Gelezen in Het Parool van 20 januari 2009:
Weer een fraai voorbeeld gevonden van import-vervanging. Het geeft goed inzicht in hoe de Amsterdamse economie werkt. Zomaar een bedrijfje. Het gaat over cosmetica, talent, creativiteit, opleidingen, kennis, netwerken, hard werken, succes en toeval. Het stond te lezen in Het Parool. Het gaat aldus. Ellis Faas is visagiste. Haar grootouders hadden een kapsalon, Maison Faas, op het Rokin. Maar haar ouders hadden niets met het vak – vader werd journalist bij de Volkskrant en moeder deed na de sociale academie vrijwilligerswerk -, dus verkochten ze de zaak. Echter, Ellis verslond modebladen. Ze experimenteerde met makeup. Samen met vriendinnen deed ze Mathilde Willink na. In 1980 begon ze bij Dick Peeters, toen de enige visagisteopleiding in Nederland, gevestigd aan het Sarphatipark. Daarna studeerde ze in Parijs, op de opleiding van Christian Chavaux, voor het oefenen van special effects. Na de opleiding vertrok ze naar Londen, omdat daar veel werk en de creatiefste opdrachten te vinden waren. Dat viel tegen. De eerste zes maanden stond ze er in een pizzeria om bij te verdienen. Ondertussen deed ze make-up voor videoclips "en ook veel medische reclame." In 1989 keerde ze terug naar Amsterdam. Daar startte ze een eigen visagie- en fotostudio in de Nieuwe Amstelstraat, genaamd Face Value. Die liep als een tierelier, maar ze vond zich een eerder een therapeut – een sociaal werker – dan een vakvrouw.
Toen kwam de fotograaf Inez van Lamsweerde langs. Die werkte samen met Vinoodh Matadin. Twee toonaangevende fotografen. Via hen kreeg ze opdrachten bij Avenue, The Face, Visionaire. Na een campagne samen met Van Lamsweerde voor Louis Vuitton, sloot ze haar studio. Weer anderhalf jaar later kwam de definitieve doorbraak. Mario Testino, een van de bekendste modefotografen ter wereld, kwam naar Amsterdam voor een serie voor l’Uomo Vogue en vroeg haar hulp. Twee maanden later rinkelde de telefoon en liep het storm. De broer van Ellis ging voor haar werken, om de zakelijke kant te organiseren. Ze heeft nu agenten in Parijs en Milaan. Daar werkt ze als ‘chef de cabine’ voor merken als Chanel, Lagerfeld, Fendi, Dries van Noten, Mochino en Louis Vuitton. ‘Chef de cabine’ wil zeggen: zij ontwerpt de make-up en geeft leiding aan de andere visagisten. Sindsdien vliegt ze van Parijs naar New York en weer terug als de grote modehuizen hun halfjaarlijkse shows houden. "Maar de basis ligt in Amsterdam, waar ze – hartje Jordaan – een ruime studio heeft." Binnenkort lanceert ze haar eigen cosmeticalijn. Ze wil niet voor de grote merken werken. Die vindt ze log. Ze wil liever klein en onafhankelijk zijn. Haar merk moet een ‘cultmerk’ worden. De producten worden gemaakt in Italië. Arnout Visser ontwierp de verpakkingen. Haar broer doet de pr. Voor de verkoop heeft ze iemand in dienst genomen. Voor de financiële steun zorgt de buurman. "Die was zo lang aan het verbouwen, dat ik dacht: die moet geld hebben. Dus heb ik bij hem aangebeld en het plan voorgelegd." (Volkskrant magazine 7 februari 2009). De komende maanden worden de verschillende producten volgens een strak plan wereldwijd geïntroduceerd. Vorige week vond de lancering plaats in aanwezigheid van een klein groepje genodigden, bij haar thuis. Aan de keukentafel. Aldus Het Parool.
Geef een reactie