Gelezen in ‘Grand Hotel Europa’ (2018) van Ilja Leonard Pfeijffer:
Eindelijk ‘Grand Hotel Europa’ van Ilja Pfeijffer gelezen. Pfeijffer vestigt zijn naam als de Nederlandse Dave Eggers. Maar dan wel een Eggers die Mann probeert te overtreffen. Nou, dat is hem niet gelukt. Grand Hotel Europa lijkt verdacht veel op ‘De Toverberg’ (1924) van Thomas Mann, maar is echt niet geschreven na een verwoestende wereldoorlog. Het sanatorium uit de ‘danse macabre’ van bijna duizend pagina’s van de Duitser blijkt door Pfeijffer ingeruild voor een verlopen Italiaans hotel dat door een rijke Chinese ondernemer is opgekocht. Beide vuistdikke romans willen een beeld schetsen van een Europa dat als hoogstaande beschaving alle glans heeft verloren. Trekt bij Mann de hoofdpersoon naar het slagveld van de Eerste Wereldoorlog, bij Pfeijffer vliegt hij naar Abu Dhabi. De ironie ten top. Wat staat er op de achterflap van deze Nederlandse bestseller? “Intussen vat hij (Ilja Pfeijffer, ZH) een fascinatie op voor de mysteries van Grand Hotel Europa en raakt hij steeds meer betrokken bij het wedervaren van de memorabele personages die het bevolken en die uit een eleganter tijdperk lijken te stammen, terwijl de globalisering ook op die schijnbaar in de tijd gestolde plek om zich heen begint te grijpen.” Wat bij Pfeijffer’s roman om zich heen grijpt is het mondiale toerisme. Was het boek twee jaar later geschreven, dan was Grand Hotel Europa met zijn oude, verzwakte inwoners dodelijk geraakt door het coronavirus, dat weet ik zeker.
Het absolute hoogtepunt en keerpunt in de roman is de confrontatie van Pfeijffer met de adembenemende tentoonstelling in zijn door toerisme geplaagde Venetië. ‘Treasures from the Wreck of the Unbelievable’ van Damien Hirst boezemt hem ontzag in en doet hem zelfs tollen. De gigantische tentoonstelling met de door duikers denkbeeldig opgegraven kunstschatten uit een oud schip beschrijft hij met zoveel liefde dat hij zichzelf verraadt: “Zo moet ik schrijven, dacht ik, in de geest van dit machtsvertoon, deze gulheid en dit plezier in het avontuur. Ik moet de klassieke vormen en zucht naar monumentale perfectie niet mijden uit angst om niet modern te lijken, maar de moed hebben om de tijd waarin ik leef te vatten in marmeren zinnen, bronzen woorden en beelden van goud, zilver en jade, en met de beste middelen en materialen uit het verleden een gedenkteken op de richten voor het nu.” Dat had Pfeijffer inderdaad moeten doen en zijn zinnen zijn uit marmer, maar hij was zo in beslag genomen door zijn afkeer van het toerisme dat hij alles vergat. Hij vergat dat hij in een schitterende wereld leeft, op een continent met een zeer hoge beschaving. Hij wil het alleen niet zien. Waarom? Omdat hij de vele mensen op straat verafschuwt en de globalisering, het toerisme met name, haat. En dat terwijl hij oog in oog staat met het werk van een van de grootste kunstenaars op aarde: Damien Hirst. Een Europeaan uit Londen. Uitgerekend in Venetië. In de globalisering wordt Europa inderdaad ‘de tuin van de wereld’. Pfeijffer laat het een van zijn figuranten wel zeggen, maar hij doorgrondt de metafoor zelf niet.
