Club van Rome negatief over steden

On 23 januari 2018, in duurzaamheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Rapport van de Club van Rome’ (1972):

Afbeeldingsresultaat voor rapport van de club van rome grenzen aan de groei

Vandaag opent het jaarlijkse World Economic Forum in Davos. Onderwerp: klimaatverandering, armoede, obesitas, ongelijkheid, economische groei. In 1972 verscheen het Rapport van de Club van Rome, getiteld ‘Grenzen aan de groei’. Mijn ouders kochten een exemplaar, ik weet het nog goed. Ik was toen 15 jaar. Onlangs las ik het, 46 jaar later, in één avond uit. Huiveringwekkend actueel is het. Alles staat erin. Niets lijkt er mee gedaan. En wat een verhaal! De hele planeet in het geding, en dat honderd jaar vooruit. Een groot deel van het rapport gaat over de aard van exponentiële groei. Binnen honderd jaar zouden de grenzen aan de groei worden bereikt. We zijn inmiddels halverwege. Op het eind schrijven de auteurs dat er een ‘Copernicaanse omwenteling van de geest’ nodig is om de portee van het vraagstuk te begrijpen. Een evenwichtsmaatschappij realiseren – een maatschappij in een bestendige toestand van economisch en ecologisch evenwicht – is maar al te ‘pijnlijk’, een taak ‘met overstelpende moeilijkheden en complicaties’. Het onderzoek naar de ‘world dynamics’ zou worden voortgezet, maar de politiek moest in beweging komen. Ondertussen verwachtten de samenstellers dat mensen met elkaar zouden bespreken “niet of maar hoe we deze nieuwe toekomst kunnen creëren.” De mens, schreven ze, moet zichzelf onderzoeken – zijn eigen doelstellingen en waarden – evenzeer als de wereld die hij wil veranderen. Is dat gebeurd?

En wat schreven de samenstellers eigenlijk over steden? Weinig. Steden werden door hen niet onderzocht, wel versnelde industrialisatie, snelle bevolkingsgroei, wijdverspreide ondervoeding, uitputting van niet-vervangbare hulpbronnen en verslechtering van het milieu. Het rapport gaat vooral over het platteland, over voedselvoorziening, grondgebruik en hulpstoffen. Maar wanneer technologie in het wereldmodel wordt opgevoerd, komen de steden toch even in beeld. “Toen de Amerikaanse steden nieuw waren, groeiden zij zeer snel. Grond was overvloedig aanwezig en goedkoop, er verrezen doorlopend nieuwe gebouwen, zowel de bevolking als de economische opbrengst van de streek nam toe.” Daarna ontstonden problemen. Die werden met liften en wolkenkrabbers opgelost. Toen konden de steden weer verder groeien. Maar opnieuw ontstond congestie. Mensen trokken naar buiten, de steden zelf werden oorden van drug, geweld en criminaliteit. “Nu groeien de meeste van de grotere Amerikaanse steden niet meer. De groei werd uiteindelijk tot staan gebracht door problemen zonder technische oplossing.” Dat was in 1971. New York lag er hopeloos bij. In de metropool geloofden de onderzoekers niet. Een stad, dat was voor hen hooguit een technologische constructie. En technologie wezen ze weliswaar niet af, maar dan alleen in combinatie met opzettelijke beheersing van de groei. Sindsdien hebben de meeste steden hun problemen opgelost. Met behulp van de nieuwste technologie. Wordt het niet eens tijd dat de aandacht zich gaat richten op steden? Dat bijvoorbeeld het World Economic Forum zich serieus in steden verdiept? Minder negatief, eerder de oplossing.

