Gelezen in de Volkskrant van 25 februari 2011:
Twee artikelen in dezelfde krant: het ene handelt over de Armory Show, de grote kunstbeurs in New York die deze week is geopend; het andere over de zestiende eeuwse schilder Jan Gossaert, van wiens werk een overzichtstentoonstelling is te zien in The National Gallery in Londen. Gossaert schilderde in Antwerpen. “Antwerpen was groot in die tijd, een economisch mogol, maar leunde artistiek nog sterk op de eeuw daarvoor: de kunst uit Gent, Brussel en Brugge.” Een kaartje dat het artikel vergezelt toont de belangrijkste steden in Europa tussen 1500 en 1530 met daarbij steeds vermeld de plaatselijk toonaangevende kunstenaars. Opvallend patroon: de vele steden in Noord-Italië en in de Nederlanden. Kunst gekoppeld aan de verstedelijking. Kunst gekoppeld aan de economie. We spreken over het tijdperk van de Renaissance. Stedelijke kunst dus.
Is het niet altijd zo geweest? De Armory Show, vertelt kunsthandelaar Ron Mandos uit Amsterdam, is sinds dertien jaar de grootste kunstbeurs ter wereld als het gaat om hedendaagse kunst. “New York is met Londen de kunsthoofdstad van de wereld. 70 Procent van alle moderne kunst gaat in die steden over de toonbank.” En, vraagt de journalist, hoe is het kunstklimaat in de steden in Nederland? Mandos: “We lopen nog altijd achter bij België. Ik schat dat daar tweehonderd verzamelaars zijn die meer kunst per jaar kopen dan ze kunnen ophangen. In Nederland zijn dat er ongeveer vijfentwintig.” Slechts vier galeries uit Nederland zijn in New York vertegenwoordigd. Bij het lezen van het interview voel ik een sterke historische sensatie. Treffend hoe goed je aan de lokale kunstmarkt de verstedelijkingsgraad en economische vitaliteit kunt aflezen. Dus, Nederlanders, willen we echte goede kunst? Maak dan eindelijk van Amsterdam een echte metropool!
Geef een reactie