Amsterdam wint ISOCARP Award

On 4 november 2011, in participatie, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Ontvangen op 26 oktober 2011 in Wuhan, China:

De avond begon rumoerig. Kwam het door het eten dat in de balzaal van het Marco Polo Hotel voortdurend werd opgediend? Of was het de Chinese vertaling die alles vertraagde? Hoe dan ook, woensdagavond 26 oktober ontving de Amsterdamse wethouder Maarten van Poelgeest uit handen van de president van de International Society of City And Regional Planners (ISOCARP), de Mexicaan Ismael Fernandez Mejia, de Award for Excellence voor de Structuurvisie Amsterdam 2040. De internationale jury waardeerde niet alleen het innovatieve proces van totstandkoming, maar ook de inhoud van het Amsterdamse plan, dat leefbaarheid paart aan demografische groei en ruimtelijke verdichting. De twee andere Awards gingen naar een groot bedouïnendorp in de Negev-woestijn in Israel en naar het openbare ruimteplan van Abu Dhabi. De uitreiking vond plaats in Wuhan, China, in het plaatselijke Marco Polo Hotel aan de oever van de Yangze. Eerder – eind 2010 – won Amsterdam ook al de Eurocities Award for Excellence, toen voor het participatieproces rond dezelfde structuurvisie.

De Amsterdamse wethouder sprak in zijn dankwoord uitvoerig over de open werkwijze bij de totstandkoming van het plan. De hele bevolking, zei hij, was actief betrokken geweest, vooral tijdens de Vrijstaat in de Tolhuistuin in oktober 2009. Zo’n open planning, voegde hij eraan toe, eist niet alleen van de planners een andere houding, maar ook van de betrokken bestuurders. Net als planners op grond van prognoses, kunnen politici niet meer alleen op grond van politieke stellingnames bepalen wat ze willen realiseren en dit vervolgens aan de bevolking opleggen. De bevolking formuleert de opgave voortaan zelf. Vrijheid voor de burgers om hun eigen lot in handen te nemen vond Van Poelgeest als verantwoordelijk bestuurder, zei hij, zeer belangrijk. “Stadslucht maakt vrij!” Alleen zo bouw je leefbare, duurzame en door mensen gewaardeerde steden. Het was muisstil in de zaal toen de wethouder zijn politiek bewogen boodschap sprak, het hartelijke applaus even later klonk al even politiek bewogen.

Tagged with:
 

Adaptieve stedenbouw

On 29 april 2011, in duurzaamheid, economie, politiek, regionale planning, by Zef Hemel

Gehoord in Felix Meritis op 21 april 2011:

De komende dagen spreek ik in Wenen op een congres over duurzame Europese steden. In mijn hoofd gonst nog Herman Wijffels na. Afgelopen donderdag vertelde hij ons een indrukwekkend verhaal. De zaal van Felix Meritis zat tjokvol, je kon een speld horen vallen, Wijffels sprak ruim drie kwartier aaneengesloten. Dit is – beknopt – wat hij zei: Dit is een tijd om opnieuw de koers uit te zetten. De mensheid gaat een volgende fase in. We hebben het over onze beschaving. Ik geef u mijn coördinaten voor de toekomst. Die coördinaten zijn fundamenteel andere dan die van de industriële tijd. We kunnen spreken van niet minder dan het einde van een levenscyclus. Ik gebruik met nadruk de term ‘overshoot’. Daarmee bedoel ik de overbelasting van onze natuurlijke hulpbronnen. Wij zijn aangelopen tegen de fysieke grenzen van onze planeet. Midden jaren ‘80 belandden wij in deze situatie, juist toen het Bruntland-rapport verscheen. Wij verbruiken in Nederland vijfmaal meer dan onze planeet ons kan leveren. Dat is geen houdbare situatie. Ondertussen zijn wij allemaal hoog opgeleid, maar wij leven niet meer in de instituties van weleer. Er is sprake van een ecologische en sociale mismatch. Deze mismatch is niet minder dan een bedreiging voor onze economie. En dat terwijl sociaal welbevinden en ecologische balans de basis vormen van een vitale, sterke economie. Wij moeten de kwaliteit van onze relaties op een veel hoger niveau brengen. Wij zullen veel efficiënter en effectiever met onze hulpbronnen moeten omgaan. Onze economie is lineair, maar ze moet snel circulair worden. Wij moeten samen overleven.

Wijffels wijdde vervolgens uit over onze sociale instituties. Het menselijke kapitaal, zei hij, moet veel beter worden benut. Een democratie van volksvertegenwoordigers en politieke partijen past niet meer in deze tijd, die is te statisch en te hiërarchisch. Hij pleitte voor een burgerdemocratie. Grote overheidsbureaucratieën met aan de top ministers of wethouders werken te traag. Van specialisatie moeten we naar integratie, want specialisatie leidt tot teveel negatieve bijeffecten. Van verzorgende concepten moeten we naar ontwikkelende concepten – die moeten open en uitnodigend zijn. We hebben ernstig behoefte aan voortdurend creatieve processen. Alles moet interactief! En iedereen moet ook meedoen. Laten we afscheid nemen van de mechanistische concepten en veeleer denken in organische metaforen. Een stad is een levend organisme, geen machine, geen concept, weg met alle beleidssectoren, we moeten integraal leren denken. We moeten het hebben over adaptieve steden. De structuurvisie Amsterdam 2040, voegde hij eraan toe, voldoet ruimschoots aan deze coördinaten. “De visie is voldoende richtinggevend om impact te hebben. Ze is tot stand gekomen op een interactieve manier. Ze zet in op compact en transformatie, ze pleit voor een systeemsprong in het openbaar vervoer, ze is regionaal van karakter, als fysiek kader zit ze goed in elkaar. Ze moet in staat zijn het leven weer heel te maken.”  Wat zei ik? Indrukwekkend.

Tagged with:
 

In a City of Odd Sights

On 28 april 2011, in natuur, by Zef Hemel

Gehoord in Felix Meritis op 21 april 2011:

Zijn naam is Arie Koster. Hij is gepromoveerd op bijen. We hadden hem gevraagd te komen spreken. Vooraf vertoonden we een episode uit de recente Zembla-uitzending over bijensterfte die de redactie gratis beschikbaar had gesteld. De zaal zat geschokt te luisteren. Daarna interviewde ik Koster. Aanleiding: de nieuwe structuurvisie van Amsterdam die van de gemeenteraad bij-vriendelijk moet zijn. Koster wilde graag eerst iets rechtzetten: spreken we over honingbijen of over wilde bijen?, wilde hij weten. Honingbijen zijn namelijk huisdieren; ze worden door imkers gehouden, die uitrukken als er boomgaarden bestuifd moeten worden. Wilde bijen zijn heel iets heel anders. Vervolgens legde hij uit dat wilde bijen in Amsterdam bezig zijn aan een ware opmars. De reden is gelegen in het feit dat de gemeente vrijwel geen onkruidgif meer spuit. Ook de beplanting van de plantsoenen en tuinen is tegenwoordig rijker, gevarieerder. Bijenplaag? Dat is onmogelijk. Bijen zijn, heel anders dan wespen, niet schadelijk en vermenigvuldigen slechts als er voldoende voedsel is. Dat er, omgekeerd, buiten Amsterdam sprake is van bijensterfte in de winter, wilde hij alleen omzichtig bevestigen. Dat insecticiden daarvan de oorzaak zijn, kon hij niet met zekerheid zeggen. “Ik ben geen expert op dat vlak. Ze zijn het nog aan het onderzoeken.” Vervolgens wijdde hij uit over het opwindende bijenleven. De ernst van de situatie werd me hierdoor niet goed duidelijk en ook niet wat Amsterdam aan bijen zou moeten doen. Parijs een bijenstad? Koster meende van niet. Hij had vaak genoeg in een vliegtuig bij het raampje gezeten; één blik naar buiten en je wist of een stad bijvriendelijk was. “Amsterdam heeft méér groen dan Parijs of Londen, dus allicht dat Amsterdam bijvriendelijker is dan zij.”

Onvoldaan las ik tijdens de Paasdagen Joshua Ferris’ nieuwste roman. Wat een toeval! In ‘The Unnamed’ heeft hoofdpersoon Tim Farnsworth een vervelende ziekte. Hij kan niet stoppen met lopen. Elke keer loopt hij gedwongen zijn huis uit, dat gelegen is in een suburb van New York, of vanuit zijn advocatenkantoor op Manhattan, om na uren of dagen uitgeput door zijn vrouw te worden opgeveegd bij een benzinestation of kruising ‘in the middle of nowhere’. Bijen spelen in de roman een belangrijke rol. Op zijn kantoor bijvoorbeeld, op het eind van de winter: “Outside the window, bees were trying to get in, a dozen or so sideswiping the pane, for reasons you had to be an expert on bees to understand. He thought they should be long dead, or still hibernating in one of their combs, if hibernate was what they did – anything but dipping and hovering in the wintry light so many floors up.” Verderop in de roman zit Tim in Bryant Park, hartje Manhattan. Het is vroeg voorjaar. “He stood and began to walk, once again crunching his way through dead leaves, but now, his attention restored, he saw his error. They weren’t leaves at all but rather a thin blanket of dead bees. He lifted his feet as if to avoid stepping on them, but they were everywhere. They thinned out only when he reached the street. He looked back in amazement – at the hundreds, the thousands of delicate brown and yellow carapaces. In a city of odd sights, it took the prize.” Verderop in een bar schuift hij aan enstelt een vraag aan de dame die hem bedient: “Have you seen all these bees around lately?” vraagt hij. “Bees?” antwoordt ze. “Honeybees,” verduidelijkt hij."I haven’t seen any bees.” Waarop Tim riposteert:  “I saw a bunch of them dead in Bryant Park just now. Do you know if bees are supposed to be around this early in the spring? Or if they hibernate?” Zij: I know nothing about bees.”

Tagged with:
 

‘Gelukkig door Verdiensten’

On 22 april 2011, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (1935):

Gisteren werd de totstandkoming van de nieuwe structuurvisie Amsterdam 2040, onder grote belangstelling, gevierd in Felix Meritis, de tempel van de Verlichting. We spreken van het tiende structuurplan van Amsterdam ooit. Het eerste plan was het vermaarde Algemeen Uitbreidingsplan van 1935, nu 75 jaar geleden door de Amsterdamse gemeenteraad vastgesteld. Dit tiende plan kwam op vrijwel overeenkomstige wijze tot stand als het eerste, inclusief het werk van de vier windstrekencommissies. Ook de bijeenkomst gisteren, in Felix Meritis – Gelukkig door Verdiensten -, paste wonderwel in de procesgang die 75 jaar eerder door Scheffer, Van Lohuizen en Van Eesteren werd gevolgd. Zou iemand het hebben opgemerkt? Ik denk van niet.

Nogmaals lees ik in het plandocument van 1935. Over het plan voor de grachtengordel: “De hooge stedebouwkundige waarde van den laatsten uitleg en de gaafheid van het stadsbeeld toonen aan, dat deze dateeren uit een bloeitijd van onze beschaving, waarbij bijkans elke vorm van productie en dus ook het bouwen door keur of voorschrift geregeld was.” Daarna volgt de industriële revolutie. “In stedebouwkundig opzicht uit zich dit in ordelooze verspreiding van de bebouwing ten gevolge van het ontbreken van natuurlijke begrenzingen en in stelselloosheid door het te loor gaan van een levende traditie, ook bij de overheid, die de zorg voor den stadsuitleg niet meer tot haar taak rekende, doch aan het particulier initiatief overliet.”  En dan komen Berlage en het AUP: “De innerlijke geestkracht, die haar na tijden van rampspoed en tegenslagen steeds weer ongebroken deed opstaan en die zich steeds weer in den, als geheel genomen, zoo stijlvollen opbouw der stad heeft geuit, is wel de schoonste traditie, die van vorige geslachten op het huidige is overgedragen.” Deze welsprekende zinnen vloeiden destijds uit de pen van L.S.P. Scheffer, de grootvader van Paul Scheffer, midden in de crisis van de jaren dertig, na de gruwelen van de Somme, Ieper en Verdun. Anders dan onze voorouders geloven wij niet meer in publieke stedenbouw, het maakt ons niet uit of zich ordeloze verspreiding en stelselloosheid voordoet. Niet dat ik terugverlang naar vroeger tijden. Herman Wijffels zei het gisteren indringend: het is tijd voor een ander soort democratie, een echte burgerdemocratie, interactief, met voortdurend creatieve processen. Dus geen vertegenwoordigende democratie meer, en al helemaal geen partijdemocratie. Het is voorbij. We moeten opschieten. “Tenminste, als we samen willen overleven.”

Tagged with:
 

Nog één keer advies

On 24 februari 2011, in politiek, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gehoord in De Balie op 18 februari 2011:

Vorige week afscheid genomen van de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling. Het werd een gedenkwaardig congres. Onderwerp: ‘Cultuur als stedelijke attractie’. Het werkelijke thema van de middag bleek veel breder dan cultuur. In werkelijkheid ging het over de toekomst van Groot-Amsterdam. De wethouder sprak zelfverzekerd over de nieuwe structuurvisie die amper drie dagen eerder door de gemeenteraad in een nachtelijke sessie was vastgesteld; stedenbouwkundige Maurits de Hoog richtte zijn vizier op de meer dan tien miljoen bezoekers per jaar aan de hoofdstad,wat dat ruimtelijk-economisch betekent en dat er in de openbare ruimte rond de culturele instellingen dus genereus moet worden geïnvesteerd; CPB-directeur Coen Teulings ten slotte gaf zeven adviezen als het ging om de toekomst van de metropool. Ze zijn alle de moeite waard om hier te citeren: 1. bouw in hoge dichtheden om de grootstedelijke voorzieningen in de lucht te houden; 2. moet je, vroeg hij zich af, wel op zo’n grote schaal woningen blijven bouwen in Almere; 3. kun je niet veel beter woningen bouwen in het Westelijk Havengebied? (Teulings wilde met zijn CPB wel de rekenexcercitie doen, een echte kostenbatenanalyse); 4. cultuur en culturele voorzieningen clusteren nu eenmaal in Amsterdam, ze zijn een essentiële quality of life; 5. topuniversiteiten in Amsterdam moeten door het gemeentebestuur actief worden ondersteund; 6. hoge inkomens moeten gemakkelijker kunnen huren (hier sprak de directeur over een verziekte woningmarkt en uitte hij zijn verontwaardiging over de zomerse perikelen rond de huisuitzettingen van expats), 7. rekening rijden moet worden ingevoerd om de bereikbaarheid van de hoofdstad zeker te stellen.

Teulings meende, anders dan de wethouder, dat Amsterdam veel zelf kan doen. Terwijl de wethouder zich met zijn boodschappenlijstje richtte tot Den Haag, sprak de directeur van het Centraal Planbureau over huiswerk voor Amsterdam. Bouw geen IJmeerlijn, adviseerde hij, maar steek het geld in uitplaatsing van de vier bedrijven uit de Coen- en Vlothaven, wend de erfpachtinkomsten aan voor het onderhoud van de culturele voorzieningen en de universiteiten enversoepel de gemeentelijke woningmarktregulering. De wethouder, die te laat arriveerde om het scherpe betoog van de Haagse rekenmeester te horen, gaf aan er niets van te willen weten. Amsterdam groeit, de rest van het land krimpt, dus is alles nodig: 70.000 woningen erbij in Amsterdam en óók de IJmeerlijn. Binnenkort spreekt Teulings in het College van B&W van Amsterdam. Zal mij benieuwen.

Amsterdam Makeover 2040

On 16 februari 2011, in ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in Structuurvisie Amsterdam 2040 (2011) van de gemeente Amsterdam:

Vannacht werd in de Amsterdamse gemeenteraad de structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld, unaniem en onder luid applaus. Een historische gebeurtenis. Daarmee is het tiende Amsterdamse structuurplan ooit officieel van kracht geworden. Het eerste verscheen in mei 1935 en droeg als titel Algemeen Uitbreidings Plan (AUP). Net als het AUP is dit tiende plan weer een echt langetermijnperspectief voor de hele metropoolregio. De tekst op de achterflap spreekt boekdelen: “De visie bestaat uit vier ruimtelijke bewegingen: uitdijend centrumgebied, langgerekt waterfront, gebogen zuidflank en aantrekkelijk metropolitaan landschap. De vier, letterlijk verknipt en in elkaar gevouwen tot één metropolitaan toekomstbeeld, vormen samen een dynamisch spel van ruimtelijke spanningen dat allerminst eenduidig is. De visiekaart is er een van schotsen en breuken, concreet, niet utopisch. Uiteindelijk zijn alle loss stukken met elkaar verzoend in een metropolitaan beeld dat met vertrouwen naar de toekomst kijkt.” De lezer is daarmee gewaarschuwd. Hier wordt geen utopie gebouwd, geen omvattend ontwerp afgeleverd, maar slechts “een dynamisch spel van ruimtelijke spanningen dat allerminst eenduidig is.” Vier bewegingen? Het waren er aanvankelijk maar drie: ‘Geloof, Hoop en Liefde’. Geloof in de Stad, Hoop op Welvaart, Liefde voor het Landschap.

Wat eind 2004 begon als een gesprek over de ‘creatieve stad’, in 2006 omsloeg in een verhaal over de metropool, en in 2009 grotere vrijheidsgraden voor burgers opeiste (Vrijstaat Amsterdam), is begin 2011 geresulteerd in een breed gedragen visie op een poldermetropool die economisch sterk en duurzaam is. Deze structuurvisie, die slechts de fysieke randvoorwaarden voor een creatieve metropool beschrijft, biedt alle mogelijkheden voor haar inwoners om het beste uit henzelf te halen. Tegelijk ademt ze in woord en beeld een open en creatieve atmosfeer: niet kaderstellend, nauwelijks regulerend, maar bovenal uitnodigend. Het is nu aan de mensen om hun eigen toekomst vorm te geven. En de heldere boodschap aan de buurgemeenten is: wij zijn samen één.

Tagged with:
 

Visionair

On 27 januari 2010, in regionale planning, by Zef Hemel

Meegemaakt op dinsdag 26 januari 2010:

Gisteren passeerde de Structuurvisie Amsterdam 2040 vrijwel ongeschonden het College van B&W. Dat is een historische gebeurtenis. In amper twee jaar tijd is op succesvolle wijze een langetermijnbeeld op metropolitaan niveau ontwikkeld met bijdragen uit alle sectoren: economie, cultuur, sport, wonen, groen en ecologie, verkeer en vervoer en water. Op metropolitaan niveau wil zeggen dat ook de belangrijkste toekomstprojecten in de buurgemeenten in het Amsterdamse beeld zijn opgenomen. B&W oordeelde positief. Iemand die nog durft te beweren dat zoiets anno 2010 niet meer kan, heeft het dus mis. Sterker, wat honderd jaar niet is gelukt, gebeurt nu: regionale langetermijnplanning onder aanvoering van de kernstad, uitmondend in stevige kaartbeelden.

Interessant was de opmerking van wethouder Gerson, die informeerde naar de waarde van uitgerekend de kaarten. De tekst vond hij helder en aansprekend, maar aan de betekenis van de kaarten twijfelde hij. Niemand kan toch kaarten lezen? Zouden die wel beklijven? Hij wist niet dat de visiekaart een samenstelling is van vier andere kaarten en dat deze vier zelfs letterlijk zijn verknipt en in elkaar gevouwen om uiteindelijk het totaalbeeld te verkrijgen. De technocratische lagenbenadering die het vorige structuurplan nog typeerde, is hier ingewisseld voor een ingenieus dynamisch spel van ruimtelijke spanningen die allerminst eenduidig zijn en zich hier en daar zelfs slecht met elkaar verdragen. De visiekaart is er daardoor een van schotsen en breuken, vol spanningen, maar uiteindelijk is alles tot op zekere hoogte met elkaar verzoend in een metropolitaan beeld dat energie uitstraalt, maar allerminst de onderlinge spanningen toedekt. Wel helder, maar toch donker, niet utopisch. Nee meneer Gerson, niet de tekst, maar de kaarten zullen blijven. De tekst is hier en daar te zonnig. Deze had, net als de kaarten, donkerder, geladener en spannender moeten zijn om de tijd goed te kunnen doorstaan. Enfin, we zullen zien.