Tagged with:
 

Optimisme verboden

On 11 september 2017, in duurzaamheid, economie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Rational Optimist’ (2010) van Matt Ridley:

Afbeeldingsresultaat voor rational optimist ridley

Grote ophef in Wageningen afgelopen week. Bij de opening van het Academisch jaar op de Landbouw Universiteit zou de Brit Matt Ridley (1958) komen spreken. Zijn rede bleek echter omstreden. Twintig hoogleraren en medewerkers wilden zijn komst verhinderen. Reden: spreker zou het klimaatprobleem bagatelliseren. Ridley ontkent niet dat er van een klimaatverandering sprake is. Hij is alleen niet somber. Ridley kennen we van ‘The Rational Optimist’, een opzienbarend en opwekkend boek uit 2010 waarin hij betoogt dat pessimisten het publieke debat domineren terwijl er alle reden is om over de wereld optimistisch te zijn. Niet alleen maakte hij aannemelijk dat het steeds beter met ons gaat, ook vertelde hij waardoor dat komt. Die opwekkende boodschap kon je in 2010 nog wel kwijt aan de pers en het publiek, maar in 2017 mag het kennelijk niet meer, gelet op al die rampen, crises, migranten, terreuraanslagen, smeltende ijskappen, Donald Trump. De pessimisten domineren niet alleen het huidige debat, ze eisen zelfs het monopolie, ook op universiteiten. Ongelooflijk hoe de wereld in korte tijd is veranderd.

Waardoor komt het dat het steeds beter met de wereld gaat? Een van de hoofdstukken in ‘The Rational Optimist’ is getiteld ‘The Triumph of Cities’. Steden, aldus Ridley, bestaan bij de gratie van handel. En handel leidt tot uitwisseling van goederen, diensten, geld en ideeën. Sinds er steden bestaan gaan we erop vooruit, in vrijwel elk opzicht. Iedereen weet dat ook en trekt naar steden. Megasteden vormen zich overal op de wereld, er vormen zich mierenhopen die steeds verder verdichten. Maar zijn sloppenwijken dan niet verschrikkelijk? Nee, zegt Ridley, vanuit het perspectief van de landlozen is de stad en ook de sloppenwijk een hoopgevende bestemming. “Urban opportunity is what people want.” Dat het beter zou zijn op het land is volgens hem een illusie. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in metropolen. In 2025 zullen dat er 5 miljard mensen zijn, levend op minder dan drie procent van het aardoppervlak. “As far as the planet is concerned, this is good news because city dwellers take up less space, use less energy and have less impact on natural ecosystems than country dwellers.” Een jaar later verscheen ‘Triumph of the City’ van Edward Glaeser. Daarin klonk dezelfde boodschap. Over dat laatste boek geeft ik vandaag – maandag – op de Universiteit Utrecht gastcollege. Niemand in Utrecht heeft me nog de toegang geweigerd.

Tagged with:
 

Stedelijke crisis?

On 30 augustus 2017, in economie, by Zef Hemel

Gelezen op Citylab van 21 april 2017:

Afbeeldingsresultaat voor the new urban crisis richard

Weinigen zal het zijn ontgaan dat de Amerikaanse stedenonderzoeker Richard Florida met een nieuw boek op de markt is verschenen. In ‘The New Urban Crisis’ laat hij ons weten dat de huidige situatie in de Amerikaanse steden ernstig is en dat zijn hoopvol gestemde voorspellingen uit 2002, toen hij zijn ‘The Rise of the Creative Class’ publiceerde, niet zijn uitgekomen. Integendeel. Er is sprake van niet minder dan een crisis. De rijken hebben bezit genomen van de steden en wie in de buitenwijken woont blijkt flink verarmd. Veel sceptici wrijven zich nu in hun handen. Die hype van destijds hebben ze nooit vertrouwd. Florida was in hun ogen een verderfelijke neoliberaal die sprookjes vertelde over grote succesvolle ‘creatieve steden’. Dus las ik met meer dan gewone belangstelling een gesprek op Citylab, opgetekend door Richard Florida zelf, waarin deze van gedachten wisselt met de Amerikaanse econoom Edward Glaeser over de toestand in de Amerikaanse steden. Is er werkelijk sprake van een crisis? Hebben Florida en anderen zich vergist? In ‘Two Takes on the Fate of Future Cities’ staat de groeiende ongelijkheid tussen Amerikanen in en buiten de grote steden centraal. Eerst spreekt Florida, daarna Glaeser. De schaduw van de figuur van Donald Trump hangt dreigend boven hun gesprek.

Glaeser, auteur van ‘Triumph of the City’ (2011), weigert om met Florida boete te doen. Hij geeft toe dat er sprake is van een crisis, maar het betreft volgens hem geen stedelijke crisis, eerder een politieke en economische. Wel is hij geschrokken van de woede van de Amerikaanse middenklasse. De werkloosheid onder mannen tussen 25 en 54 jaar is dan ook groot. In Kentucky bijvoorbeeld zijn drie op de tien mannen werkloos. En het wordt niet beter. Toch denkt hij dat juist steden voor dit ernstige probleem een oplossing kunnen bieden. Meer investeren in het platteland of in kleinere steden helpt niet, dat is weggegooid geld. Vervolgens wijst hij op de grote verschillen tussen steden, tussen een Scranton en een New York. Willen we meer welvaart, dan zullen we New York als voorbeeld moeten nemen, niet Scranton. Wel baren de snel stijgende grond- en vastgoedprijzen in de eerste hem zorgen. Zijn conclusie blijft onverminderd dat de dichtheid er fors moet worden verhoogd. Van goedkope woningen bouwen met veel subsidie in hele dure steden is hij geen voorstander. Eerder denkt hij aan belastingvoordelen. Verder moet ongelijkheid bestreden met beter onderwijs, niet met beton en stenen. Terwijl Florida een slag van 180 graden maakt, blijft Glaeser gewoon vasthouden aan zijn uitgangspunten. Lees ‘Triumph of the City’. Daar word je nog steeds wijzer van.

Tagged with:
 

Fortress City

On 10 juli 2017, in politiek, technologie, theorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘What is the Future?’ (2016) van John Urry:

 

De vier toekomstscenario’s die de Britse socioloog John Urry voor steden ontwikkelde, liegen er niet om. Eerder al blogde ik over zijn vier klimaatscenario’s. Daar werd ik, schreef ik toen, niet vrolijk van. Ten aanzien van de toekomst van de stad is hij in ‘What is the Future?’ (2016) zo mogelijk nog somberder. Bij steden nam hij de auto als uitgangspunt. Volgens Urry hebben auto’s de huidige stedelijke ontwikkeling in hoge mate bepaald. Ze hebben vrijwel alle andere vormen van transport verdrongen. Neem de suburbanisatie, het parkeren op straat en het eindeloze woon-werkverkeer. Bedenk ook hoe voetgangers in onze steden worden behandeld: ze moeten eindeloos wachten voor verkeerslichten bij het oversteken. Onze steden bestaan uit olie, niet uit beton en stenen, is de stelling van Urry. Als het om de toekomst gaat vraagt hij zich dan ook af of er een nieuw mobiliteitssysteem denkbaar is dat de auto zoals we die nu kennen zal vervangen. Dat er scheurtjes  in het bestaande systeem zitten maakt hij aannemelijk. Zo komt hij tot zijn vier scenario’s: Fast-mobility city, Digital city, Liveable city en Fortress city.

Bij Fast-mobility city worden oplossingen gevonden voor het energievraagstuk van auto’s waardoor mensen grotere afstanden zullen kunnen afleggen tegen lagere kosten en met minder milieuschade. Zelfsturende auto’s op waterstof zullen mensen in staat stellen ‘mobiliteit’ te zien als kernkwaliteit van hun leven. Bestaande steden worden hierdoor verticaal, gericht op ontmoeting; de meeste mensen echter zijn voortdurend onderweg. Bij Digital city wordt fysieke mobiliteit zoveel mogelijk vervangen door digitale contacten en ervaringen. Fysieke ontmoetingen worden duur, waardoor steden minder belangrijk gevonden zullen worden. Urry verwacht in dit scenario een vorm van ‘counter-urbanisation’: mensen zullen wegtrekken uit de stad. Dan is er de Liveable city, waarbij NGO’s en activisten de stad klimaatneutraal weten te maken door deelsystemen te introduceren, voor fietsers en voetgangers ruimte te maken, de dichtheid te verhogen  en buurten zelfvoorzienend te maken. Dit is het scenario van de grote, dichte en compacte steden, maar Urry verwacht niet dat dit scenario zich zal voltrekken. Het veronderstelt een omkering in alle bestaande systemen. Het laatste scenario – Fortress city – gaat uit van de vorming van enclaves waarbinnen de rijken zich zullen verschansen; daarbuiten ontstaan onveilige ‘wilde zones’ die te kampen zullen krijgen met slechte infrastructuur, energieschaarste en met water- en voedseltekorten. Dit laatste scenario acht Urry het meest plausibel.

Tagged with:
 

On the road

On 18 juni 2015, in infrastructuur, technologie, by Zef Hemel

Heard in B.Amsterdam, Amsterdam Slotervaart, on 4 June 2015:

The evaluation of the Highspeed train public tender by the Dutch politicians has ended last week. What a disaster. Big mistakes were made. Market failures. Technical failures. The Dutch state failed. Still missing those fast trains in The Netherlands. More lucky we are on the road. Jelle Vastert, of electric-car manufacturer Tesla, gave a great lecture on the EU Super Charger Programme at the Catch-Up session of the Amsterdam Economic Board on 4 June 2015. Theme: start-up ecosystems. How to develop them successfully. The audience were mostly young people, hackers, students, friends, some fourhundred of them. The corporates were a minority this time. So the discussions were a kind of battle between the corporates and the hackers: beat them! Destroy them! The only alternative seems to be: buy them!, as in the case of Marvia, a start-up that was bought by PostNL. Moderator was Boris Veldhuijzen van Zanten of TheNextWeb. Vastert gave a great show on how his company is developing a network of electric charging stations all over Europe. It was about how advanced the European Union really is.

So where to go with your electric car this summer? Vastert asserted that it would be possible for the first time to drive with your Tesla car from Rome to the North Cape. At an interval of a three-hours drive you would find another charging station. A stop of only twenty minutes is needed to drive to the next station, although for a full charge it takes at least 75 minutes (Super charger works twenty times faster than a regular charger). The use is for free. A year ago there were only 14 Supercharger stations spread across Norway, Germany, Switzerland and The Netherlands. August 2014 there were already 50 stations opened. Every day, Tesla claims, they open one somewhere in Europe. Now you will find them also in the UK, France, Spain, Italy, Austria, Denmark, and Sweden. The Supercharger stations have been planned strategically: between the biggest cities. Why? Because the use of electric cars started in metropolises, not on the countryside. And how lucky Europe is! So many cities. Compare it with Asia, where Tesla is also developing a Supercharger network. Just a coastal road. So what about those highspeed trains?

Tagged with:
 

Volksvlijt

On 12 februari 2015, in participatie, planningtheorie, wetenschap, by Zef Hemel

Verteld in CREA, Amsterdam, op 9 februari 2015:<

Met ‘Volksvlijt 2016’ eindigde Zef Hemel afgelopen maandag zijn Amsterdamlezing voor een uitverkocht CREA op de Roeterseiland Campus. ‘Volksvlijt’, zo vertelde de hoogleraar Grootstedelijke vraagstukken, is het prototype van een zelfontwikkeld platform voor een ‘open stad’ waarbij duizenden burgers samen, van onderop, de Amsterdamse economie van de toekomst kunnen bedenken en ook realiseren. Naast ‘Volksvlijt’ wijdde Hemel uit over twee andere platforms die collectieve intelligentie in de stad genereren: ‘Thinking City’ (‘open universiteit’) en ’De Nieuwe Wibaut’ (‘open overheid’). Alle drie de platforms worden op dit moment door hem getest, verbeterd en onderzocht.  Straks kunnen ze gemakkelijk worden opgeschaald en toegepast in andere steden. Daarmee legde Hemel niet alleen verantwoording af over zijn werkzaamheden op de Wibautleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam tot nu toe, ook plaatste hij zijn werk uitdrukkelijk in de context van de ratrace tussen steden om door middel van technologie, talent, creatieve industrie, wetenschappelijke valorisatie, campusontwikkeling en kapitaalinjecties een zogenaamde smart city– of zelfs global city-status te verwerven. In de nieuwe kenniseconomie willen steden vooral slim gevonden worden.

Hemel maakte duidelijk dat hierachter een veel te groot maakbaarheidsdenken steekt. Terwijl, zo vertelde hij moderator Pieter Hooimeijer, planologen juist bescheidener worden, manifesteren economen zich tegenwoordig als ware ‘economische ingenieurs’. Hij zei dat hij dat beangstigend vond. De intelligentie schuilt volgens hem ook niet zozeer in nog méér kapitaal, hoofdkantoren, vastgoed, universiteiten, musea en technologie, maar in van onderop georganiseerde dialogen in de stad waaraan alle burgers kunnen deelnemen. De essentie daarvan is, dat de platforms open zijn, kunnen groeien en de grootst mogelijke diversiteit van mensen weten te binden. Daartoe moeten ze inspirerend en mobiliserend zijn, interactief werken, geen selectie plegen, alles wat gezegd wordt aggregeren, bij herhaling steeds grotere meeropbrengsten genereren, zich ontwikkelen als de natuur zelf: dus zelf-organiserend, van onderop. En ja, moderne informatietechnologie kan dit ondersteunen. Hij zei dat het nú goed kan. De beste metafoor voor ‘smart cities’, voegde hij eraan toe, zijn niet steden afgebeeld als printplaten of machines, maar als kolossale, complexe termietennesten in de Afrikaanse savannes. Het publiek stelde veel korte vragen. Alles werd interactief. De avond leek wel een platform. 

Tagged with:
 

Gliding into disorder

On 21 augustus 2014, in planningtheorie, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Black Swan’ (2008) van Nassim Nicholas Taleb:

Beter nog dat Thomas Piketty’s ‘Capital in the 21st century’ vind ik ‘The Black Swan’ van Nassim Nicholas Taleb. Eerder al schreef ik over de wereld van Extremistan die wij volgens deze Libanees-Amerikaanse wiskundige binnentreden. Het is een gevaarlijke en oneerlijke wereld, met extremen die wij niet meer kunnen beheersen. Schaalbare verschijnselen kennen steeds hogere pieken en een hele lange staart. Voordelen zijn hier cumulatief. Anders gezegd, de duivel schijt op de grote hoop. En het midden valt steeds meer weg. Dat geldt voor taal, boeken, informatie, geld, bedrijven, vliegvelden, steden. "The bigger get bigger and the small stay small, or get relatively smaller." Oorzaak? De steeds omvattender netwerken, de groeiende wederzijdse afhankelijkheid, de toenemende complexiteit.

Het goede nieuws is dat in de staart van alles kan gebeuren. Eerst was iets nog klein, even later kan het heel groot zijn. En omgekeerd. "Nobody is truly established. The little guy is very subversive." Het slechte nieuws: "We are gliding into disorder, but not necessarily bad disorder." Dat is gek, want de wereld lijkt juist meer onder controle dan ooit. Maar als een Zwarte Zwaan – ‘the perfectly unexpected event’ – eenmaal toeslaat, zal deze een grotere impact hebben dan ooit tevoren. Alles hangt af van de lengte van de staart. In de financiële sector ontbreekt deze staart bijvoorbeeld; de ramp van 2008 is daar bijna niet te overzien. ‘Too big to fail’ betekende hier: de oude reuzen die faalden moeten moeizaam overeind worden gehouden ten koste van heel veel overheidsgeld. En er is niets geleerd. Erger: economen, aldus Taleb, begrijpen er nog altijd niets van. Hun held is Carl Friedrich Gauss. Nu ja, met uitzondering van Thomas Piketty dan. En steden? De grote steden worden groter, de kleine kleiner. Maar die hebben tenminste een hele lange staart.

Tagged with:
 

Collectief brein

On 23 april 2014, in geschiedenis, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 20 april 2014:

Ook de archeologen komen er nu achter. In het lezenswaardige ‘De macht van het getal’ beschrijft wetenschapsjournalist Lucas Brouwer in NRC Handelsblad hoe archeologen en antropologen in twee scholen redetwisten over de vraag waarom Neanderthaler het hebben afgelegd tegen de mens. Het oude antwoord: de hersenen van de mens bleken superieur. Een nieuw antwoord, onlangs verwoord in ‘Current Anthropology’ (december 2013): het komt door bevolkingsgroei en cultuur. "Homo sapiens bouwde geen creatieve cultuur op omdat hij slimmer was maar omdat hij talrijker was." Zo begonnen vroege mensen zo’n 40.000 jaar geleden met het maken van kunst en complex gereedschap, maar dat konden ze alleen doen omdat ze met zovelen waren. Anders gezegd: "Hoe meer mensen met elkaar verbonden zijn, hoe complexer onze technologie en cultuur kunnen worden." En ja, daar heb je hem: "Een gemeenschap van mensen is als een collectief brein."

Het idee dat technologie en cultuur bloeien als de bevolking maar groot genoeg is, geldt nog steeds. In mijn intreerede, getiteld ‘De stad als brein’ (september 2012) heb ik beschreven hoe dat werkt: grote metropolen, beweerde ik, zijn slimmer en innovatiever dan kleine. Bouw dus grote steden als je mee wilt doen in de snel veranderende wereld van technologie en hoogstaande cultuur. En denk dus niet dat als je een campus bouwt de innovatie vanzelf volgt, ambieer ook geen ‘Harvard aan de Amstel’, maar zet al je geld in op het bouwen van een diverse metropool. Als beloning krijg je meer duurzaamheid, meer sociale interactie, meer cohesie, meer innovatie, meer vrijheid, meer economische groei. Jammer dat de antropologen zijn blijven steken in demografie, al is het wel begrijpelijk. Ze richten zich op jager-verzamelaars, niet op vroege stedelingen. Ze zouden oude steden en hun groeiende bevolkingen moeten doorgronden. Iets anders is de innovatieagenda van Nederland anno 2014. Daarvoor geldt: concentreer de 17 miljoen inwoners zoveel mogelijk in een of twee metropolen en laat dit zo organisch mogelijk gebeuren. Groei en krimp, ze leiden vanzelf naar een meer duurzame en innovatieve ruimtelijke orde. Maar je kan het een duwtje in de goede richting geven.

Tagged with:
 

Stadslucht maakt vrij

On 21 maart 2014, in wetenschap, by Zef Hemel

Gehoord in CREA te Amsterdam op 17 maart 2014:

Helemaal op het eind van de Amsterdam Lezing vroeg iemand uit de zaal wat Ernst Hirsch Ballin op dit moment als het grootste onrecht in de wereld beschouwde. Zonder aarzeling antwoordde de hoogleraar Rechten van de mens en oud-minister van justitie: wapenhandel en human trafficking. Het was een klein hoogtepunt in een boeiende lezing afgelopen maandag over Amsterdam als rechtvaardige stad. Hirsch Ballin – zonder stropdas – memoreerde de twee Nobelprijswinnaars voor de vrede die Amsterdam in de twintigste eeuw heeft voortgebracht: Tobias Asser in 1911 en Gerrit Jan van Heuven Goedhart in 1955. De eerste vanwege zijn inspanningen voor de oprichting van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag, de tweede vanwege zijn Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen in New York. Asser doceerde rechten aan de Amsterdamse universiteit, Van Heuven Goedhart was tijdens de oorlog redacteur van verzetskrant Het Parool. Maar ook in de zeventiende eeuw was Amsterdam vooraanstaand als het ging om rechtspraak en rechtsontwikkeling. Daar hief de hoogleraar zowaar Geert Maks ‘Kleine geschiedenis van Amsterdam’ omhoog, om de zaal een illustratie van Rembrandts tekeningen van het galgenveld in Noord te tonen en een passage over de terechtstelling voor te lezen.

