Gehoord bij Loyens en Loeff te Amsterdam op 6 juni 2018:
Op uitnodiging van The Class of 2020 op 6 juni een keynote gegeven tijdens de Dutch Regional Session 2018 bij Loyens & Loeff op de Zuidas in Amsterdam: ‘Welcoming generation Z’. Een eind verderop, aan de andere flank van de Zuidas, was juist de Provada losgebarsten, de jaarlijkse vastgoedbeurs in de RAI. Ik sprak over ‘Triumph of the University’. Het publiek: ruim honderd belangstellenden, de meesten actief in de studentenhuisvesting. Het ging over het snel veranderende landschap van universiteiten wereldwijd, in het bijzonder in Europa. De Nederlandse universiteiten en hogescholen – alle staatsinstellingen – stammen nog uit een tijd dat de rijksoverheid ze beschouwde als regionale voorzieningen, die net als theaters en ziekenhuizen een jonge, snel groeiende bevolking in de eigen regio moesten bedienen. Planologen gebruikten Walter Christaller’s Centrale Plaatsen Theorie om ze aan regionale kernen toe te wijzen. Provinciesteden kregen hun eigen universiteit: Rotterdam, Eindhoven, Tilburg, Enschede, Maastricht. Het resultaat: een gespreid patroon van instellingen van hoger onderwijs over het hele land. Alle technische universiteiten kwamen in de periferie terecht, in kwijnende industriegebieden. Nederland bestaat uit ‘collegetowns’.
Daarna volgde dat beeld van dat snel veranderende landschap: de bevolkingskrimp en de globalisering. Het Nederlandse ruimtelijke patroon van ‘collegetowns’ kan met beide ontwikkelingen slecht omgaan. De Nederlandse universiteiten zijn dan ook sterk in beweging, maar de ‘collegetowns’ hebben de universiteiten daarbij weinig te bieden: de steden zijn klein, hun ommeland vergrijst, de universiteiten missen een grootstedelijke context. Omgekeerd raken de steden steeds afhankelijker van hun eigen universiteit. Die is hun grootste werkgever, zorgt voor een instroom van jonge mensen, kan een rol spelen in het regionale innovatie-ecosysteem. Maar het is de universiteit die triomfeert, niet de stad. Waarop iemand uit de zaal aan mij vroeg hoe ik dan wel de toekomst van de Landbouw Universiteit in Wageningen voor me zag. De LUW, antwoordde ik, is een mondiale speler, een kleine maar uitstekende universiteit. Aan Wageningen heeft hij niet veel. De LUW is als Yale in New Haven. Yale is Ivy League, maar met New Haven gaat het niet goed. En die Ivy League-status dankt Yale voor een belangrijk deel aan de nabijheid van New York. De LUW ligt op een half uur rijden van Amsterdam. Tijd voor een rethinking van het universitaire landschap.
Gelezen in ‘The New Geography of Jobs’ (2012) van Enrico Moretti:
Deze week weer begonnen aan een nieuwe serie colleges over ‘Global City-Regions’ aan de Universiteit van Amsterdam. Het is zoals Enrico Moretti in 2012 al schreef: globalisering als gevolg van technologische innovaties aan de ene kant en localisering aan de andere kant lijken twee zijden van dezelfde munt. In ‘The New Geography of Jobs’ beschreef deze hoogleraar economie aan de University of California Berkeley hoe stedelijke regio’s als gevolg van globalisering steeds meer uiteenvallen in succesvolle en falende economieën. Je kunt het ook anders zeggen. Hoe verder de globalisering voortschrijdt, hoe meer succes afhangt van het lokale. “More than ever, local communities are the secret of economic success.” Urbanisatie en globalisering, ze horen bij elkaar. Dat is niet minder dan een paradox. Onderwijs en onderzoek zijn daarin cruciaal. Maar, zo laat Moretti zien, een universiteit in jouw stad vestigen is zeker niet genoeg. En een ‘coole’ stad maken met veel restaurants en uitgaansgelegenheden helpt evenmin. Berlijn is hip, maar blijkt geen banenmotor, integendeel. Seattle was nooit hip, maar werd uiteindelijk een economisch trekpaard van jewelste. Waarmee Moretti maar wil zeggen: op wat Richard Florida beweert – zet in op wat een creatieve klasse aantrekt – valt veel af te dingen.
Pas wanneer een veelzijdig cluster zich heeft gevormd in een ‘dikke’ arbeidsmarkt, begint een universiteit of onderzoekscentrum werkelijk bij te dragen. Cornell en Yale domineren de rankings van beste universiteiten ter wereld, maar voor de economieën van New Haven en Ithaka betekenen zij vrijwel niets. Pas in echte grote handelssteden gevestigd, kunnen universiteiten iets toevoegen aan innovatie en de regionale arbeidsmarkt. Universiteit Twente, met andere woorden, helpt Hengelo en Enschede niet echt vooruit. Ook Washington University in St Louis is weliswaar een erg goede universiteit, maar desondanks krimpt de stad. De University of Washington in Seattle daarentegen is minder goed, maar draagt wel sterk bij aan de vernieuwende economie van deze groeiende stad aan de westkust van Amerika. Trouwens, in New York hebben de meeste hoogopgeleiden niet in de eigen stad gestudeerd, maar komen van elders. Moretti relativeert zelfs het belang van Stanford voor Silicon Valley. Regionale fondsen en industriepolitiek, ze werken niet. Dus wat helpt wel? Door mensen in achtergebleven buurten van de grote steden scholing en goed onderwijs te bieden begint er iets te stromen. Salarissen gaan omhoog, welstand wordt gecreëerd, buurten raken gerevitaliseerd, gentrificatie maakt de zittende bewoners rijk. Het beweegt van onderop en het vraagt om kritische massa. De overheid kan dus wel degelijk iets doen. There’s no free lunch. Maar veel wat de overheid doet blijkt tevergeefs.
Gelezen in ‘The Unwinding’ (2013) van George Packer:
Helemaal op het eind van het dikke boek van Packer over de verval van de Verenigde Staten van Amerika komt Peter Thiel opnieuw aan het woord. Thiel is ondernemer, venture capitalist, multimiljonair, rijk geworden met PayPal, The Facebook, kortom een van de grote mannen in Silicon Valley. Thiel’s analyses van de wereld en de trends zijn telkens genadeloos. Op dit moment heeft hij zijn vermogen vooral gestopt in biotechbedrijfjes, jonge start-ups die het leven van mensen beloven te verlengen. Thiel gelooft niet meer dat informatietechnologie ons een nieuwe economie zal brengen. Integendeel, het internet breekt de bestaande economie juist af. Thiel wil daarom jonge talentvolle mensen aan zich binden nog voordat ze zijn afgestudeerd en met hen een èchte economie bouwen. Bovendien is hij ervan overtuigd dat academische studies geen goede ondernemers opleveren. De beste bedrijfjes in Silicon Valley worden niet meer door hoogleraren opgestart, maar door studenten. In plaats van zijn eigen universiteit te beginnen biedt Thiel getalenteerde studenten een fellowship aan van 100.000 dollar, waardoor zij worden vrijgesteld van collegeroosters en studiepunten en in staat zijn hun persoonlijke droom na te jagen binnen maar ook buiten de universiteit. Dus wel Stanford, maar niet de verplichte collegezalen. Fascinerend.
Tijdens een diner in het woonhuis van Thiel in de Marina van San Francisco ontvouwt zich, aldus Packer, op een avond een gesprek met oude vrienden van PayPal over talent en uitmuntend ondernemerschap. Thiel begint weer een genadeloze analyse. Er zijn, vertelt hij, slechts vier steden in de VS waar getalenteerde jonge mensen naar toe trekken: New York, Washington, Los Angeles en Silicon Valley. Drie daarvan hebben hun glans verloren: Wall Street na de financiële crisis; D.C. na Obama; Hollywood doet het ook niet meer. Dus is er nog maar één plek over: Silicon Valley. Nogmaals onderstreept Thiel dat het hoger onderwijs niet deugt. Hij vergelijkt het met een toernooi met telkens nieuwe rondes. Iedere keer moet de student proberen de beste te zijn. Het zelfvertrouwen krijgt daardoor een geweldige deuk. Hij wil in Silicon Valley een omgeving creëren waarin studenten vrijuit kunnen dromen, alles aanraken, alles beproeven, gewaardeerd worden, keihard kunnen werken, een nieuwe economie uitvinden. Slechts één plek op aarde waar het nog gebeurt. Opmerkelijke gedachte. Is dat niet vreselijk riskant?
Gehoord van Max van den Berg op 30 november 2015:
We spraken over campusvorming in de stad. De Universiteit van Amsterdam, zei Max van den Berg, is een maatschappelijke universiteit, met smaakmakers in de alfawetenschappen. Toen in 1967 professor Enschede een nieuwe campus wilde bouwen in het geplande Almere paste dat in het toenmalige denken over een binnenstad vol kantoren en banken en een universiteit ver buiten de stad, maar daarin maakte Enschede een geweldige vergissing. Als gemeentelijk planoloog begreep Van den Berg ook toen al dat een universiteit in de binnenstad thuishoort. Hoogleraren en studenten zijn onderdeel van het grootstedelijke institutionele complex dat hecht is verankerd in historische binnensteden. Utrecht beging de grote fout door in de weilanden een Uithof te bouwen, in plaats van een campus bij het Centraal Station. Twente, Eindhoven en Rotterdam maakten diezelfde fout. Dat moest Amsterdam beslist niet doen. Gelukkig rees er verzet in de alfa-faculteiten. Rector-magnificus Belinfante kreeg het zwaar te verduren. Het Maagdenhuis werd in 1969 bezet. Maar beta wilde wèl naar buiten. Daarom kocht de UvA grond op het Roeterseiland. Verplaatsing van het ziekenhuis uit de binnenstad bleef nog lang omstreden.
Bij Publieke Werken van de gemeente hadden ze een campus in de oostelijke binnenstad getekend, vlak naast het IJtunneltracé. Maar in alle consternatie besloot het college van bestuur van de UvA dit niet te doen. In plaats daarvan kocht ze overal in de Amsterdamse binnenstad lukraak panden op, waar ze vervolgens collegezalen in propte. Het Maupoleum van Caransa, ooit bedoeld voor textielgroothandels die uit de Anthoniebreestraat moesten vertrekken, was de allergrootste. Van den Berg vond het allemaal maar niets. Voor een campus viel veel te zeggen, maar de universiteit ging er niet op in. Pas veel later besloot ze alsnog een viertal campussen te ontwikkelen, waarvan een in de binnenstad, voor de alfa-faculteit. Als het aan Van den Berg had gelegen waren alle faculteiten dicht bij de IJtunnel gebouwd geweest, al zeker veertig jaar eerder. Vooruitzien grenst aan tragisch. Van den Berg, die van 1963 tot 1986 planoloog was bij de gemeente Amsterdam, overleed op 3 februari 2016. Zijn memoires zullen later dit jaar bij uitgeverij Thoth verschijnen.
Read in De Omslag of 2015:
That’s exactly what we discussed in the masterclass. In New York we studied the universities of Columbia, Cornell-Tech and CUNY, their plans for the future, their campusses, and their business models. We related all the information to the city, to its plans for the future and its policy towards higher education. We visited New York and spoke to many stakeholders, civil servants and professors at the universities. The eighteen participants – all professionals working for cities or universities in the Netherlands – made proposals for each of these three universities. The team on Columbia University developed a concept for a university that is profitable in terms of city building and gentrification, without a negative impact on the neighborhood (West-Harlem). The second team on Cornell-Tech developed a concept for a university that fosters innovation, as a component of a true urban innovation ecosystem (Queens). The third, studying CUNY, developed a concept for a decentralized university that taps on local talent, trying to emancipate young people in the back streets of its city-region. Sure, we heard some neoliberal newspeak, but at the same time we found many opportunities to maximize the profits and enhance positive outcomes of new campus building. Instead of criticizing, we tried to develop new models that will help cities to thrive. For cities, universities and colleges are key!
Seen and heard on 20 October 2015 at Morningside Heights, NYC:
The weather, that day, was excellent. His walk started at the old campus site. Then he took us eastward, to the rim of the heights, showing us West Harlem deep down below. Wonderful view! John Reddick is from Yale, where he studied history of architecture, with Vincent Scully. With his loud voice Mr. Reddick guided us around, told us some great stories on the history of Columbia University and its neigbourhood. The site, in northwest Manhattan, was an empty plateau in 1890. In the beginning the city wanted it to become the site of the Columbian Exposition of 1893, but Chicago won the competition. So the future of the place had to be reconsidered. Columbia University, which moved up from 50th Street and Madison Avenue to 116th Street and Broadway, now forms the centerpiece of Morningside Heights, but the Cathedral of St. John the Divine, Barnard College and Riverside Church were its competitors. At the end of the nineteenth century Columbia was ‘a sleepy little place’, but Seth Low – who would become Mayor of New York City – had a great vision when he took over as the university’s president in 1889. Low didn’t want the Gothic of the traditional Ivy League campus. He wanted Columbia to become a great urban university, in and of the city.
So McKim, Mead & White, Columbia’s architects, adopted an urban Renaissance model for the campus. It was a conscious decision to be different from places like Princeton and Yale. This you can also read in Andrew Dolkart’s ”Morningside Heights: A History of Its Architecture and Development” (Columbia University Press, 1998). Only when the subway was built in 1904, the place became a residential neighborhood. Since then, most of the appartment building have been purchased by Columbia, which needed ever more extension space. So that’s where our sunny walk ended: strolling along Riverside Drive in northern direction, crossing a tall bridge. Deep down below us we had a stunning view on Manhattanville, where Columbia University is building its brand new second campus on a 17 acre-site, costing 6.8 billion US dollars. Welcome to the masterclass New York City, moderated by the Wibaut Chair at the University of Amsterdam, on the future of the city and its universities.
Heard in City Hall, New York, on Monday 19 October 2015:
Last Monday, on the first day of the masterclass NYC in New York, we visited New York City Hall. The masterclass, initiated by the city of Amsterdam, studies the interaction between cities and their universities. Master: Zef Hemel, holder of the Wibaut Chair at the University of Amsterdam. Edith Hsu-Chen, vice-executive director of the City Planning Department, borough of Manhattan, and Edwin Marshall, senior planner, gave useful introductions to the theme from the perspective of the city. The expansion plans of all the universities in New York City on the island of Manhattan, Mrs. Hsu-Chen stressed, are most remarkable, and the city is facilitating all of those plans. The universities are important, a major growth sector and an economy in itself. A decentralized, more evenly distributed pattern is not aimed for. In fact, the city understands that all the universities have their roots in Manhattan, and wish to stay there. That means constant rezoning, because in the costly, densily built environment of Manhattan huge volumes of extra floor space are needed. It can only be served by high rise. But of course there is a tension between new campus developments and daily life in residential neighbourhoods. Take New York University (NYU) on Washington Square, or Columbia University in West-Harlem. They all serve as study material in the masterclass.
On Tuesday we visited Toni Griffin, director of the Max Bond Center on Design of the Just City at the Bernard and Anne Spitzer School of Architecture at the City College of New York. The center is based in Harlem, close to the campus of Columbia. Mrs. Griffin told us about her research on ‘legacy cities’ in the Midwest, mid-Atlantic and Northeast of the United States. Some 48 cities are shrinking because they lose population and/or are economically depressed. Most of them are former industrial cities. Often they lack higher education or have to close down their colleges because of a lack of students. It’s a pattern of young adults leaving their hometown cities for college and not returning after graduation, or encountering obstacles to obtaining the educations needed to be competitive for local jobs. In America’s northeast, Boston and New York are the remaining growth poles, Carnegy Mellon University in Pittsburgh is also doing well, so higher education seems to be crucial in these struggling former industrial urban economies, who are all competing with the dynamic Westcoast and urban South economies. Size and density matter (all the fragmented land of Detroit fits easily in Manhattan), but also quality of the local colleges is critical to their economic future – whether it will be urban growth or decline. Even New York cannot ignore its universities. On the contrary, the city has to stimulate the quality of its higher education system by investing in it on a structural base.
Read in ‘The Urban University and Its Identity’ (1998) of Herman van der Wusten (editor):
Last week the masterclass New York 2015 opened with a lecture of Herman van der Wusten, retired professor political geography at the University of Amsterdam. Van der Wusten referred to a conference he had organized in the ‘90s in Amsterdam on universities and the city. The University of Amsterdam was building new campusses. One of the essays was of Thomas Bender, of New York University. Bender had opened his essay with a citation of Joshua Lederberg, a Stanford University geneticist and Nobel Laureate, who assumed the presidency of Rockefeller University: “New York played a special role in my scientific career. It was, and is, a communication network. New York is a superuniversity.” Over de course of the past few centuries, Lederberg stressed, cities and universities have shared some characteristics: secularity, tolerance, specialisation, concentration, diversity. But what worried him was that universities increasingly have qualities in common with suburbs: with campusses in the fields, near the highways. A suburbanisation of intellect would mean compartmentalisation marked by firmer and less permeable boundaries. “One cannot but fear scholasticism and self-referentiality.”
Bender wrote that universities are best at producing abstract, highly focused, rigorous and internally consistent forms of knowledge, while the city is more likely to produce descriptive, concrete, but also less tightly focused and more immediately useful knowledge. “The academy risks scholasticism, but the culture of the city is vulnerable to the charge of superficiality and crude pragmatism.” Then he turned his attention to suburban Silicon Valley near San Francisco, which he compared to urban Silicon Alley in New York. While the first is more scientific in its activities, Silicon Alley is “an incredibly dense interdisciplinary world of writers, artists and computer freaks, making multimedia CD’s and other interactive creations , some commercial products, some art, which in this post-Andy Warhol era is sometimes difficult to distinguish from a commercial product.” His complaint was that no social scientist at Columbia (picture) or NYU studied health care, poverty, inequality, race relations, education, urban politics. Bender thought it necessary that academic culture is reoriented from the nation to the metropolis. “The world economy and culture, it seems, is increasingly organised by a network of international cities.” Scientists should locate themselves in a glocal perspective. Seventeen years later Van der Wusten quoted Bender. Now everybody agrees. Universities are learning from practical life. They can no longer stay suburban.
Gelezen in The New York Times van 22 maart 2010:
Een tweede casus in de Masterclass Stedenbouw New York 2015 wordt die van New York University. Ook deze Amerikaanse universiteit wil fors uitbreiden, en wel met veertig procent. De campus in Greenwich Village krijgt een nieuwe toren aan Bleecker Street (naast die van I.M.Pei, daterend van 1966) plus drie miljoen square feet vastgoed: collegezalen, studentenkamers en kantoren. Daarnaast wil NYU haar Tech Campus in Brooklyn grondig bij de tijd brengen door de gebouwen geschikt te maken voor interdisciplinair werken. Waarom uitbreiden? Tussen 1991 en 2001 verdrievoudigde het aantal studenten dat op de campus woont; in 2031 zal het totaal aantal studenten zijn gegroeid tot 46.500 (in 2010 was dit 41.000), maar een steeds groter deel komt van buiten New York. Per student heeft N.Y.U. op dit moment minder vierkante meters beschikbaar dan Columbia (240 square feet tegenover 326). “For New York to be a great city, we need N.Y.U. te be a great university,” zei president Sexton van de universiteit. Alle nieuwbouw moet op maximaal 10 minuten lopen plaatsvinden van Washington Square. De buurtbewoners zijn echter fel tegen. Het gebied rond Washington Square achten zij monumentaal; het programma dat de universiteit wil toevoegen staat gelijk aan een extra Empire State Building. Dat willen ze niet. De universiteit wil nu de helft van het programma dicht bij de campus bouwen, de andere helft op afstand. Zal het haar lukken?
Het campus plan NYU 2031 is inmiddels weliswaar door de stad New York geaccepteerd, maar ze werd direct aangevochten door verschillende bewonersorganisaties. In januari 2014 gaf de rechter de bewoners gelijk in hun mening dat de universiteit met haar plan om vier torens te bouwen illegaal drie parken had ingelijfd, waarop de universiteit hoger beroep aantekende. “Look at the design – it’s like something out of a Japanese horror movie,” schreef iemand in The Villager over Hotel Z, de nieuwste toevoeging aan ‘the parade of NYU horribles.’ Op 14 oktober 2014 stelde de rechter de universiteit in het gelijk, maar tussen de bewoners en de universiteit komt het nooit meer goed. Die gaan nu in beroep. Ondertussen bouwen de concurrenten stevig door. “Education is a big business in New York,” zei onlangs Richard Anderson, voorzitter van The New York Building Congress. De komende vijf jaar zal er bijna 10 miljard dollar worden geinvesteerd in deze sector in de stad. Ter vergelijking: in de afgelopen vijf jaar was dit 4,2 miljard. Inderdaad, dat is ‘big business’.
Gelezen in ‘The Urban University and its Identity’ (1998) van Herman van der Wusten (red.):
Mooi artikel van Thomas Bender in de serie over de verhouding tussen de stad en de universiteit, bijeengebracht door Herman van der Wusten, Universiteit van Amsterdam. Ik las het in ‘The Urban University and its Identity’. Bender is historicus aan New York University. Zijn grootste zorg, schrijft hij, is dat de universiteit steeds meer suburbane trekken krijgt, een enclave wordt en zich afzondert van de stad. “Is it why the analysts from the suburban San Francisco Bay Area so easily see no difference between city and university?” Hij ziet er een groot gevaar in. “Both vitality and relevance are at risk.” Stad en universiteit beschouwt hij als natuurlijke partners, vooral sinds we ons steeds meer bewegen naar een kenniseconomie. Zijn kritiek richt zich op de onderzoekers die in hun academische ijver puurheid nastreven, dialoog inruilen voor publicatie, en steeds verder verwijderd raken van alledaagse problemen van mensen. Buiten de universiteit hebben zich tal van denktanks, commerciële bureaus en onderzoekscentra ontwikkeld die dit wel doen. De universiteit heeft niet meer het monopolie op kennis.
Een keer ten goede ziet Bender in een universiteit die weer empirisch onderzoek doet in de eigen stad, niet te beroerd is om de dialoog aan te gaan met de stedelingen, nieuwe multiculturele studentenpopulaties weet aan te trekken, buitenlanders toe te laten, een publieke sfeer te creëren, desnoods te populariseren. “By reorienting academic culture from the nation to the metropolis, and from national cultures to the metropolitan cultures in which universities are deeply implicated, one might thereby acquire important new resources for the making of the pluralised public culture that must be constructed in the coming generation.” Bender, die gelooft dat de wereldeconomie steeds meer georganiseerd is in een netwerk van internationale steden, beschouwt een hecht in de eigen stad ingebedde universiteit als cruciaal voor groei en ontwikkeling. “To effectively enact this role, the university, at least in its metropolitan form, must resist its internal tendency toward suburbanisation.” Diezelfde New York University werkt op dit moment aan een uitbreiding van haar campus, middenin Greenwich Village. Kosten: 6 miljard dollar. De omwonenden zijn tegen. Welkom in de grote stad!
reacties