Gelezen in ‘The Uses of Disorder’ (1970):
Moeilijk om aan eerstejaars studenten planologie uit te leggen hoe je in je vak staat en wat het theoretisch raamwerk is waarbinnen je werkt, al helemaal als je daarvoor niet meer dan tien minuten krijgt. Vaardigheden die een planoloog tenminste moet bezitten, zei ik op basis van vijfendertig jaar ervaring, zijn luisteren en niet oordelen, het erkennen van vele perspectieven, het niet nastreven van consensus, het kunnen bewaren van geduld, het bereid zijn fouten te erkennen, het plezier beleven aan improvisatie, kortom, een planoloog is bescheiden. Vaak, voegde ik daaraan toe, zijn planologen juist een sta-in-de-weg voor het realiseren van hun eigen plannen omdat ze beter menen te weten wat er moet gebeuren dan burgers en zij alleen alles ‘in samenhang’ kunnen zien. Hun professionele trots verhindert hen om goed te luisteren en mee te bewegen. Een collega vond dit maar raar. Na afloop las ik nogmaals in ‘The Uses of Disorder’ (1970) van de Amerikaanse socioloog Richard Sennett. Wat de jonge Sennett destijds over planners schreef is binnen de discipline helaas nog steeds gemeengoed.
In zijn boek probeerde Sennett duidelijk te maken dat wanorde een positieve vormende kracht is die mensen nodig hebben om persoonlijk te groeien. Steden zijn chaotisch en daarmee een goede plek om in op te groeien. Voor planologen daarentegen zijn wanorde en chaos iets voor politici om op te lossen. De planner houdt vast aan zijn plan waarin alles kloppend is gemaakt. Afwijkingen worden niet opgemerkt of fel bestreden. De planner wil controle houden. Op deze manier, aldus Sennett, is er een vacuüm ontstaan in het besturen van onze steden. Hij geeft ook een voorbeeld. “The planners did not envision an environment different from what was conceived in the planning stages; but, as the roads were built, more people decided to use their cars and there were more people with cars to use. And so the traffic jams remain as bad as they were before the new highways were built, only on a more massive scale.” Het probleem, aldus Sennett, is niet dat de planners het vermogen missen om ver vooruit te kijken, maar wel dat zij menen in staat te zijn om ontwikkelingen goed te voorzien. Wat kunnen ze dan wel? Dat zeg ik: luisteren en meebewegen. Leg dat een eerstejaars maar eens in tien minuten uit.
Geef een reactie