Gelezen in ‘Overbooked’ (2013) van Elizabeth Becker:
Eerder al schreef ik over het boek van de Amerikaanse journalist Elizabeth Becker over het verschijnsel van ‘overtoerisme’. Deel vijf in ‘Overbooked. The Exploding Business of Travel and Tourism’ gaat over de twee wereldmachten: ‘The New Giant’ en ‘The Old Giant’. Met de eerste wordt China bedoeld, met de tweede de Verenigde Staten van Amerika. Wat China betreft schrijft Becker dat het immense land een toerismesector kent die door de communistische regering tot grote hoogte wordt opgestuwd. Peking voert niet alleen een actieve industrie-, innovatie- en technologiepolitiek, maar ook een krachtige toeristische politiek. De grote doorbraak kwam met de organisatie van de Olympische Spelen in de Chinese hoofdstad in 2008. “This was China’s coming-out party.” De vier miljard mensen die de spelen destijds zagen, werden moeiteloos rijp gemaakt voor een bezoek aan het onbekende wereldrijk. De kosten – 40 miljard dollar – die in de organisatie waren gestoken, waren het alleszins waard. Tiananmen Square was snel vergeten. Sindsdien spenderen buitenlandse gasten in China niet minder dan 45 miljard dollar per jaar. En dan was er de Wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010. Kosten: 55 miljard dollar (aan het metronet van de Chinese havenstad werd 45 miljard dollar uitgegeven). Er kwam 73 miljoen mensen op af. Het jaar daarop startte de bouw van Disneyland Shanghai. Sindsdien is het Chinese toerisme aan een onstuitbare opmars bezig. Becker: “It is hard to fathom how much of the future of the world’s tourism industry is in the hands of the Chinese.”
Het contrast met ‘The Old Giant’ kan niet groter. Washington doet niets om de toerismesector in de Verenigde Staten te bevorderen. Integendeel. Niet alleen heeft de Amerikaanse regering altijd centrale planning afgewezen, vakantiedagen krijgt de Amerikaanse werknemer domweg niet. Wie zo hard moet werken, heeft geen tijd voor vakantie vieren. Voor buitenlanders werd na September 11, 2001 het vliegen op de VS bovendien bijzonder lastig gemaakt. Visa zijn nodig, wachttijden op de luchthaven zijn steevast lang. Eerder al, in 1996, trokken de VS zich terug uit de toeristische organisatie van de Verenigde Naties. En Las Vegas? De gokstad in Nevada werd de afgelopen jaren weggedrukt door Macao en Singapore, die zich zeer succesvol op het goktoerisme stortten. De stad moest zich aanpassen. Daar draait het nu om congressen en seminars. Liefst 19.000 congressen leveren de stad inmiddels 6,3 miljard dollar op, jaarlijks. Er zouden meer mensen naar Vegas gaan dan naar Mekka. En op Hawaii biedt de toerismesector tegen de defensie-industrie op; beide zijn goed voor 1 miljard dollar inkomsten elk jaar. Het probleem is daar minder gebrek aan steun vanuit Washington. Toerisme wordt er bedreigd door een hele snelle zeespiegelstijging. Gekke wereld. Alles verandert zo snel.
Gelezen in The New York Times van 30 december 2017:
In zijn column van 30 december 2017 in The New York Times keerde de econoom Paul Krugman, winnaar van de Nobelprijs economie in 2008, nog één keer terug naar zijn oude liefde: de economische geografie. Aanleiding was een artikel van Emily Badger over megasteden die eigenlijk geen kleine steden meer nodig zouden hebben. In ‘The Gambler’s Ruin of Small Cities (Wonkish)’ onderschrijft hij de analyse van Badger. Ooit fungeerden kleine steden als verzorgingskernen op een uitgestrekt platteland. Echter, sinds de landbouw als dominante economische sector is verdwenen zijn ze overbodig geworden en proberen ze te overleven. Sommige slagen erin industrie aan te trekken, andere lukt het een onderwijsinstelling of ziekenhuis naar zich toe te halen. Maar hun lokale economie blijft te specialistisch, wordt zelden divers genoeg om als zelfstandige kern op termijn te overleven. “Some localized industries created fertile ground for new industries to replace them; others presumably became dead ends. And while a big, diversified city can afford a lot of dead ends, a smaller city can’t. Some small cities got lucky repeatedly, and grew big. Others didn’t; and when a city starts out fairly small and specialized, over a long period there will be a substantial chance that it will lose enough coin flips that it effectively loses any reason to exist.” Na verloop van tijd leggen de meeste kleine steden dus het loodje. Welke dat zijn is toeval. Grote steden daarentegen zijn voldoende divers en groeien gewoon door.
Krugman begrijpt goed dat overheden bijspringen en proberen de kleine steden te redden met allerlei stimuleringsmaatregelen, subsidies en cadeautjes. Je laat ze niet imploderen. Maar dat bijspringen kost geld – geld dat wordt onttrokken aan de grote steden. “There are arguably social costs involved in letting small cities implode, so that there’s a case for regional development policies that try to preserve their viability. But it’s going to be an uphill struggle.” Uiteindelijk zullen de meeste kleintjes het toch niet redden. Hij wijst erop dat dit verdwijnen van kleine steden niets te maken heeft met globalisering. China is niet de schuldige en ook de megasteden treft geen blaam. “In the modern economy, which has cut loose from the land, any particular small city exists only because of historical contingency that sooner or later loses its relevance.” Dat verlies van relevantie geldt niet alleen voor steden in het Amerikaanse Midden-Westen, maar ook voor de vele ‘middelgrote’ Nederlandse steden. In Nederland springt de overheid overal bij. Ondertussen groeien de grote steden in het westen des lands gewoon door.
Gelezen in Het Parool van 28 november 2016:
Was het een grap? Vorige week maandag kopte Het Parool: “Minister Schultz: ‘Heel veel ruimte voor meer asfalt’.” De Minister van Infrastructuur, Melanie Schultz van Haegen (VVD) werd door de Amsterdamse krant aan de tand gevoeld over de files. Ze groeien weer, en hoe. Vooral rond de hoofdstad is de situatie hopeloos. En wat zegt de minister? “De wegen zijn op onze landkaarten breed ingetekend. Maar maak eens een helikoptervlucht en je zult zien dat er nog heel veel ruimte is voor meer asfalt.” Maar, vraagt de journalist, bent u niet bezig met een onmogelijke missie? De minister: “Ga eens naar een grote stad in een ander land: Iran, China of Indonesië. Nergens verloopt het verkeer zo soepel als hier. We kunnen files oplossen, juist omdat we geen enorme metropolen hebben en relatief veel, goed onderhouden wegen.” Laat het tot u doordringen: in plaats van een metropool te bouwen kiest deze minister van Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening voor meer asfalt tussen de steden. Volgens haar is er ruimte genoeg. Ruimte genoeg voor wegen, niet voor grotere steden. Natuurlijk is het verkiezingsretoriek, dat begrijp ik ook wel. Het zou grappig zijn geweest als het niet ernstig was. Om de files de baas te worden en beter openbaar vervoer te krijgen moeten we juist een metropool bouwen. Maar dat is kennelijk niet de agenda van Den Haag zo vlak voor de verkiezingen en na ‘Het jaar van de ruimte’.
De provocatie van de minister kan ook anders gelezen worden. De recente verkiezingen in de Verenigde Staten analyserend beseffen politici overal ter wereld dat hun kiezers meer infrastructuur willen. Donald Trump werd ermee gekozen. Trump kopieerde Xi Jinping. Diens ‘Chinese droom’ omvat, naast honderd nieuwe vliegvelden en nog meer hogesnelheidstreinen, de bouw van een Nieuwe Zijderoute naar Europa en Afrika. Poetin wil hetzelfde in Rusland. Erdogan in Turkije belooft grote binnenlandse infrastructurele werken om de stukgelopen economie weer aan de praat te krijgen. Theresa May wil overhaast een knoop doorhakken en een derde landingsbaan op Heathrow aanleggen. Het Chinese model van het staatskapitalisme met zijn nadruk op mega-infrastructuur is bezig aan een snelle opmars in de wereld. Met het succes van Trump in het achterhoofd lijkt de vertrekkende Nederlandse minister van Infrastructuur nu ook mee te willen blazen in het koor van sterke wereldleiders. Nog meer asfalt belooft ze om de financiële crisis het hoofd te bieden. Welkom in de grote depressie van de jaren dertig. Sterke staten beloofden ons toen veel banen door nieuwe infrastructuur aan te leggen en het hele land te ontsluiten. Om dat allemaal te betalen molken ze de steden uit. We kwamen terecht in een wereldoorlog. Teveel infrastructuur werkt niet. Je moet juist grote steden bouwen. Staten begrijpen steden niet.
Gelezen in The Economist van 7 februari 2015:
Twee artikelen in hetzelfde nummer van The Economist. Het ene over Frankrijk, het andere over de Verenigde Staten. Beide artikelen over immigranten en grote steden. In Frankrijk worden ze als een probleem gezien, in de Verenigde Staten als een oplossing. Zo brandmerkt de Franse regering de 50 tot 100 ghetto-achtige buitenwijken in Franse steden waar moslim-migranten geconcentreerd leven als probleemgebieden. Premier Manuel Valls sprak zelfs van een ‘apartheidsvraagstuk’ dat zou aanzetten tot extremisme, criminaliteit en radicaal islamisme. Sinds 2005, toen de rellen in de Franse banlieus begonnen, is er door de regering al 400 miljoen euro gestoken in renovatie en stedelijke herstructurering. Helpen doet het niet. Frankrijk levert de meeste jihadis aan Syrië en Irak (nu al zo’n 1400), al levert België per hoofd van de bevolking nog meer jonge strijders. “Prison seems to be a particularly efficient incubator.” Kortom, de diagnose en ook de reactie van de Franse regering lijken een verkeerde.
In de Verenigde Staten wordt immigratie juist als een oplossing gezien. In ‘Rolling out the welcome mat’ staan Amerikaanse steden centraal die in de afgelopen jaren een eigen migratiebeleid ontwikkelden. Baltimore trekt Spaanstalige aan uit New York. Haar burgemeester, Stephanie Rawlings-Blake, wil van Baltimore zelfs de meest immigrantvriendelijke stad ter wereld maken. Ook andere Rustbelt-steden zoals Cleveland en Philadelphia verstrekken tegenwoordig stedelijke visa aan migranten die naar hun stad toe komen. Waarom? “Several studies suggest that when immigrants arrive, crime goes down, schools improve and shops open up.” Eenvoudig is het niet, want ook migranten willen veilige buurten, goede scholen en kans op werk. Detroit trekt migranten aan, maar verliest ze ook weer. Baltimore lukt het wel. En hoe. Tussen 2000 en 2013 groeide de immigratie met 50 procent. “In places like Highlandtown, which bustles with Ethiopian, Moroccan and Mexican restaurants, that has started a cycle of gentrification, as affluent young whites have been lured by the new urban vibe.” Kortom, in Europa ziet men het verkeerd, regeringen kunnen het sowieso niet, laat steden dus hun eigen visa verstrekken. laat buurten gewoon verkleuren en vier de gentrificatie, op gang gebracht door de nieuwkomers! Omarm de migranten. In Europa onbespreekbaar. Een taboe.
Gelezen in The Atlantic van 21 juli 2011:
Verrassend nieuw vergelijkend onderzoek van Richard Florida verscheen deze week in The Atlantic. In ‘If U.S. Cities Were Countries, How Would They Rank?’ vergelijkt de Canadese econoom de omvang van economieën van Amerikaanse steden met economieën van natie-staten elders in de wereld. Het is een lesje in nederigheid voor landen die denken dat zij iets voorstellen. Zo blijkt de economie van Boston even groot als die van Denemarken; de economie van New York is zo groot als die van Canada. De economie van Atlanta is even omvangrijk als die van Colombia en die van Dallas blijkt even groot als die van Argentinië. De economie van Chicago heeft de omvang van die van Zwitserland, die van Philadelphia die van Zuid-Afrika en de economie van Houston is even groot als die van Oostenrijk.
Wilt u nog meer weten? De economie van Los Angeles is even groot als die van Nederland. Dus waarom zou de Amerikaanse president de Nederlandse premier willen ontvangen? De burgemeester van LA zou daar eerder voor in aanmerking komen. En het werpt ook een nieuw licht op de kandidatuur van Amsterdam of Rotterdam voor de Olympische Spelen van 2028: deze steden hebben de economie van het hele land nodig om zich met Los Angeles, Londen of Peking te meten. Steden zijn dikwijls belangrijker dan staten, maar niet altijd. Hun politieke invloed in de wereld zou veel groter moeten zijn.
Gelezen op Citiwire.net op 7 november 2010:
Shaun Donovan is de veelbelovende staatssecretaris van Housing and Urban Development in de regering Obama. Hij heeft een compleet nieuwe benadering gekozen voor het verdelen van federaal geld over de verschillende stedelijke regio’s in de USA. Het gaat om geld voor stadsontwikkeling, transport en milieubeheer, alles geïntegreerd; de ministeries van Landbouw en Energie kijken geïnteresseerd toe – want alle betrokkenen heeft hij rond de tafel gebracht. De opdracht: winnaars selecteren rond een zeer competitief subsidieprogramma, getiteld ‘’Partnership for Sustainable Communities’. Afgelopen oktober werd op deze manier 409,5 miljoen dollar toegewezen aan enige tientallen steden, geselecteerd uit meer dan duizend aanvragen. “The new approach, says Housing and Urban Development Secretary Shaun Donovan, is “bottom-up,” tapping insight and innovation from the field, rather than the old Washington playbook of dictating how communities invest their grants.” Substantieel veel geld gaat naar kleinere steden die historisch erfgoed willen opknappen, openbaar vervoer willen aanbieden en kleine verbeteringen willen aanbrengen in de stedelijke textuur. Shelley Poticha is de verantwoordelijke projectleider van het programma. Zij werkt met benchmarks, scorelijsten, allerlei innovatieve en dynamische meetinstrumenten. Verantwoording moet, maar graag achteraf en niet bureaucratisch. “The big hope, Poticha adds, is “to help cities and regions be strategic — helping them come out of the recession with resilient game plans.” And to “allow local officials,” says Donald Borut, executive director of the National League of Cities, “to help define federal policy in a way we rarely see.”
Dat klinkt heel wat sympathieker dan onze zware MKBA’s (Maatschappelijke Kosten en Baten Analyses) en MIRT-systematieken. Laten we hopen dat de nieuwe departementen van I&M en BZK en ELI straks ook rond de tafel gaan zitten en iets spannends, leuks en dynamisch gaan verzinnen als deze Partnership for Sustainable Communities. En dat wij straks, net als Neil Pearce kunnen zeggen: “ a window to a more responsive, pro-town, pro-city, pro-region federal government, has been opened. Let’s hope neither old-fashioned pork barrel practices, nor the bitterly negative politics of these times, slam it shut.”
Gelezen in ‘’State of Metropolitan America’’ (9 mei 2010) van Brookings, Washington DC:
Van Jacobine de Zwaan, met wie ik over The Urban Age-bijeenkomst in Istanbul sprak, ontving ik de ‘’State of Metropolitan America’’ ter inspiratie. Het betreft een Census van het Brookings Institute in Washington DC die de subtitel draagt van ‘’On the Front Lines of Demographic Transformation’. De Census, 168 bladzijden lang, speurt naar de veranderingen in de demografische opbouw van Amerika in de afgelopen tien jaar voor de honderd grootste Amerikaanse metropolen. Daar leeft tweederde van de bevolking, en driekwart van de productie vindt daar plaats. De afgelopen tien jaar groeiden deze steden met in totaal 28 miljoen inwoners. Zoals we weten groeit de bevolking van de Verenigde Staten erg snel. Inmiddels is de grens van de 300 miljoen gepasseerd. 83 procent van die groei kwam voor rekening van niet-blanken. Op dit moment stromen vooral Afrikanen binnen. De verschillen tussen de bevolkingsgroepen nemen toe: naar inkomen, opleiding, ras, etcetera. De meeste arme niet-blanken wonen tegenwoordig in suburbane gebieden, hun aantal groeide daar vijf keer zo snel als die van de blanke bevolking. De verschillen binnen en tussen de metropolen nemen toe. Je kunt niet meer spreken van de Sun Belt of de Rust Belt. Wel loopt er een hele duidelijke scheidslijn tussen de metropolen ten westen van de Mississippi die sterk groeien in bevolking, diversiteit en onderwijsniveau, en de oude industriële steden rond de Great Lakes. Groeiers zijn metropolen in Texas, Colorado, Arizona, New Mexico, Californië en Washington. In het noordoosten daarentegen bevinden zich de metropolen die vergrijzen en krimpen, met lage opleidingsniveaus. “The report suggests that future political conflicts may well develop along the lines of demarcation between the growth areas and those lagging in population.” Maar ook is er een politieke spanning groeiende tussen de verouderende bevolking in de suburbane gebieden (70 procent van de Amerikaanse bevolking!) en de jonge, instromende klasse in deze gebieden. Waar ooit gezinnen gedijden, ontstaat nu tweespalt. De verschillen, kortom, nemen sterk toe.
De Verenigde Staten kennen we als een voorloper. Nederland blijkt steevast een milde, iets verlate variant van het Amerikaanse patroon. Echter, in Europa, anders dan in de Verenigde Staten, groeit de bevolking niet meer, ze krimpt. “"Our competitors in Europe and Asia are either growing slowly, as in Japan or China, or actually declining, as in Germany and Russia.” Brookings noemt in dat verband de Amerikaanse situatie hoopvol. Maar voor Europa en Nederland ziet het beeld er minder rooskleurig uit. Ondertussen nemen ook bij ons de spanningen toe als gevolg van groeiende verschillen. Bij ons ligt in het verschiet hetzelfde fenomeen als wat zich nu in Amerika openbaart: er komt spanning in de suburbane gebieden.
Gelezen in Next American City van 5 januari 2010:
Diana Lind is hoofdredacteur van Next American City, een uiterst professioneel blad dat vier maal per jaar verschijnt, tevens website over Amerikaanse steden. "Next American City is based out of Philadelphia but is distributed nationally and covers cities, sustainable development, architecture, politics, art, and everything in between." Je blijft uitstekend op de hoogte van het wel en wee van de Amerikaanse steden door hun website regelmatig te bezoeken. ‘City Journal’ van het NICIS en het blad ‘Vitale Stad’ zouden hier wat van kunnen leren. Lind blikte onlangs terug op 2009 en, nog belangrijker, ze blikte vooruit naar 2010. "So what will 2010 bring for cities?" Ik citeer:
1. Well I guess as per my notes above: it’s the continued comeback of post-industrial cities. They don’t even have to be post-industrial, per se. Things like the Jackson Community Design Center in Mississippi, or Urban Biofilter in Oakland. When there’s little to lose, plus a spirit of adventure or experimentation, innovation is sure to follow.
2. Fewer megaprojects, more megaparks. A project that has long intrigued me and will be covered in the magazine in the summer of 2010 is the The Park in Dallas. What’s so special about it? It’s 5.2 acres on top of a freeway! Calling St. Louis! Calling Milwaukee! And really any other city with a highway that separates its city. In fact, why is Philadelphia’s Wallace Robert and Todd helping with a 21st-century park in Louisville instead of grassing over 1-95?
3. More online applications respond to social issues. For a long time blogs, iPhone apps and GIS-related programs have really focused on the built environment — they’ve shown how fast you can get through a city using public transit, they tell you where the nearest coffee shop is. But they’re not that good at helping solve more complex social issues. Where’s the anti-poverty app? Don’t laugh — we might see it in 2010. Programs like Envisioning Development, launched by the Center for Urban Pedagogy; Heatwatch a facet of SeeClickFix; and Foreclosure Response are three favorite examples of how the web is particularly useful as a tool for educating the public and government about these challenges.
4. The urbanism field grows more crowded. I’ve been in my job for about 20 months and in this time I’ve been astonished by how many urbanism programs and projects have sprouted up. Who would have thought that a magazine called GOOD, “for people who give a damn,” would now boast that one of their main areas of focus is on cities? That an online art rag, Triple Canopy, would devote two of its issues to urbanisms? Even a trendwatching company says “urbany” is the new thing. It will be very interesting to see how we all mete out our space.
5. New urbanism role models. A Next American Vanguard recently penned a book called Real Role Models: Successful African Americans Beyond Pop Culture, which got me thinking about the kinds of people we, as a society admire. Are our defaults for icons and heros changing? Houston elected an openly gay woman as mayor — not your typical role model. Meanwhile Obama dismissed Van Jones as soon as he was collateral — are phenoms out? Although I mentioned a few brave urban thinkers a few months back, I think it’s fair to say that the field of urbanist heroes in 2010 is wide open.
Gelezen op Citistates.com op 21 februari 2009:
Mark Muro van het Brookings Instituut maakt zich zorgen over de verdeling van de 787 miljard dollar die de regering-Obama gaat investeren om daarmee de dramatische gevolgen van de kredietcrisis voor de Amerikaanse economie te bestrijden. Dat immense bedrag gaat niet naar de metropoolregio’s, maar naar de staten. Die zullen uiteindelijk over de besteding van de investeringspakketten gaan beslissen. Het Amerikaanse Congres was namelijk bang dat als de steden het geld rechtstreeks zouden krijgen, een eindeloos gedoe zou ontstaan. Ongecontroleerd en richtingloos, was hun angst. Maar, aldus Muro, het valt nu te betwijfelen dat het geld terechtkomt waar het het grootste economische effect zal hebben, namelijk in de grote steden. Die nemen immers veruit het grootste deel van het Bruto Binnenlands Product voor hun rekening.
Muro ziet echter een lichtpuntje. De grote steden steken op dit moment de koppen bij elkaar en maken zich sterk voor een gecoordineerde actie richting de staten. Hij schrijft: "OK, you’ve heard the litany–that stimulus flows will be too disconnected, frittered away. But what if the prevailing wisdom is wrong? What if 20 years of emerging metropolitan consciousness and capacity in Sacramento and Denver and Kansas City and Chicago and Charlotte mean that the package evokes surprising successes on the part of savvy region-minded leaders? What if they’re able to pull this sprawling shower of separate funding flows together into cohesive recovery and infrastructure packages that truly lift the metropolitan hubs?"
Kortom, er is werk aan de winkel voor de grote steden in Amerika. Dit is een testcase. De griote vraag is of de stedelijke regio’s intern voldoende cohesie vertonen voor een dergelijke gecoördineerde actie. En of de staten inzien dat het de steden zijn die welvaart creëren. We zullen zien.
reacties