Metropolitane voedselclusters

Gehoord in Amsterdam op 12 april 2012:

Interdisciplinaire studievereniging Bèta-Gamma vierde afgelopen week haar lustrum met een heus congres. Het ging over ‘Metropolis. Over de stad van morgen’. Ik was een van de sprekers. De spreker voor mij heette Madeleine van Mansveld, ze is verbonden aan de Universiteit van Wageningen als landschapsecoloog. Van Mansveld sprak over ‘metropolitane voedsel clusters’. Steden, zei ze, bepalen steeds meer de aard van de voedselproductie. Voedsel wordt een modeartikel. Neem bijvoorbeeld hash: het is een van onze grootste exportartikelen. Ook de wijze waarop het voedsel wordt geproduceerd, wordt steeds kritischer door stedelingen gevolgd. Duurzaamheid is belangrijk, de ethische dimensie staat voorop. Echter, de voedselproductie blijft achter bij de economische groei. Daarom is er een tweede voedselrevolutie nodig. Denktanks van ondernemingen, overheden en kennisinstituten rond Wageningen hebben daarom het volgende bedacht. Er moeten agroparken dicht bij de steden komen, liefst in havengebieden. Op die zeer grootschalige agroparken zullen plantaardige ketens, dierlijke ketens en afbrekende ketens (van algen en paddestoelen) worden samengebracht. Door er bovendien de verwerkende industrie tegenaan te zetten, ontstaan stedelijke agrocomplexen waar de kringlopen zullen worden gesloten. Ziektes krijgen dan niet meer de kans, want transport  – de grote boosdoener in deze – wordt tot een minimum beperkt. O ja, het platteland wordt dankzij de agroparken weer een plek voor wonen, natuur en recreatie; megastallen horen daar immers niet thuis.

Dat de stedelingen steeds meer eisen stellen aan hun voedsel staat buiten kijf. De agrarische sector kan niet meer ongestoord zijn gang gaan. Maar zullen de stedelingen reusachtige agroparken in hun achtertuin wèl accepteren? Ik betwijfel het. Die twijfel bespeurde ik ook bij de studenten in de zaal. Kritische vragen over de bio-industrie werden op Van Mansveld afgevuurd. Juist deze week las ik in ‘De wil tot technologie’ (2012) het hoofdstuk waarin Kevin Kelly zich afvraagt of een grootschalige, op aardolie draaiende landbouw echt onvermijdelijk is. Zeker, hierdoor is in het verleden op grote schaal goedkoop voedsel geproduceerd. Maar die werkwijze heeft volgens hem en anderen geen toekomst meer. “Volgens veel voedseldeskundigen is het probleem van de huidige voedselproductie dat ze sterk afhankelijk is van monoculturen (geen diversiteit), van te weinig verschillende gewassen (wereldwijd maar vijf), wat een onevenredig intensieve toepassing van medicijnen, pesticiden en herbiciden noodzakelijk maakt, de landbouwgrond vervuilt (vermindering van kansen) en voor zowel energie als voedingsstoffen te zwaar op goedkope aardolieproducten leunt (verminderde vrijheid).” Kelly ziet meer in een gedecentraliseerde, heterogene landbouw van lokale, gespecialiseerde boerderijen, eventueel bemand door robots. Zo’n voedselproductie voldoet wèl aan de eisen van goede technologie; ze vermeerdert de keuzes en vergroot de vrijheid. Stedelingen zullen, denk ook ik, zo’n landbouw eerder accepteren dan die Wageningse agroparken.


Posted

in

,

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *