Vier steden, vier zinnen

Gelezen in De functionele stad. De CIAM en Cornelis van Eesteren (2007) van Kees Somer:

Hoe herkenbaar! Ik lees over het vierde congres van de Congrès Internationaux d’Architecture Moderne, de CIAM, gewijd aan het thema De Functionele Stad. Sommigen spreken wel van het hoogtepunt van deze congressen van het Nieuwe Bouwen. De voorbereidingen spelen begin jaren dertig van de twintigste eeuw. Cornelis van Eesteren is dan voorzitter van de CIAM. Hij is op dat moment stedenbouwkundige in dienst van de gemeente Amsterdam. Het wordt een echt werkcongres. Alle delegaties moeten kaarten maken ter voorbereiding. Voor Nederland wordt om kaarten gevraagd uit de vier grote steden. Van een Randstad is dan nog geen sprake. Hoe worden deze kaarten aangeleverd?

Let wel, er is één Nederlandse delegatie. De Amsterdammers leveren, met hulp van de gemeenteambtenaren Delfgaauw, Bruijns en Wiessner, alle materiaal snel aan. Da’s logisch. Het hele idee van het congres was afkomstig van Van Eesteren. Het was, zogezegd, een Amsterdams idee. Alle rapporten lagen daar in feite al gereed, omdat het congres schitterend aansloot op de voorbereiding van het Amsterdamse Algemeen Uitbreidingsplan, dat twee jaar later zou verschijnen. Maar hoe verging het de andere delegatieleden? Den Haag en Utrecht gaven netjes medewerking, al werd het werk grotendeels gedaan door de delegatieleden uit die steden zelf: Van Lohem uit Den Haag en Rietveld uit Utrecht. En Rotterdam? Ik citeer Kees Somer: "In Rotterdam verliep dit proces minder voorspoedig. Van Loghem gaf de richtlijnen aan de Gemeentelijke Woningdienst, waar ze echter lang bleven liggen. Afdelingschef Oud en directeur De Jonge van Ellemeet – de laatste was tevens voorzitter van het NIVS – hadden schroom om B en W om medewerking te vragen en schoven dit door naar de directeur Stadsontwikkeling, W.G. Witteveen. "’t Is hier een duffe boel," constateerde Van Loghem. Na een officieel verzoek, waarin Van Eesteren en Merkelbach om tactische redenen verzwegen dat men het congres in Moskou wilde houden, was de burgemeester bereid de kaarten door zijn dienst te laten maken. Bij nader inzien trok de gemeente hier echter toch geen geld voor uit, waarna de Rotterdamse groepsleden de kaarten zelf tekenden (…)"

Ook buiten de grote vier was belangstelling. "Enkele andere Nederlandse steden kwamen wel in aanmerking, maar zouden uiteindelijk niet worden geanalyseerd," besluit Somer. Alle materiaal, dus ook van de buitenlandse delegaties, zou in juni 1935 in het Stedelijk Museum worden geëxposeerd. Zo waren daar analyses van Berlijn, Parijs, Londen, Barcelona, Detroit, enzovoort. En wat schreef de Nederlander Piet Verhagen, stedenbouwkundige te Rotterdam, in zijn recensie in het tijdschrift van het NIVS? "Ja, het hoge woord moet eruit: voor de grondslagen der stedebouwkunde was er geen nieuws in deze tentoonstelling."

Hoe herkenbaar. Er is in Nederland nog niets veranderd.  


Posted

in

,

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *