Startup ecosystems

On 24 januari 2014, in technologie, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 18 januari 2014:

Interessante Special Report in het Londense The Economist deze week. Over ‘Tech Startups’. Er staat een wereldkaartje bij afgedrukt met de fraaie titel ‘Bowei’s travels’. Afgebeeld zijn de belangrijkste technologische ecosystemen van de wereld. Dat zijn zogenaamde startup kolonies, waar veel jonge mensen samenkomen om met elkaar nieuwe technologische bedrijfjes te starten omdat onderwijs, ondernemerschap, financiering, cultuur en beleid hun pogingen hier goed ondersteunen.  Silicon Valley, bij San Francisco, is misschien wel de oudste. Het kaartje blijkt gemaakt door Bowei Gai, een Chinees-Amerikaanse ondernemer. Tussen januari 2013 en september reisde hij alle zesendertig ecosystemen die de wereld op dit moment telt bij langs. Hij begon in New Delhi en eindigde in Singapore. Binnenkort verschijnt van zijn hand een ‘World Startup Report’. Ook Amsterdam deed hij aan.

Bowei over zijn ecosystemen: “They often form in places where young people want to live: Berlin, Boulder, London.” Als dat zo is, dan toont het wereldbeeld volgens Bowei niet alleen de technologische ecosystemen van jonge startups, maar tevens de steden waar de kosmopolitische hoogopgeleide jeugd het liefste leeft: New York en San Francisco in de eerste plaats; in Europa zijn dat Londen, Berlijn en Parijs; maar ook Tel Aviv, Mumbai, New Delhi, Bangalore, Rio de Janeiro, Sao Paulo, Buenos Aires, Shanghai, Bangkok, Jakarta, Seoul, Tokio, Taipei, Hongkong, Helsinki en, jawel, ook Amsterdam. Vaak worden de startup bemenst door jonge internationals. Vooral in Singapore is dit opvallend; daar werken jonge mensen uit de hele wereld samen, slechts een enkeling is Singaporees. De eigen bevolking prefereert daar nog altijd een overheidsbaan. Kortom, de ecosystemen zijn kwetsbaar en overheden dienen te beseffen dat ze gemakkelijk iets kapot kunnen maken. Uiteindelijk willen alle jonge mensen het liefst in de Verenigde Staten hun bedrijfje starten. Daar is de grootste markt en het meeste geld, maar ook een paar grote steden waar jongeren maar wat graag in kolonies willen leven. En geef toe, wie wil er niet in San Francisco, Boston of New York zijn geluk beproeven?

Tagged with:
 

Steden presteren beter

On 10 januari 2014, in bestuur, by Zef Hemel

Gelezen in The New York Times van 8 januari 2014:

Seth Kaplan van John Hopkins University schreef afgelopen week in The New York Times over Nigeria, of eigenlijk over Lagos, Nigeria. Of liever nog: het artikel gaat over het falen van staten en over steden die opmerkelijk beter presteren. Miljoenenstad Lagos wordt in ieder geval beter bestuurd dan het land Nigeria waar het deel van uitmaakt. Hoe dat komt? Omdat, aldus Kaplan, staten te ver afstaan van de bevolking en van de lokale problemen. Erger, op nationaal niveau vecht men elkaar de tent uit om het vele belastinggeld en is de kans op corruptie groot, terwijl op stedelijk niveau alledaagse problemen direct worden opgelost. Ook blijken stedelingen zich makkelijker te kunnen organiseren dan de inwoners van een fragiele staat. Bovendien weten stadsbestuurders beter dat er geld in het laadje komt wanneer zij de problemen in hun stad daadkrachtig oplossen. Terwijl politieke elites in de Nigeriaanse hoofdstad elkaar op leven en dood bestrijden om de inkomsten uit de olievelden, werkt het bestuur van het 21 miljoen inwoners tellende Lagos aan openbaar vervoervoorzieningen, vuilnisophaaldiensten, drinkwater, economisch vestigingsklimaat en groenvoorziening.

in 1999 kwam de omslag. Nigeria schakelde over op een democratie en in Lagos werden de eerste vrije verliezingen gehouden. In Nigeria ging het daarna mis, maar in Lagos werden resultaten geboekt. Niet dat Kaplan gelooft dat Lagos het zwakke en snel groeiende Nigeria kan redden. Wel meent hij dat zwakke staten als Nigeria, Jemen, Congo, Pakistan, India enzovoort er goed aan zouden doen om meer verantwoordelijkheden op stedelijk niveau te beleggen en belastingregimes verregaand te decentraliseren. Ook steden in India (Hyderabad) en Colombia (Medellin) noemt hij als voorbeelden van steden die het gewoon beter doen dan de staten waartoe zij behoren. "The city is now the main driver of growth and stability across Africa, the Middle East and South Asia. And the example of Lagos shows that countries can begin to work better when their cities are well governed and thriving." Ik zou er nog aan willen toevoegen dat steden het intelligentiepotentieel van hun inwoners doorgaans beter benutten door ook werkelijk naar hen te luisteren en daardoor meer contact hebben met de realiteit. Je vraagt je af of deze principes niet voor alle landen en steden in de wereld gelden. Waarom alleen in zwakke natie-staten? Omdat het daar meer evident is dat stadsbesturen beter presteren?

Tagged with:
 

De gevleugelde stad

On 8 november 2013, in innovatie, openbare ruimte, technologie, by Zef Hemel

Gehoord op 7 november 2013 in Delft:

Het dertigjarig bestaan van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing werd gisteravond op ingetogen wijze gevierd in de faculteit Bouwkunde te Delft. Almere, Zaanstad, Rotterdam, Amsterdam, Eindhoven, Den Haag en Maastricht waren door het algemeen bestuur uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn. De avond stond in het teken van de toekomst. Zeven sprekers deelden ieder in een kwartier tijd hun persoonlijke denkbeelden over de toekomst van de Nederlandse stad: Errik Buursink, Rianne Makkink, Bruno Doedens, Hendrik Blokhuis, Kai van Hasselt, Saskia Hoogendoorn en ondergetekende. Guido Wallagh trad op als spreekstalmeester. Hoewel zeer verschillend, viel er toch één rode draad door alle bijdragen te rijgen: alle sprekers spraken over het belang – juist nù – van het sociale. Het ging over mensen en wat zij waardevol vinden. Dus geen vertogen over bouwen en wonen, maar over mensen, hun intelligentie, hun vermogen om te verbinden, het ging over voedsel en samen eten, over gebeurtenissen, de stad met elkaar vieren, en ook: met andere ogen naar onze steden kijken. Nota bene in de faculteit Bouwkunde van Delft, waar ooit de culturele revolutie uitbrak en de sociale volkshuisvesting werd geboren, werd het sociaal-culturele opnieuw geijkt.

Uitzonderlijk mooi was de bijdrage van Kai van Hasselt, directeur van Shinsekai. Door studie te maken van banketbakkers in steden over de hele wereld kon hij uitspraken doen over de vastgoedwaarde van buurten en wijken. Errik Buursink, planoloog bij de gemeente Amsterdam, vertelde over de nieuwe betekenis van de publieke ruimte in onze steden. Saskia Hoogendoorn, vennoot van Tijdmakers, liet zien hoe een stad met iets wat daar als overlast wordt gezien – iepenzaad in de lente – ook een groot feest kan bouwen. Rianne Makkink toonde kunstvoorwerpen, gemaakt van grondstoffen in de directe omgeving; stad en land, meende ze, hebben elkaar weer nodig. Hendrik Blokhuis van Cisco Systems illustreerde zijn betoog met hele concrete voorbeelden van technologie – “ik geef u een zak sensoren” – die alles wat mensen waardevol vinden in onze steden zal activeren. En Bruno Doedens, van de stichting SLEM, liet zien dat gebeurtenissen in de toekomst meer impact zullen hebben dan grote bouwprojecten. Tijdelijkheid, stelde hij, is eigenlijk heel duurzaam. Daarbij haalde hij, heel mooi, ‘De vloeibare stad’ (2007) van Wim Hartman aan, waarin deze afscheid nam van het modernisme en elke vorm van vastigheid van de hand wees. Volgens Hartman werd de stad steeds minder bepaald door plannen en projecten, maar door een “oneindige stroom van kleine individuele stappen en beslissingen die richting en energie van de dynamiek bepalen. (…) Het is als een soort ecologie van de mens, met het individu als organisme omgeven door een milieu van menselijke makelij”. Dat schreef Hartman een jaar vóór de crisis.

Tagged with:
 

Eerst stad, toen landbouw

On 17 september 2013, in geschiedenis, innovatie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 7 juli 2013:

De hypothese van Jane Jacobs dat de zogenaamde ‘landbouwrevolutie’ het gevolg moet zijn geweest van hele vroege verstedelijking doordat alleen de samenballing van veel mensen tot al deze uitvindingen kan hebben geleid, en niet andersom, dus dat de eerste steden pas later, dankzij de landbouwrevolutie, zich konden vormen, lijkt opnieuw bevestigd te worden door recent archeologisch onderzoek in het oostelijk deel van de Vruchtbare Maansikkel – het landbouwgebied dat loopt van Israël via Irak naar het zuiden van Iran. In Chogha Golan, West-Iran, zijn onlangs grote hoeveelheden plantenresten ontdekt die erop wijzen dat hier al vanaf ruim 11.000 jaar geleden wilde gerst werd verbouwd. Hendrik Spiering in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad: “Dit is een belangrijke nieuwe aanwijzing dat de landbouw rond 11.000 à 10.000 jaar geleden op verschillende plaatsen in het Midden-Oosten vrijwel tegelijk is ontstaan.” Spiering wijst erop dat de landbouwrevolutie in werkelijkheid een heel geleidelijk proces is geweest van allemaal kleine innovaties: van gereedschappen, bemesting en zaadveredeling. “De veranderingen gingen langzaam genoeg om de kennis over een groot gebied uit te wisselen.”

Wat werd er gevonden in Chogha Golan? Niet alleen plantenresten. “Chogha Golan werd eind jaren negentig ontdekt, waarbij eerst de relatief grote stenen muren en gepleisterde vloeren opvielen. Ook werd een groot aantal vijzels en maalstenen gevonden: een duidelijke aanwijzing van het eten van zaden.” De vondst staat niet op zichzelf. In Zuid-Turkije, tegen de Syrische grens, werd in de jaren negentig Göbekli Tepe opgegraven: een heiligdom van zo’n 11.000 jaar geleden, bestaande uit grote stenen die door een groot aantal mensen de berg op moeten zijn gesleept. “Mogelijk was het een multiregionaal heiligdom waar mensen uit heinde en verre naar toe kwamen voor feesten. Ideaal voor de uitwisseling van zaden.” Grote stenen. Een groot aantal mensen. Multiregionaal. Ideaal voor uitwisseling. Dat is toch iets anders dan hunnebedden. Was dit geen hele vroege stad?

Tagged with:
 

Dichtheid en omvang

On 11 juli 2013, in economie, infrastructuur, innovatie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 9 juni 2013:

Bijna over het hoofd gezien: een krantenartikel met de kop ‘Dichte bevolking goed voor stadseconomie’. Het stond in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad een paar weken geleden. Het artikel refereerde aan een publicatie in ‘Nature Communications’ van 4 juni 2013 waarin Amerikaanse en Australische wetenschappers aantoonden dat naarmate er meer mensen op een vierkante kilometer wonen, ze meer informatie uitwisselen en hun productiviteit disproportioneel stijgt. Dit zou ook verklaren waarom mensen naar steden trekken en waarom grote steden veel productiever zijn dan kleine steden, laat staan dorpen. Hoogleraar Wei Pan van het MIT in Boston en zijn medewerkers, aldus het krantenbericht, beweren dat de grootte van de stad niet alles verklaart, maar dat het veeleer gaat om de dichtheid. “De relatie met economische productiviteit blijkt dan veel sterker.” Net als ziekten verspreiden ideeën zich gemakkelijker als mensen dicht opeengepakt wonen en werken.

Het nieuwe onderzoek bevestigt min of meer wat Geoffrey West en andere wetenschappers van het Santa Fe Institute in 2006 al vaststelden: dat grote steden naar verhouding veel innovatiever en productiever zijn dan kleine steden. Nu zijn de wetenschappers preciezer in hun onderzoeksresultaten: minder dan de pure omvang blijkt de dichtheid van de bevolking in de stad in kwestie bepalend voor haar innovatiekracht en productiviteit. Overigens, zelfs die dichtheid is niet àlles bepalend. Transportsystemen spelen nog een rol. Is er sprake van congestie in de metropool, dan valt de stad uiteen in deelsystemen en daalt de gemiddelde productiviteit. Grootstedelijke infrastructuur is daarmee mede beslissend voor innovatiekracht en productiviteit. Innovatie en productiviteit worden sterk bevorderd door hoge dichtheden, grote bevolkingsmassa’s en snelle metrosystemen.

Tagged with:
 

Mensen willen metropolen

On 18 april 2013, in politiek, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The cities of Russia’ van Dmitri Piterski in GeoJournal (1997):

Vandaag alweer het derde hoorcollege over Moskou aan de Universiteit van Amsterdam, in de minor ‘Cities in Transition’. Tot de verplichte literatuur behoort een artikel over de steden van Rusland. Auteur is Dmitri Piterski van het Institut für Länderkunde in Leipzig. Van recente datum is het artikel niet. Wel schetst het een goed beeld van de stedenpolitiek in de voormalige Sovjet-Unie. Meest opvallende feit vond ik dat Rusland een land is van grote steden. Tussen 1970 en 1990 steeg het aantal steden van meer dan 500.000 inwoners van 17 naar 34. Die grootstedelijke groei ging veel sneller dan de planners hadden gedacht. Vele Sovjet-plannen voor steden bleken keer op keer achterhaald, want stelselmatig had men met een sterkere groei van middelgrote steden gerekend en een tragere groei van grote steden. Die laatste waren meest nieuwe steden, door de Sovjet-planners op papier bedacht. Sterker, de ruimtelijke politiek in de jaren zestig en zeventig was er een van opzettelijke decentralisatie: grote steden tolereerden de Sovjets niet. Dat Moskou zo snel tot veruit de grootste stad van de Sovjet-Unie zou uitgroeien was ook onbedoeld.

Op dit moment krimpen veel Russische steden en het aantal krimpende steden neemt nog steeds toe. Vooral de westelijk gelegen industriële centra en provinciesteden verliezen hun bevolking. Moskou daarentegen groeit. Die sterke groei is niet het gevolg van een hoog geboortecijfer, want net als in de rest van Rusland is hier sprake van een natuurlijke bevolkingskrimp. De Moskouse groei is er een van zuivere immigratie. Russische migranten uit alle windstreken – Europees Rusland, Siberië en het Verre Oosten – trekken massaal naar de allergrootste steden in het centrum. Is dit slecht nieuws? Nee, eerder lijkt sprake van een natuurlijke correctie. Wat jarenlang planmatig ruimtelijk is gespreid – met new towns en antistedelijk beleid – blijkt bij nader inzien toch niet levensvatbaar, sterft af en ruimt zichzelf op. Mensen willen metropolen. Alle nieuwe steden zijn mislukt. Achteraf jammer van zoveel geforceerde planning, waarin overigens niet alleen Sovjetplanners excelleerden. In Europa en Amerika was de situatie niet wezenlijk anders.

Tagged with:
 

Erwten als bewijs

On 16 april 2013, in innovatie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 11 januari 2013:

Onder de kop ‘Het begin van landbouw was bewuste keuze’ verscheen in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad laatst een artikel over het ontstaan van de landbouw. Volgens de gangbare theorie ontstond deze geleidelijk, doordat mensen en gewassen langzaam naar elkaar toegroeiden. ‘Cultivatie vóór domesticatie’ heet deze theorie. Die theorie blijkt niet langer houdbaar. Waarom? Omdat wilde erwten nooit een belangrijke voedingsbron kunnen zijn geweest voor jager-verzamelaars. De opbrengst was daarvoor te laag. Erwten, linzen (foto) en kikkererwten moeten onaantrekkelijk zijn geweest om te verbouwen. Toch waren deze peulvruchten een ‘rotsvast onderdeel’ van het allereerste akkerbouwpakket, samen met granen als eenkoorn, emmer en gerst. Wetenschapsjournalist Hendrik Spiering: “Op de oudste plekken waar verbouwd graan wordt gevonden, ca. 11.000 jaar oud, worden óók altijd resten van erwten, linzen en kikkerwerwten gevonden.” Conclusie van de wetenschappers? “Het is een snel proces geweest, geleid door bewuste en kundige mensen die hun vindingrijkheid gebruikten.” Geen jager-verzamelaars dus. Maar wat voor mensen dan wel?

