Gelezen in ‘Amsterdam op de helling’ (2010) van Herman de Liagre Böhl:
Afgelopen week begon Piet de Rooy over het boek. Ik kende het nog niet. Het gaat over de Amsterdamse stadsvernieuwing. Auteur is Herman de Liagre Böhl, hoofddocent politicologie aan de UvA. Niet iemand uit het vak dus. Steekproefsgewijs begin ik te lezen. Omdat ik gisteravond bij Gert Urhahn was, die me vertelde over zijn beginjaren bij de Dienst Ruimtelijke Ordening en waarbij de vernieuwing van Kattenburg de revue passeerde, lees ik in ‘Amsterdam op de helling’ het hoofdstuk over de vernieuwing van de Oostelijke Eilanden. Voor de goede orde, het betreft hier de vroegste stadsvernieuwing in Amsterdam. Het is direct smullen.
Het ‘wederopbouwplan’ voor de Oostelijke Eilanden kwam in 1953 gereed. Begonnen werd met Kattenburg. Aanvankelijk verliep de sanering langzaam. De ambtenaren kregen de opdracht een plan voor dit eerste eiland te maken. Hun oordeel: ‘De sanering moet zo grondig mogelijk gebeuren.’ Alle woningen zouden worden gesloopt. Dit ambtelijke advies werd aanvaard. Rond 1400 gezinnen zouden moeten verhuizen. En dat terwijl er woningnood heerste. Vanaf 1963 begint men met onteigenen en ontruimen. Woningen die leegkomen worden niet gesloopt, maar komen leeg te staan. Leegstaande panden worden clandestien bezet. Het zijn de eerste ‘stadsnomaden”. In 1966 kopt De Telegraaf: ‘Kattenburg: vergaarbak van menselijke ratten.’ In 1969 worden de laatste Kattenburgers ontruimd. Burgemeester Samkalden viert dit in Frascati met de leuze ‘Tot ziens op Kattenburg!’ Vrijwel geen enkele bewoner zal later echter terugkeren. Want het zal nog tot 1973 duren voordat met de nieuwbouw een begin wordt gemaakt. Wat in de jaren ’50 werd bedacht, wordt pas ruim twintig jaar later uitgevoerd.
Wat de auteur niet vermeldt is dat het nog tot begin jaren ’70 de bedoeling was de Kattenburger Vaart geheel te dempen en Kattenburg en Wittenburg samen te voegen. Gert Urhahn vertelde me gisteravond dat hij tijdens het samenwerken met de architecten het water wist te redden. Een deel moest worden versmald, dat wel. Maar de verkaveling op het eiland werd toch aangepast aan dit stedenbouwkundige reddingsplan, dat mede werd ingegeven door praktische redenen: de fabrieken aan de overzijde, op Wittenburg, dreigden te verzakken als het water werd gedempt. In die twintig jaar tijd waren de gedachten van de stedenbouwkundigen dus wel degelijk veranderd. Althans van sommige. Want de directie van de Dienst Ruimtelijke Ordening was over de actie van een van zijn medewerkers not amused. Het bestemmingsplan was namelijk al vastgesteld. Urhahn had zich er niets van aangetrokken. Dat plan moest dus worden herzien. En zoiets kost drie jaar.
Geef een reactie