Gelezen in c40.org van 28 maart 2018:
Bron: LessWasteWorld.com
De drijvende eilandenstad Venetië is even groot als de historische binnenstad van Amsterdam: acht vierkante kilometer. Jarenlang worstelde de dogenstad met zijn vuilnis; vooral de dertig miljoen toeristen die Venetië jaarlijks bezoeken gooiden hun afval gewoon op straat of vervuilden de smalle watergangen met hun plastic flessen. Plastic afvalzakken op straat werden aangevreten door zeemeeuwen of ratten. Stadsreiniging kostte in Venetië een fortuin. In oktober 2016 werd hieraan abrupt een einde gemaakt door de gemeente. Vanaf dat moment gold er een nieuw, streng regime. Niemand mag nog langer vuilnis op straat zetten. Dat is een duidelijke en hele zichtbare maatregel. Wie het toch doet krijgt een boete van 159 euro. De vuilnisophaaldienst gaat elke ochtend van huis-tot-huis om afval op te halen; ze belt bij iedereen aan. Wie niet thuis is kan zijn afval naar een inzamelingspunt in de buurt brengen. Dat betreft kleine boten die in de smalle kanalen liggen aangemeerd, het gaat om een dicht netwerk van goed herkenbare plekken. Elke maandag, woensdag en vrijdag zamelen de boten oud papier in; elke dinsdag, donderdag en zaterdag kun je er terecht voor glas. De boten hebben bemanning die scherp toeziet op afvalscheiding. Die bemanning veegt eerst ‘s ochtends vroeg de straten, waardoor de stad proper oogt als de burgers en bezoekers opstaan. Het systeem werkt. Kan het mooier, kan het duidelijker?
In Venetië ontdekte de gemeente dat liefst 90 procent van het lokale afval uit plastic bestaat. Het meeste plastic eindigde jarenlang in het water, verdween ergens achteraf in de kwetsbare lagune. Doordat de troep met de getijden wegspoelde, leek niemand geïnteresseerd in een echte oplossing. Wegspoelen was een eeuwenoud gebruik dat Venetië in de wereld bekend deed staan als een betrekkelijk schone stad. Maar sinds de plastic flessen hun opmars deden, verslechterde de situatie aanzienlijk. Venetianen drinken gemiddeld 151 liter water per jaar uit plastic flessen, dus het probleem van het afvalplastic werd snel zichtbaar. Wat deed de gemeente? Ze noemde haar leidingwater ‘agua veritas’ (eerlijk water) of ‘burgemeesterswater’ en verstrekte duurzame flessen om dit leidingwater in op te vangen. Veel Venetianen zijn sindsdien overgestapt op water dat door de gemeente gratis wordt verstrekt. Veritas is het bedrijf dat niet alleen het afval inzamelt, maar ook het water reinigt en de stad van helder drinkwater voorziet. Meer dan honderd fonteintjes heeft het geplaatst waar inwoners en bezoekers elke dag gezond en veilig drinkwater kunnen tappen. Het gaat om regenwater dat via een ingenieus systeem wordt opgeslagen en gefilterd. Afgelopen najaar viel het me tijdens een bezoek op: Venetië is schoon en iedereen werkt mee aan het schoonhouden van de smalle straatjes, sloppen en stegen. Geen papiertje of plastic tasje verdwijnt er meer in het water. En overal nijvere afvalbootjes.
Gezien op de Architectuur Biënnale van Venetië op 3 oktober 2017:
Bron: NYU Local
Mijn lezing afgelopen week in Venetië ging over ‘Lifeboat Cities’, de wereldwijde opgave om steden te bouwen die als reddingsboten de klimaatverandering kunnen doorstaan, dus steden bedenken waar zoveel mogelijk mensen, dieren en planten straks zullen kunnen overleven. Tijdens mijn rondgang over de Architectuur Biënnale, gewijd aan het thema ‘Freespace’, werd ik na afloop op mijn wenken bediend. De meest potsierlijke en dure reddingsboot die ik zag betrof het plan van de Deense architect Bjarke Ingels voor het eiland Manhattan. In het hoofdgebouw was zelfs een grote zaal aan ‘The Big U’ gewijd. In het midden stond een grote maquette van de zuidelijke helft van het eiland die door een brede beschermende kleurrijke wal was omgeven. Het vriendelijk ogende ingenieurswerk, genaamd ‘Humanhattan’, leek deels dienst te doen als langgerekt park maar bood in werkelijkheid vooral lucratieve nieuwe bouwgrond. Als antwoord op orkaan Sandy toonde het bijna schaamteloos een nieuw verdienmodel: om dit dure deel van de stad tegen het wassende water te beschermen zou er langs de verhoogde randen tegen de klippen op kunnen worden gebouwd. Nieuwe dure gronduitgifte. Zeespiegelrijzing als kans. Je kon de corruptie al ruiken. In Jeff Goodell’s ‘The Water Will Come’ (2017) las ik dat de linkse burgemeester De Blasio denkt dat hiermee vooral de rijken zichzelf beschermen, niet de armen in Queens. En de grote zwakte van New York is het metrostelsel, niet Wall Street.
Arm Venetië, dat in haar eigen biënnale moet toezien hoe de rijkste stad op aarde zich met veel architectonisch aplomb tegen de zeespiegelrijzing denkt te gaan beschermen. En dat in het jaar waarin het eigen MOSE-project dan eindelijk gereed zal komen. Sinds de overstroming van 4 november 1966 werden er al noeste plannen voor de redding van Venetië gemaakt. In 2002 namen de werken eindelijk een aanvang. Er is zestien jaar aan MOSE gebouwd. Pier Vellinga noemde de opblaasbare kleppen in de openingen van de lagune ooit ‘een Ferrari op de zeebodem’. Een paar jaar geleden werd de burgemeester van Venetië en 35 andere mannen opgepakt wegens beschuldiging van corruptie. Er zou voor in totaal 1 miljard euro in hun zakken zijn verdwenen. De kosten van de ingenieurswerken belopen inmiddels al meer dan 7 miljard euro. Nog steeds kampt de lagune met verzilting. Nee, New York kan veel van Venetië leren. Luister niet naar ingenieurs en architecten. Volgens Goodell kampen de plannen voor New York met dezelfde problemen als die voor de Italiaanse lagunestad: veel te duur, corruptiegevoelig, het kost tientallen jaren om ze te bouwen, en tegen de tijd dat ze gereed komen blijkt het zaakje al verouderd. Want Venetië zal uiteindelijk niet door MOSE worden gered. Lees Goodell en huiver. De verwachte zeespiegelrijzing gaat al veel verder dan de 60 centimeter waarop de peperdure ingenieurswerken zijn berekend.
Gezien op de Architectuur Biënnale in Venetië op 3 oktober 2018:
Bron: Inexhibit
Een van de indrukwekkendste installaties tijdens de Architectuur Biënnale Venetië dit jaar vond ik ‘In Plain Sight’ van Diller Scofidio + Renfro, Laura Kurgan en Robert Gerard Pietrusko, te zien in het paviljoen van de Verenigde Staten. Bij de VS gaat het dit jaar om ‘Dimensions of Citizenship’. Afgelopen week bezocht ik op een nazomerse middag in een drogend, bladverliezende Guiardini hun tot nadenken stemmende paviljoen. Samen met Columbia Center for Spatial Research hadden de New Yorkse architecten een video gemaakt die de onhoudbare en oneerlijke toestand in de wereld probeert te vatten. Dit was geen architectuur meer. Ook refereerde de installatie nauwelijks nog aan ‘FreeSpace’ – het zalvende thema van deze biënnale. Op een reusachtig beeldscherm werden in hoog tempo en ondersteund door nare computergeluiden nachtbeelden van NASA-satellieten vertoond die het verschil tussen licht en donker aan het aardoppervlak schoksgewijs analyseerden. In al die verschillen lazen de makers tal van anomalieën op het vlak van energievoorziening, grondstoffenwinning, en toeristische consumptie waarbij bepaalde plaatsen op de aarde evident worden bevoordeeld en andere juist buitengesloten. In beeld komen Peru, Congo, Dominicaanse Republiek, Florida. Zelden kwamen uitsluiting, afscherming en extractie scherper en genadelozer in beeld. Bijna niet te verdragen.
In een recensie in Metropolis van 4 juni 2018 las ik dat de presentatie van de Amerikanen zou zijn blijven steken in het bewust maken van de bezoekers. Dat verbeelden van maatschappelijke kwesties kunnen architecten heel goed. Maar, zo vroeg men zich af, is dit genoeg? “Can architects do more than represent the structures of injustice?” Zelf had ik het idee, zeker na hun presentatie, dat de opzet van de Architectuur Biënnale van Venetië gewoon fundamenteel anders moet. Zoals het nu gaat kan het niet langer. De urgentie is te groot. Landenpaviljoens moeten helemaal worden afgeschaft en het thema moet onverbiddelijker aan de orde komen. Architecten mogen niet langer wegvluchten, esthetiek rechtvaardigt in ieder geval geen grootse biënnale. Wat dat betreft was het Italiaanse paviljoen een eerste aanzet voor iets anders: een reis door een Italië dat door de nationale politiek is verwoest had de curator naar plekken gebracht waar uit kleine initiatieven opnieuw hoop kon worden geput. Maar deze nationale ‘Places of Hope’-aanpak vond ik uiteindelijk toch te soft. En geef toe, het localisme heeft iets treurigs, romantisch en meelijwekkends. Dan maar liever het heftig beukende ‘In Plain Sight’ van de Amerikanen. Hier de link: https://dsrny.com/project/in-plain-sight (video duurt 18 minuten).
Gelezen in ‘City of Fortune’ (2011) van Roger Crowley:
Kun je van de geschiedenis leren? Deze vakantie las ik Roger Crowley’s ‘City of Fortune’. In het jaar 1203 telde Constantinopel (het huidige Istanbul) liefst vierhonderd- tot vijfhonderdduizend inwoners. De stad was daarmee veruit de grootste metropool van de hele Christelijke wereld. Ter vergelijking: Parijs en Venetië telden elk niet meer dan zestigduizend inwoners. "They looked on Constantinopel for a long time because they could scarcely believe there could be such an enormous city in all the world," schreef Villehardouin, die doelde op de kruisvaarders die in 1203 begonnen waren aan de vierde kruisvaart. De kruisridders, die voor de poorten van Constantinopel stonden, waren meest afkomstig uit Frankrijk; ze lieten zich overzetten door zeelieden uit Venetië, op schepen die in Venetië waren gebouwd. Venetië had daarmee commerciële belangen in het slagen van de kruisvaart. Voor Constantinopel zelf waren de West- en Zuid-Europeanen dwergen. De enige andere stad die voor haar inwoners telde was Rome. "The Greeks wanted nothing to do with these western puppet who had promised submission to Rome." Het zou ze flink bezuren. Roger Crowley ziet de slag om Constantinopel als het begin van de opkomst van Venetië als machtige handelsstad.
De ondergang van Venetië laat Crowley samenvallen met de verovering door de Turken van het oostelijke Middellandse Zeegebied. Hier ontmoetten twee imperiale mogendheden elkaar: "the Christian and the Muslim, the sea-going merchant class concerned with trade, the continental warriors whose valuations were counted in land holdings; the impersonal republic that prized liberty, the sultanate that depended on the autocratic whim of a single man." (Dit klinkt actueel, iets als: Europa versus Rusland) Toch is de ondergang van Venetië niet veroorzaakt door de Turkse veroveringen. De werkelijke reden waren de handelsstromen die zich verlegden van de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan en, via de Kaap de Goede Hoop, richting het Verre Oosten. Dankzij scheepskundige innovaties. "All the old trade routes and their burgeoning cities that had flourished since antiquity were suddenly glimpsed as baclwaters – Cairo, the Black Sea, Damascus, Beirut, Baghdad, Smyrna, the ports of the Red Sea and the great cities of the Levant, Constantinopel itself – all these threatened to be cut out from the cycles of world trade by ocean-going galleons." Winnaar bleek Lissabon, dat nu sterk begon te groeien. De historische les is dus: niet veroveringen, maar handel en innovaties zijn beslissend voor welvaart en stedelijke bloei.
Gelezen in ‘Monolith Controversies’ (2014):
Via Mrs. Silvia Gutiérrez’s apartment kwamen we het paviljoen van Chili binnen. Pas later begrepen we dat dit al te menselijke element op de Architectuur Biënnale van Venetië 2014 bedoeld was als proloog op een uiterst boeiend verhaal over een betonnen standaard element, zoals geproduceerd door de KPD fabriek in Quilpué, Chili. De fabriek was door de Sovjets cadeau gedaan aan president Salvador Allende in 1972, bedoeld om de woningnood in het land op radicaal-industriële wijze te lenigen. Het eerste neutrale element, door Allende destijds persoonlijk ondertekend, was na opening van de fabriek trots bij de ingang geplaatst. Niet lang daarna echter viel het socialistische regime en kwam de fabriek in handen van de junta van generaals rond Pinochet die de coup hadden gepleegd. De handtekening hadden deze prompt uit het beton verwijderd, in het gestanste venster een Mariabeeld geplaatst. Later raakte het zoek. Nu stond het technische ding in Venetië, in het arsenaal, als historische getuige van het Modernisme.
Het industriële bouwsysteem van de neutrale betonelementen was in 1931 in Frankrijk ontwikkeld, in de jaren vijftig door de Sovjets gekopieerd, jaren zestig naar Cuba verscheept, om begin ’70 in het Chili van Allende te arriveren. De Rus Boris Groys, die zijn jeugd doorbracht in deze ‘Plattenbau’, beschrijft het fraai in zijn bijdrage aan de catalogus bij de tentoonstelling. Over de architecten die het systeem ontwikkelden noteerde hij: "They conceived the individual apartments as free moving units that could be combined and recombined to build temporary, shifting, changing housing agglomerations – instead of traditional housing." De woningen refereerden bewust aan de ‘flying cities’ van Kazimir Malevich: "The radical break with the historical past was understood as the beginning of travel that had no end." Anders gezegd, met het neutrale industriële bouwsysteem zetten de troonopvolgers van Stalin zich bewust af tegen hun boze voorganger, die steeds pompeuze neoclassicistische architectuur had verordonneerd. Voortaan was iedereen gelijk, sober, onbelast door het verleden, ieders behoefte bevredigd. Refereren aan de avantgarde mocht weer. In deze tijd waarin we diversiteit en individuele expressie vieren als het grootste goed een onbegrijpelijke esthetiek. Groys: "There can be no doubt about it: every utopian, radical taste is a taste for the ascetic, uniform, monotonous, gray and boring."
Gezien in Venetië op 1 augustus 2014:
Curator Rem Koolhaas had de samenstellers van de inzendingen van de landenpaviljoens voor de Internationale Architectuur Biënnale Venetië 2014 gevraagd terug te blikken op honderd jaar Modernisme in hun eigen land. Een bijzondere inzending bleek die van Peru. Het Zuid-Amerikaanse land toonde vijf naoorlogse uitbreidingen van de hoofdstad Lima, alle een reactie op de snelle en ongecontroleerde groei van sloppenwijken die begon in de jaren veertig. De architecten hadden de nieuwkomers een eenvoudige en rationele plattegrond aangeboden, waarop de zelfbouwers vervolgens hun eigen woning konden realiseren. “The research presented in this exhibition reveals that Peruvian Modernity is the encounter of a rationally systematized spatial organization with a spontaneously squatted and self-built architecture.” De oudste nederzetting was die van de Ciudad de Dios uit 1955, de nieuwste het Huaycan Programma uit 1984. De laatste was het initiatief van burgemeester Alfonso Barrantes, die met lede ogen had moeten toezien hoe het nationale verstedelijkingsprogramma van president Belaunde in de crisisjaren op de klippen liep. De president probeerde de ontwikkeling van sloppenwijken tegen te gaan en in plaats daarvan keurige woonwijken te bouwen. Het alternatief van Barrantes – Proyecto Especial de Huanycan – bestond uit een participatief ontwerpproces dat op een nieuwe, snelle en effectieve manier duizenden mensen uitzicht bood op goedkope woningen (24.000 in totaal) in een ravijn van 462 hectare.
Peru neemt met zijn ‘In/Formal’ duidelijk stelling in een omgeving die er trouwens helemaal niet om vraagt. Koolhaas is alleen geïnteresseerd in architectuur, niet in steden. Lima is in korte tijd uitgegroeid tot een metropool van meer dan zeven miljoen inwoners. Daar kwam geen Le Corbusier of machtige bouwindustrie aan te pas. Lima laat zien dat het anders kan. Niet de architectuur staat er voorop, maar de mensen. Niet de commercie, maar zelforganisatie. Niet het resultaat, maar het proces. “It reassesses this unique encounter of the bottom-up and top-down processes, and poses the question of how architecture and society will build the city during the next century.” Hoe gaan wij in de 21ste eeuw onze steden bouwen? Nog altijd met architecten, maar zij dienen nu de mensen. Ik moest denken aan oud-wethouder Adri Duivesteijn, die na een studiereis door Peru al vroeg tot inzicht was gekomen en die dit idee van zelforganisatie tijdens zijn wethouderschap in Almere in praktijk heeft proberen te brengen. “Het maakt de stad diverser, kleurrijker, interessanter en persoonlijker,” schreef hij in november 2013. Architect Carel Weeber noemde dergelijke zelfbouwwijken in 1998 ‘versteende tentenkampen’.
Gezien in Venetië op 2 augustus 2014:
We sliepen op een camping op de noordelijke punt van het Lido. Elke morgen en avond passeerden daar enorme cruiseschepen, waarvan sommige meer dan 40.000 ton wegen; het was een belachelijk gezicht, ze schampten ons bijna letterlijk. In Venetië zelf is het zo mogelijk nog ridiculer: de varende monsters maken van het Unesco-monument ronduit een farce. Vanaf november dit jaar komt daar een einde aan. Dat althans heeft de Italiaanse regering onder druk van de bevolking van Venetië besloten. In 2012 sprongen woedende bewoners en sympathisanten in het water om de schepen de doorvaart door het Giudecca-kanaal te verhinderen. Maar de burgemeester van Venetië is niet blij met het regeringsbesluit en ook de cruise-industrie wil het niet. Die laatste is een rechtszaak tegen de staat begonnen. Ondertussen zijn ook de milieu-activisten allerminst tevreden, want het compromis dat de regering met de sector heeft gesloten behelst onder meer het graven van een diepe geul door de lagune om de kolossale schepen om te leiden. Dat zou opnieuw een verstoring van de toch al kwetsbare ecologie van Venetië betekenen. Niemand blij, iedereen boos.
Waar gaat het om? Elk jaar bezoeken zo’n 650 cruiseschepen Venetië (ter vergelijking: in Amsterdam gaat het om 200 schepen). Ze komen ‘s ochtends vroeg en vertrekken ‘s avonds laat. Elk schip stoot evenveel uitlaatgassen uit als een wagenpark van 15.000 auto’s. De groei van de sector is enorm. Bezochten in 1991 nog circa 200.000 cruisepassagiers de amper 60.000 inwoners tellende Dogenstad, tegenwoordig zijn dat er 1,8 miljoen. De schepen worden ook steeds groter. De gemeente – vreemd genoeg – wordt er niet wijzer van, want de passagiers overnachten er niet en maken ook nauwelijks gebruik van de voorzieningen. Alleen het havenbedrijf strijkt de winst op. Vandaar dat de burgemeester niet blij is met de besluitvorming, die over zijn hoofd is genomen tussen de staat en de sector en die alleen relatief goedkope nautische oplossingen biedt. Een echte oplossing zou bijvoorbeeld zijn: een nieuwe cruiseterminal, op veilige afstand van de lagune. Maar dat is te duur. Ondertussen heeft het World Monuments Fund besloten om Venetië op de lijst van bedreigd erfgoed te plaatsen, samen met Timboektoe en een aantal monumenten in Syrië.
Gezien in Venetië op 31 juli 2014:
De Nederlandse architect Rem Koolhaas (70) is de curator van de Internationale Architectuur Biënnale van Venetië 2014. Thema: ‘fundamentals’. In plaats van toparchitectuur, toont Koolhaas achttien elementen die architectuur sinds mensenheugenis bepalen: de vloer, het dak, de muur, de corridor, het balkon, de wc, de lift, het raam, de trap, de hellingbaan, de haard, enzovoort. Zijn stelling is dat elk van deze elementen een historische ontwikkeling heeft doorgemaakt die in de afgelopen honderd jaar door het Modernisme zodanig zijn gestroomlijnd dat ze nu vooral langs lijnen van veiligheid en comfort industrieel worden vormgegeven. De volgende stap laat zich raden: de architectuur van de toekomst zal nog steeds door al deze elementen worden bepaald. Zijn tentoonstelling – verwijzend naar Siegfried Giedion’s ‘Mechanisation Takes Command’ (1945) – ervoer ik als een regelrechte IKEA; per type liggen de bouwelementen in de ruimte helder geordend, als consumptieartikelen in schappen uitgestald. Maar waar is de architectuur gebleven? Sterarchitecten ontbreken in deze tentoonstelling. Voor hen lijkt deze biënnale een regelrechte affront. Ik zag ze dan ook niet, de architecten, deze zomer. Hun rol lijkt uitgespeeld. In die zin is het een dappere biënnale.
Met de architecten zijn echter ook de mensen van het toneel verdwenen. Van iets maatschappelijks in deze biënnale zie ik geen enkel spoor. Ook het thema duurzaamheid ontbreekt totaal. Maatschappelijke thema’s, ze zijn aan Koolhaas kennelijk niet besteed. Nu het crisis is, trekt de architect zich terug op eigen terrein. Uiteraard, ook dat is een statement. In zijn scan van het hedendaagse Italië, in het Arsenaal, zag ik meer dan genoeg aanleiding om als architect een maatschappelijke positie te betrekken. Zeker als de zorgelijke toestand in Italië model staat voor de situatie waarin wij volgens de curator allen verkeren – in verval, met onwaarschijnlijk veel architecten, nog altijd met potentie, maar bovenal met een wankel democratisch bestuur. Echter, Koolhaas laat het na. Ik zag een biënnale vol bouwmaterialen en ik moest denken aan de uitspraak van Juan Clos, voorzitter van UN-Habitat: nooit eerder was het zo goedkoop om te bouwen. Afschrijvingstermijnen voor vastgoed naderen het nulpunt. Voor weinig geld kunnen we in vijf jaar tijd hele steden uit de grond trekken, om ze na tien jaar weer kosteloos op te ruimen of te laten vervallen. De installatie van Wolfgang Tillmann – ‘Elements of Architecture’ – maakte dit afdoende duidelijk. Waar is schoonheid? Waarom erfgoed beschermen? Na het bezoek aan ‘Monditalia’ verliet ik gedesillusioneerd het biënnaleterrein.
Gezien in Venetië op 8 augustus 2013:
In het Spaanse paviljoen op de kunstbiënnale van Venetië is …. het Spaanse paviljoen te zien, nu als afval, keurig gescheiden: steengruis op steengruis, glas op glas, hout op hout, staal op staal. Van elk bouwmateriaal is een berg gevormd; in elke ruimte van het paviljoen treft men de afvalhopen aan. Bezoekers kunnen tussen het puin doorlopen. Zo ervaart men tweemaal hetzelfde Spaanse paviljoen. Naast dit kunstwerk van Lara Almarcegui over vergankelijkheid biedt directeur Octavio Zaya een boekwerkje aan de bezoekers waarvan ik een exemplaar gretig mee naar huis nam. ‘A Guide to Sacca San Mattia, the Abandoned Island of Murano, Venice’ beschrijft een onderzoek naar het leven en lot van het kunstmatige eilandje Sacca San Mattia vanaf het begin tot het heden. Jarenlang is hier puin gestort, afkomstig van Venetië. Doordat het beheer over het eiland in handen was gegeven aan de koepel van lokale bouwbedrijven speelden hier in 1997 allerlei gifschandalen: giftige stoffen bleken gestort – asbest, cadmium, nylon, verfstoffen, bitumen, arsenicum –, dikwijls afkomstig van de plaatselijke glasindustrie, stoffen die ronduit gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. In 2012, zes jaar nadat schoon schip was gemaakt, werd besloten de vuilstortplaats definitief te sluiten.
Lara Almarcegu bestudeerde alle plannen die voor het eiland waren gemaakt. Erop bouwen werd door de autoriteiten uitgesloten. Daarop besloten de ontwerpers dat het een park moest worden. Hun vaktijdschrift 2G schreef prompt een prijsvraag uit voor een Venice Lagoon Park in 2007. Het resultaat waren regionale ontwerpen waarin de eenheid van de gehele Venetiaanse lagune door middel van groen zou worden hersteld. De ontwerpen waren vooral een reactie op grootschalige spoorplannen van de autoriteiten, die met regionale spoortunnels hoopten de economie van groot-Venetië aan te jagen; Murano, waarvan Sacca San Mattia een onderdeel vormt, moest op dit kostbare railnet worden aangesloten. In 2011 werden alle plannen door het bestuur geschrapt. In plaats daarvan besloot men tot een open planproces. Uit een serie rondetafelgesprekken met de belangrijkste stakeholders en met meer dan honderd inwoners van Murano kwamen veel alternatieve voorstellen: over hoe om te gaan met de vervuiling, hoe energie op te wekken uit zonnepanelen; er werd de bouw van een handelsmarkt op Sacca San Mattia bepleit voor alle producten die op Murano worden gemaakt, de glasbedrijven bleken uit het centrum van Murano te willen vertrekken en de bewoners wilden de vrijkomende historische gebouwen met creatieve bedrijfjes en wonen invullen. Spoortunnels noch parken werden door enige partij genoemd. Op dit moment wordt gezocht naar financiering. De kunstenaar registreert het. “This guide is both an invitation to know Sacca San Mattia before it is developed and a look at some of the possible plans for its future development.” Mooi.
reacties