Hirsch Ballin, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en Tilburg, legde in zijn lezing een opvallend verband tussen de ontwikkeling van het recht en de groei van steden. Steden groeien als gevolg van migratiebewegingen, ze trekken heel verschillende mensen aan. Onder de migranten bevinden zich ook ‘criminelen, verwarde mensen en heiligen’. Door de samenkomst van al die uiteenlopende menstypes, met verschillende talen en culturen, wordt voor de vredige omgang tussen burgers recht ontwikkeld: recht van stedelingen op het goede leven. ‘Stadtluft macht frei nach Tag und Jahr’, aldus Hirsch Ballin, verwijzend naar een Middeleeuwse rechtsgrondslag voor lijfeigenen; wie langer dan een jaar en een dag in een stad verbleef verkreeg van het stadsbestuur zijn vrijheid. Recht spreken in steden, aldus Hirsch Ballin, heeft steeds betrekking op complexe, meervoudige relaties, ze vereist een 360 graden oriëntatie van de jurist. Recht legt macht aan banden en urbanisatie stimuleert de ontwikkeling van het recht. In Nederland zijn de steden veilig, stelde de hoogleraar vast. En op de Zuidas zijn de advocaten goed in arbitrage. Maar, gaf hij toe, de juridische onderbouwing voor regionale verstedelijkingsvraagstukken wordt in dit kleine land maar moeizaam geleverd.

Tagged with:
 

Kapitalistische metropolen

On 21 februari 2014, in boeken, politiek, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Communist Manifesto’ (1848) van Karl Marx en Friedrich Engels:

Verwierp Karl Marx de grote stad? In zijn theorie was de stad in ieder geval de fysieke neerslag van het kapitalisme. In Het Communistisch Manifest (1848) luidt het: “The bourgeosie has subjected the country to the rule of the towns. It has created enormous cities, has greatly increased the urban population as compared with the rural, and has thus rescued a considerable part of the population from the idiocy of rural life.” Uit die overigens adequate analyse spreekt weliswaar nog geen verwerping van de grootstad, wel een toerekening van de verstedelijking aan de klasse van de bourgeosie. Marx: “It (de bourgeosie) has agglomerated population, centralized means of production, and has concentrated property in a few hands.” In zijn heilstaat – de dictatuur van het proletariaat – bestaan dan ook geen grote steden meer. Althans, het tienpuntenplan uit het Communistisch Manifest bevat onder andere dit devies: “Combination of agriculture with manufacturing industries; gradual abolition of the distinction between town and country, by a more equable distribution of the population over the country.”

Die opvatting waren vele utopisten destijds toegedaan. In hun ogen waren steden als Londen, Berlijn en Parijs gewoon veel te groot; de mensen moesten daarom worden gespreid, terug naar het platteland. De Britse stenograaf Ebenezer Howard zou er vijftig jaar later een praktische invulling aan geven met zijn eenvoudige tuinsteden-diagram. Dat diagram werd later in praktijk gebracht, ook in de Nederlandse ruimtelijke ordening in de twintigste eeuw. De grote steden in het Westen des Lands werden ontmanteld; mensen moesten naar groeikernen en industrialisatiesteden overlopen in een poging de ‘onvermijdelijke suburbanisatie’ in goede banen te leiden. Het gevolg is dat Nederland anno 2014 verrassend dicht in de buurt komt van de communistische heilstaat van Marx en Engels. Jammer dat Marx vergat hoeveel hij te danken had aan die verwerpelijke kapitalistische metropolen. Zonder de bibliotheek van het British Museum bijvoorbeeld had hij nooit zijn Communistisch Manifest kunnen schrijven.

Tagged with: