Zoeken naar samenhang

Gelezen in Huizinga-lezing 1990 van Gerrit Komrij:

Afbeeldingsresultaat voor over de noodzaak van tuinieren komrij

Opgedoken in mijn boekenkast: ‘Over de noodzaak van tuinieren’, de tekst van de Johan Huizinga-lezing van Gerrit Komrij uit 1990. Wat schreef Komrij, zo kort na de val van de muur? Wij leven in een wereld zonder samenhang. Religies en ideologieën zijn overboord geslagen. Richtingloosheid en betekenisloosheid doen de mensen snakken naar ‘gedeelde symbolen met een menselijk gezicht’. Maar voor de kunstenaar is zulke ‘nette symboolhonger’ niet genoeg. “Voor hem is de schepping zonder schepper onmogelijk.” Er moet een idee van het volmaakte zijn, waarbij het aardse en het hemelse met elkaar wedijveren. Hij blijft zoeken naar samenhang. “Uit godsdienst is de kunst ontstaan, en in de kunst leeft de godsdienst voort. Men mag van kunstenaars niet verwachten dat zij – allemaal, overal en te allen tijde – de stof waaruit zij zijn geweven verloochenen. Ook al heeft men het oertapijt duizendmaal met de vuilnisman meegegeven.” Waarna Komrij begint over zijn eigen werk als schrijver en dichter. Waarom had hij het bijvoorbeeld zo vaak over dwaaltuinen en labyrinten? “Onontkoombaar was daar ineens de metafoor van de tuin.” Waarna hij via de nodige omzwervingen vaststelt hoe volledig de tuinmetafoor – thema onder de thema’s, eens zo krachtig, want spiegel van de structuur van het spiritueel en kosmisch bestel – teloor was gegaan.

De rest van de lezing is een lange les in geschiedenis van de tuinmetafoor in de kunsten. Die is inderdaad indrukwekkend. Maar in de negentiende eeuw, aldus Komrij, verliest de tuin haar kracht als symbool van een hogere orde. “Het is de eeuw van de dierentuinen.” En de twintigste eeuw is voor hem de eeuw van de verwoeste tuin. Mensen voelen zich niet meer verantwoordelijk voor hun omgeving. Even is er nog de belofte van de tuinstad. Maar bij de ruimtelijke ordening is de ruimte niet meer omheind en is men het goddelijke paradijsverhaal al helemaal vergeten. Het is ‘een verlangen naar Gods rijk op aarde zonder God’. “Zelfs als we tuinieren opvatten op het simpelste niveau, als het aangename gevoel actief mee te werken met de wereld van de natuur en in de natuur de levende natuur van de mens te planten – moeten we constateren dat de mythe van de mens als tuinman krachteloos is geworden.” Hij spreekt zelfs van radeloosheid. “De mens manoeuvreerde zich zelf in een woestijn en staat in die verlaten leegte oog in oog met de vergeten Medusa.” In mijn Amsterdamse binnenstadsvisie vormt de metafoor van de tuin en het tuinieren het motief. Bodem en water moeten goed worden beheerd, er moet rust worden gebracht in de openbare ruimte, de kostbare architectuur moet voor de burgers worden geprogrammeerd. Het is de metafoor van toewijding, liefde en aandacht. Misschien iets uit een andere eeuw.


Posted

in

, ,

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *