Gelezen in ‘Homo ludens’ (1938) van Johan Huizinga:
Afgelopen vrijdag was de daverende slotdag van de tweede editie van De Nieuwe Wibaut, de praktijkleergang voor ambtenaren van de gemeente Amsterdam in het Compagnietheater aan de Kloveniersburgwal. De avond ervoor had ik deelgenomen aan een expeditie naar het Haarlemmerplein, waar een groep ambtenaren-in-training winkelstraatmanager Nel de Jager vier weken lang had bijgestaan. Haar vraagstuk betrof het tot leven wekken van het pas opgeleverde plein en de verbinding zoeken met het Westerpark. De groep had een onvergetelijke avond georganiseerd op het plein op de grens van Amsterdam Centrum en West. Een yoga-les, dansoefeningen (salsa en eerst nog tango), eten, drinken en als afsluiting een optreden van een percussieband, alles onder het oog van honderden fietsers en wandelaars die in het avondzonnetje het plein overstaken. Aanstekelijk was het, omdat het zo eenvoudig en inspirerend was. De groep had zich laten helpen door ondernemers uit de hele buurt, de meeste met werkplaatsen en oefenruimtes in ‘Tussen de bogen’ onder het spoor. Alles was geleend, om niet gekregen, gebietst. Hoogtepunten waren het dansen van een echtpaar op een balkon ergens aan het plein, de menigte die meedanste op de muziek van de percussieband later die avond en de collectieve meditatie, met al die mensen zittend op de stenen. De avond was de laatste in een reeks spontane experimenten die de groep op het plein voor en met de bevolking had georganiseerd. Ideeën werden opgehaald, contacten gelegd, mensen samengebracht, sfeer gecreëerd, alles geheel volgens de principes van De Nieuwe Wibaut.
‘s Avonds greep ik in mijn boekenkast en las ik, geïnspireerd door wat er was gebeurd, in Johan Huizinga’s ‘Homo ludens’. Ik bedoel zijn ‘proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur.’ De taalwetenschapper en Sanskritist Huizinga (1872-1945) verkende erin het ludieke als wezenlijk bestanddeel van beschavingen door alle eeuwen heen. Echter, in de rationele negentiende eeuw, zo schrijft hij in het laatste hoofdstuk, was veel van dat ludieke verloren gegaan. “Europa trekt het werkpak aan.” Het leidt tot een overschatting van het economische, al het andere komt in de schaduw te staan. “Wanneer de menselijke gedachte al de schatten van de geest doorschouwt en al de heerlijkheden van zijn kunnen beproeft, vindt hij op de bodem van elk ernstig oordeel altijd nog een rest van problematiek.” Anders gezegd, door zuiver rationeel en efficiënt te werken los je problemen nooit echt op. “Op dit punt waar het oordeel wankelt bezwijkt het besef van de volstrekte ernst. In de plaats van het oude Alles is ijdelheid, schijnt zich dan wellicht met ietwat positiever klank: Alles is spel te willen schuiven.” Het lijkt goedkope beeldspraak, aldus Huizinga: “Toch is het de wijsheid, waartoe Plato gekomen was, toen hij de mens een speeltuig der goden noemde.” De Nieuwe Wibaut is spel, ernstig spel. Daardoor lost zij zoveel problemen op die op rationele wijze nooit helemaal opgelost zouden worden.
Geef een reactie