley. Ver van Nederland dus. Geografische studies naar het succes van de Bay Area vonden hun oorsprong in Los Angeles, waar wetenschappers het raadselachtige succes van Silicon Valley probeerden te verklaren. ‘Technopoles’, later ‘Cybercities’, ‘Informational Cities’, nog weer later ‘Smart Cities’ werden dit soort hoogtechnologische steden genoemd. Stanford University leek de sleutel. Begin 2000 werden aan die ene T van Technologie nog twee T’s toegevoegd, te weten Talent en Tolerantie. ‘Creatieve steden’ boordevol jong, hoogopgeleid talent werden nu uitgeroepen tot de winnaars in de eenentwintigste eeuw. Belangrijker dan het begrip waren de bestanddelen: Science Parks, ‘Valleys’, clusters, campussen, ‘startup ecosystems’, de begrippen duidden op nabijheid, de grote betekenis van de regionale schaal en van mondiale stedelijke netwerken. En het belang van praktische lokale kennis – metis. Met als gevolg een relativering van de natie-staat. Een overzicht van dit vertoog krijgt u op 9 februari 2015. Locatie: CREA, Roeterseiland.
reacties