Ben ik even blij dat ik wandel. Het aquaduct in de A7 tussen Joure en Sneek is al een tijdje buiten werking, dus alle autoverkeer wordt daar omgeleid. Oorzaak is een betonnen tunnelsegment dat is losgeraakt; normaal gesproken houden ankers zo’n tunnelsegment op zijn plaats. Zeker in veengrond is dat belangrijk. Elk segment telt liefst 40 stalen ankers van 11 tot 15 meter lengte en 15 centimeter diameter. Maar een aantal hebben het begeven. Daarom zijn er nu 1700 enorme zandzakken in de tunnel gelegd om de wanden te stutten, want grondwater stuwt het gewraakte tunneldeel omhoog. Al dat zand zorgt voor een tegendruk die vier keer zo hoog is als die van het grondwater. Het aquaduct stamt uit 1976 en is pas 46 jaar oud. Het is overigens de oudste tunnel van Noord-Nederland. Voor Rijkswaterstaat is nog altijd een raadsel hoe dit kon gebeuren. Niet dat ik het wel weet, maar een krantenknipsel van 17 juni 1976 doet de nodige vermoedens rijzen. Toen berichtte het Nieuwsblad van het Noorden over enorme grondverzakkingen als gevolg van de onttrekking van grondwater voor de bouw van uitgerekend de tunnel in het A7-tracé. In plaats van de vergunde 1,5 miljoen kubieke meter werd door de aannemer het tienvoudige weggepompt. Bij Uitwellingerga werden vloeren van huizen onveilig en gingen muren scheuren. Een aantal botenloodsen stortte in. Dat was toen.
Het geval deed me denken aan een essay van de Amerikaanse boer en dichter Wendell Berry. In ‘A Native Hill’ (1968) beschrijft hij hoe de wegenbouwers in Kentucky met veel geweld en zonder al te veel kennis van de ondergrond hun wegen door de Amerikaanse staat aanlegden. Daartegenover stelde hij de Indianen die voorzichtig waren, de eigenaardigheden van de bodem en het lokale klimaat doorgrondden omdat ze er al generaties waren gevestigd. Lokale, eeuwenoude wijsheid stelde hij tegenover brute kracht. Berry: “The road builders, on the contrary, were placeless people. That is why they knew but little.” De oudste weg door het gebied waar Berry zijn gewassen verbouwde, was een Indiaans pad door de wildernis. Die toestand bleef eeuwen ongewijzigd. “The Indians, then, who had the wisdom and the grace to live in this country for perhaps ten thousand years without destroying or damaging any of it, needed for their travels no more than a footpath; but their successors, who in a century and a half plundered the area of at least half of its topsoil and virtually all of its forest, felt immediately that they had to have a road.” Of die snelweg nu noodzakelijk was of niet, voor Berry typeerde dat asfalt de relatie van de nieuwkomers met hun land en hun landschap. Dat geldt natuurlijk ook voor het eigentijdse Friesland met zijn snelwegen.
Geef een reactie