De wetenschappers houden het op ‘vroege boeren’, maar alles wijst erop dat het gaat om stedelingen. Circa 11.000 jaar vormden zich namelijk de eerste steden in de wereld. Overal waar de vroegste steden werden aangetroffen treft men korte tijd later ook sporen van vroege landbouw aan. Voor Jane Jacobs was het aanleiding om in ‘The Economy of Cities’ (1968) de theorie te ontvouwen dat de vroege landbouw een stedelijke innovatie is geweest en dat er dus eerst steden waren, en daarna pas landbouw. Nog steeds ontkennen veel archeologen deze bijzondere hypothese die steden aan de basis van de menselijke evolutie plaatst.  Waarom? Omdat ze nog altijd veronderstellen dat boeren hun omgeving als de beste begrepen en stedelingen, die dat veel minder deden, pas veel later op het wereldtoneel zouden zijn verschenen. Stedelingen zouden natuur en landbouw nooit hebben begrepen. Preciezer, stedelingen zijn boeren die van hun omgeving vervreemd zijn geraakt. Zoiets. Een hele merkwaardige redenering. Het is omgekeerd: de vroege boer was een stedelijke innovatie, die later van de stad vervreemd is geraakt.

Tagged with:
 

Future City anno 1973

On 25 maart 2013, in boeken, geschiedenis, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Future City’ (1973) van Roger Elwood:

Twee dozen met boeken kreeg ik over de post van stedenbouwkundige Fred Zandvoort (1923). Fred is onlangs negentig jaar geworden. Boeken stuurde hij over steden uit de periode 1960 tot 1975. Een ervan is getiteld ‘Future City’ (1973). Erin opgenomen zijn korte verhalen van Amerikaanse schrijvers over steden in de toekomst. De toekomst van het jaar 2000 of zelfs 2050, wel te verstaan. De verhalen herlezen anno 2013 is ronduit curieus. Redacteur is science fictionschrijver Roger Elwood. Het voorwoord is van de hand van Clifford Simak. Dat stuk alleen al is veelzeggend over de situatie in het jaar 1973 en bepalend voor de oriëntatie van de redacteur en veel schrijvers van destijds. Simak: "The city today lives on as an anachronism propped up by tradition."

Handel was internationaal geworden, ze vond niet meer plaats tussen steden, aldus Simak in 1973. Zakendoen vroeg ook niet langer om nabijheid. Reizen en transport waren gemakkelijk en goedkoop geworden en konden over grote afstanden plaatsvinden. Bescherming hoefden steden niet meer te bieden. Steden waren ook niet meer nodig voor het bestuur. Steden, kortom, waren overbodig geworden. "Heroic efforts have been made to keep them alive and habitable, but these efforts have been of a patchwork nature as expedience demanded." Overal was sprake van verval. "The city today is strangling and suffocating and there does not seem that much can be done with it." Helemaal opnieuw beginnen en compleet nieuwe steden bouwen dan? Zou kunnen. Maar dan zouden die nieuwe steden zelfvoorzienend moeten zijn, zonder achterbuurten, zonder vervuiling en zonder werkloosheid. Simak: "But why save the city at all? Why spend money on it?" En dan: "The day may come, sooner than we think, when business and industry, as well as people, will have fled the city." Het eerste verhaal speelt in New York: "a searing vision of a decaying New York segregated from the rest of the country, replete with bedicabs (taxi’s voorzien van prostituees en bedden), real murder films, dingy hotels – visitors must be subjected to a lung-cleansing machine before they leave." Wegwezen dus. In Amsterdam was de situatie toentertijd niet heel anders. Twee jaar later startte de bouw van Almere. Daarna begon de stedelijke renaissance.

Tagged with:
 

Veerkrachtige steden

On 3 december 2012, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in Chicago Tribune van 29 november 2012:

De beste manier om de economie van een land te bestuderen is haar steden goed te volgen. Afgelopen week publiceerde Brookings Institution weer zijn jaarlijkse overzicht van de staat van de steden in de USA. Liefst 76 van de 300 grootste metropolitane regio’s ter wereld tellen de Verenigde Staten. Dat is meer dan enig ander land. Vandaar ook dat de VS over de krachtigste economie ter wereld beschikken. Slechts drie Amerikaanse steden presteerden het afgelopen jaar economisch weer beter: Knoxville (Tennessee), Dallas en Pittsburgh. Knoxville is een kleintje, de andere twee zijn beduidend groter. Wat hebben de drie steden met elkaar gemeen? Brookings noemt: “strong social services such as health care, and business and financial services that cater for specific industries.” Ook zijn het drie steden die hun publieke middelen zijn blijven investeren na de recessie, (al vrezen de drie steden dat Washington hen uiteindelijk zal dwingen toch te bezuinigen). "All three cities created long-term stability with local services and the public sector, and growth with business and financial services.”

De Amerikaanse steden met veel industrie, export of logistiek deden het allemaal beroerd. Opnieuw blijkt dat grote steden met een sterk ontwikkelde zakelijke dienstverlening en een krachtige publieke sector, waarin door de lokale overheid onafgebroken wordt geïnvesteerd in hoger onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer en publieke dienstverlening veerkrachtiger zijn en beter bestand tegen crises dan traditionele industriële steden. Allicht, zou je zeggen, zulke dienstverlenende metropolen zijn minder afhankelijk van de rest van de wereld en creëren permanent welvaart voor hun eigen bevolking. Het zijn sociale steden waar mensen graag willen leven. Het is duurzaam, sociaal en economisch profijtelijk tegelijk.

Tagged with:
 

Getting Better

On 15 november 2012, in technologie, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 27 oktober 2012:

Dat was een aardige Special Report van The Economist over technologie en geografie. De conclusie van het katern is dat de virtuele en de fysieke wereld steeds meer verknoopt raken (“they are complements, not substitutes for each other”) en dat de technologie niet alleen mondiaal maar vooral ook lokaal georiënteerd is. “What seems certain is that life online will become more local without becoming less global.” Dat betekent dat de eenvormigheid door globalisering weliswaar blijft toenemen, maar dat tegelijk op lokaal niveau steeds meer heel specifieke plaatsgebonden diensten worden geleverd. Bovendien groeit een nieuw soort lokaliteit doordat sociale media in elke plek gebonden cultuur weer anders gebruikt worden. Met computers op zak kunnen mensen steeds meer achter de voordeur kijken (wat biedt deze winkel?) en om de hoek gluren (komt er een taxi aan?), maar ook in het verleden van gebouwen en straten kijken (wat gebeurde hier in 1945?).

De nieuwe communicatietechnologie kan steden beter maken, aldus The Economist. Door de technologie worden immers massa’s lokale data verzameld uit massa’s lokale bronnen waardoor stromen mensen, maar ook ongeregeldheden en ongelukken, beter te voorspellen en te reguleren zijn. Dat vereist overigens wel dat stedelijke instanties goed gaan samenwerken en de lokale politiek adequaat reageert. “In newly built places institutions have to be designed along with the infrastructure.” Het blad noemt Rio de Janeiro en het Mexicaanse Guadalajara als voorbeelden van ‘creatieve digitale steden’ waar nieuwe organisaties toezicht houden op lokale online diensten en die zorgen voor gelijke toegang tot alle informatie voor iedere burger. Los daarvan kunnen burgers ook zelf goedkope online diensten aanbieden wanneer overheden hun data om niet beschikbaar stellen. Helsinki, Amsterdam en Lissabon worden hier als goede voorbeelden genoemd. “Many ideas are brewing in the world’s cities, from grand projects to single apps. Some will be dead ends; others will rely on the enthousiasm of citizens, which will not always be in plentiful supply. But in lots of imperceptible ways, from better traffic management to bins that tweet when they are ready to be emptied, city life is getting better.”

Tagged with: