Gelezen in Het Parool van 3 januari, NRC Handelsblad van 4 januari en de Volkskrant van 6 januari 2009:
De Gaza-strook is een stad, zeg maar gerust een metropool. Hij telt 1,5 miljoen inwoners (in 1948, bij de stichting, waren dat er nog 60.000, waar zich 200.000 Palestijnse vluchtelingen bij voegden, een bevolking die in 60 jaar tijd verzesvoudigde), en beslaat een gebied zo groot als tweemaal Texel. De zuidgrens van de metropool is niet breder dan 11 kilometer, de oostgrens een zesvoud daarvan. Gaza is daarmee qua omvang en compactheid vergelijkbaar met de agglomeratie Amsterdam. Het bebouwde gebied bestaat uit slums, krottenwijken. Zo werd Jabalya, een van de vluchtelingenkampen rond Gaza-Stad, onlangs in NRC Handelsblad getypeerd als "een doolhof van nauwe straatjes en armetierige betonnen gebouwen", de Gaza-strook heette daar "een betonnen doolhof", en Gaza-Stad werd omschreven als een "gewelddadige jungle". De oost- en noordgrens van deze jungle bestaat uit hekken, betonnen muren en prikkeldraad – het is de grens met buurstaat Israel. Ook de zuidgrens met buurland Egypte is uit prikkeldraad opgetrokken. Gaza is een gesloten enclave, het tegendeel van een vrijstaat, die open is.
De economie van de Gazametropool werd onlangs in Het Parool als een ”tunneleconomie’ getypeerd. Van import-substitutie – het kenmerk van een stedelijke economie – is geen sprake. Import is namelijk onmogelijk, laat staan importvervanging. En import is, zoals overal, de kurk waar een economie op drijft. Door de Israelische blokkade zitten de grenzen potdicht. De 4000 bedrijfjes in de stadstaat zijn gesloten "omdat ze verstoken bleven van grondstoffen en hun producten niet konden uitvoeren." Sindsdien is 50% van de beroepsbevolking werkloos. De banken zijn gesloten. Contant geld is niet meer in omloop. Tweederde van de import gaat via tunnels onder de grens met Egypte, ze zorgen dat "de waakvlam van de economie" niet ook nog eens dooft. Het zijn er meer dan 120, verspreid over de elf kilometer brede grenszone. Ze bieden werk aan ongeveer 12.000 palestijnen: gravers, chauffeurs en slepers. Van die tunnels zijn er inmiddels tachtig door de Israeliërs gebombardeerd. Dat is omdat er, naast koelkasten, geiten en motorfietsen, ook raketten door werden getransporteerd. En raketten vormen een essentieel bestanddeel van wat er nog over is aan lokale economie. De grootste werkgever van de Gaza-economie is namelijk de afnemer van die raketten – het Quassam-leger van Hamas. Het is een goede werkgever. "Wie geen werk heeft, krijgt een volledig salaris. Wie weinig verdient, krijgt een aanvullend loon." En dat zijn met al die werkloosheid in deze eindeloze slums geen slechte arbeidsvoorwaarden. Quassam telt 6.000 manschappen. "Maar als het moet, kunnen we 20.000 mensen bewapenen." De rest van de economie bestaat uit gezondheidszorg – ziekenhuispersoneel – en buitenlandse hulpverleners.
Om deze gewelddadige stadsstaat te straffen heeft Israel, voor het oefenen van het martelen, bombarderen en terroriseren, de afgelopen jaren een ‘stedelijk gebied’ nagebouwd in de Negev-woestijn. Het heet, eufemistisch, het trainingcentre for urban warfare. Het telt 500 huizen, minaretten, een kasba en ook "een overbevolkt vluchtelingenkamp". Een oefenversie van Gaza-Stad, zeg maar een oefenversie van een te intimederen metropool.
Geef een reactie