Waar het heen moet met deze regio

On 11 april 2023, in cultuur, muziek, natuur, by Zef Hemel

Ter hoogte van de molen vertelde eerst wandelgast Klaas Sietse Spoelstra me erover. Spoelstra is strateeg en transitiedeskundige in Friesland; ik liep met hem van Hindeloopen naar Workum. Later die middag was het trekvogelecoloog Theunis Piersma die erover begon: Conference of the Birds van Sytze Pruiksma, met Eric Vloeimans op hoorn. Had ik dat dan gemist? Ik leek me te moeten schamen. Op Spotify draaide ik het de volgende dag af. Onder elk nummer zitten vogelgeluiden. Het is de perfecte muziek voor als je door het weidse Friese landschap loopt, dus toen ik van Workum naar Makkum liep en ik even alleen was, beluisterde ik als in een roes alle tien nummers. In de zomer van 2018 werd het door Pruiksma gecomponeerde stuk even buiten Leeuwarden gespeeld door duizend muzikanten, amateurmusici afkomstig van fanfares, harmonieën en brassbands uit de regio. Leeuwarden was op dat moment Culturele Hoofdstad van Europa. Voor Spoelstra was het een regelrecht hoogtepunt, want het concert viel ongeveer samen met de conferentie van de International Wader Study Group over biodiversiteit in Workum. Tijdens die conferentie schetsten biologen uit de hele wereld het ideale landschap voor vier steltlopers: de watersnip, de kievit, de kemphaan en de grutto.

Pruiksma had een oud Perzisch gedicht van Farid ud-Din Attar als leidraad genomen, getiteld ‘De samenspraak van vogels’. Alle vogels van de wereld kwamen samen om op zoek te gaan naar het geheimzinnige hof van Simoerg, de koning van de vogels. Na een zware tocht over zeven valleien bereikte een deel van de vogels het doel. De vogels, lees ik, symboliseren de dolende menselijk zielen. Over Simoerg bestaan schitterende verhalen, want hij was dertig vogels ineen, kon praten en denken en filosoferen. Eens steeg hij op uit de boom der kennis waarna duizend nieuwe twijgen uit de gehavende boom groeiden. En toen hij weer neerstreek, braken de duizend twijgen af en verspreidden de zaden van al het leven zich over de aarde. Volgens Pruiksma gaat het gedicht van Attar over leiderschap en de leider in jezelf vinden om dingen te veranderen. Daarmee doelt hij op de geslaagde kandidatuur van Leeuwarden als Culturele Hoofdstad van Europa: “In 2009 toen het zaadje geplant werd, had iedereen een mening en een visie. Wij zijn toen met een aantal mensen in de kroeg gaan zitten en hebben letterlijk op de achterkant van een bierviltje een plan gemaakt. Waar het heen moet met deze regio. En dat is met dit verhaal ook zo. De vogels zijn op zoek naar een leider, maar uiteindelijk komen ze erachter dat ze hun eigen leider zijn en dat ze veranderingen zelf teweeg kunnen brengen. Daar geloof ik ook in!” (bron: VPRO 3 voor 12) De volgende week zou Sjoerd Bootsma, destijds ook aanwezig in die kroeg, me er nog veel meer over vertellen.

 

Veel ruimte in het Noorden

On 9 april 2023, in duurzaamheid, landschap, natuur, by Zef Hemel

Eind maart een voettocht maken langs de IJsselmeerkust richting de Wadden betekent veel trekvogels zien onderweg. Niet toevallig eindigde ik de eerste dag in een boerderij in Workum, waar jonge onderzoekers van de Rijksuniversiteit tellingen doen. Overal lagen hoge laarzen, mensen liepen in en uit, er werd gewerkt op laptops. Ik ontmoette er Theunis Piersma, trekvogelecoloog, die hier op 12.000 hectare de trek van de grutto’s volgt. We spraken over de landbouw in Zuidwest-Friesland en over biodiversiteit. Op kaarten zag ik het broedgedrag van de vogels door de jaren heen, hun leefgebied in Nederland en elders wordt elk jaar kleiner; zelfs binnen de hectares tussen Makkum en Laaxum zijn het alleen nog kleine eilandjes over, meer dan 80 procent van het land blijft vogel-loos. Volgens Piersma bevat de bodem daar geen rode wormen meer, wat deels veroorzaakt wordt door de vele drijfmest die door boeren wordt geïnjecteerd. Rode wormen, zegt men, is de boer zijn beste knecht. Verdwijnen de wormen, dan wordt het moeilijk de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Slechts ‘postzegels’ vruchtbaar land blijven over. Het verdwijnen van de grutto staat dus niet op zichzelf, het wijst op stervend bodemleven. Grutto’s, las ik, zijn de kanaries in de kolenmijn.

Van Piersma kreeg ik boeken mee, waaronder het verslag van de Internationale conferentie over trekvogels die tijdens Culturele Hoofdstad in Workum was gehouden. Er wordt een toekomstvisie ontvouwd waarin weidevogels zullen terugkeren. Vier eenvoudige maatregelen moeten daarvoor worden genomen. Ik zou ze uit mijn hoofd moeten leren. Maar Piersma wilde niet met me meelopen. Hij voelde, zei hij, daarvoor te veel ‘landschapspijn’. Dus wandelde ik de volgende dag alleen verder. In Makkum bekeek ik op mijn telefoon de toespraak van minister Hugo de Jonge. Terwijl ik door de weilanden liep nam de minister van Ruimtelijke Ordening in Den Haag de vier ruimtelijke scenario’s voor de toekomst van Nederland in ontvangst. Hij sprak over alle transities die meer vierkante meters zullen vragen en gaf aan daarvoor heel Nederland te willen benutten. “In het Noorden is nog veel ruimte,” zei hij. De volgende twee dagen vergaderde het kabinet in het Catshuis over de politieke crisis die was ontstaan na de provinciale verkiezingen. De toekomst van het platteland staat op het spel.

Op de dijk bij Zurich ontmoette ik een man met zijn hond. Hij was geboren en getogen in het dorp onder aan de dijk en vertelde me over de leegloop van Zurich in de afgelopen jaren. Eerst was de basisschool gesloten, toen volgden de winkels; nog één toeristenwinkel was er over. In de meeste huizen woonde slechts één persoon. Het verenigingsleven was doodgebloed. Een oplossing, zei hij, zou hij niet snel weten. Meewarig keek hij naar het landje onder aan de dijk waar enkele trekvogels foerageerden. Door zonnepanelen aangedreven pompen leken hier de waterstand kunstmatig te verhogen. Het was een van die ‘postzegels’ waarover Piersma eerder sprak. Minder vogels en minder wormen, minder boeren, minder dorpsbewoners, minder scholen, minder winkels, het platteland wordt leeg en stil. Welke ruimteclaims zou de minister voor Noord-Nederland in petto hebben? Woningcontingenten voor Randstedelingen? Velden zonnepanelen? Gloednieuwe datacenters? Waterstoffabrieken? Weet het Noorden eigenlijk wel wat het zèlf wil?

(verkorte versie van een blog die eerder verscheen in Noorderbreedte)

 

Het Noorden als voorloper

On 2 april 2023, in duurzaamheid, by Zef Hemel

De maand april ga ik van Stavoren naar Nieuweschans lopen. Het wordt de eerste van een reeks van langeafstandswandelingen die ik als hoogleraar Revitalisering van stad en land aan de Rijksuniversiteit Groningen in Noord-Nederland de komende vier jaar ga maken. Mijn leerstoel is een initiatief van de Abe Bonnema Stichting, bedoeld om het academische denken over de toekomst van gebieden als Friesland en Groningen te stimuleren. Over de Randstad wordt voldoende nagedacht, maar over het noorden veel te weinig. Twee universiteiten bleken geïnteresseerd. In Groningen maak ik deel uit van de Faculteit der Letteren, in Delft die van Bouwkunde. Studenten die ontwerpen verbind ik met studenten die reflecteren over de geschiedenis van stad en land. Waarom zou een professor in hemelsnaam gaan wandelen? Die vraag kreeg ik sinds ik mijn voornemen bekend maakte geregeld gesteld. Zeker dertig redenen kan ik inmiddels bedenken.

De belangrijkste is: lopen vertraagt. Zo win ik tijd. Al die extra tijd besteed ik om met mensen te praten, rond te kijken, te ruiken en te proeven, het landschap in me op te nemen. Let wel, ik loop onder werktijd, samen met genodigden. Er zijn mensen die dat vreemd vinden want lopen doe je in je vrije tijd, niet in die van de baas. Maar ik wil niet vijf jaar op de campus zitten, in een kamertje achter een beeldscherm, en af en toe in een zaaltje college geven. Kennis haal ik ook niet alléén uit boeken. Vergelijk het met een laboratorium. Sommige geleerden doen onderzoek in een gecontroleerde omgeving die de werkelijkheid nabootst. Mijn laboratorium zijn de akkers en velden van Groningen, Friesland en Drenthe. Straks loop ik door een nauwelijks afgebakende ruimte die ik ook nauwelijks controleer, die samenvalt met de werkelijkheid. De traagheid van wandelen heeft nog een ander voordeel en ook in die zin zijn de drie noordelijke provincies in al hun verscheidenheid mijn reusachtige laboratorium. Door te lopen voeg ik mij in een toestand die inherent duurzaam is: als wandelaar stoot ik weinig uit, laat ik nauwelijks sporen na. Bruno Latour vergeleek de toestand waarin wij als mensen sinds de klimaatcrisis verkeren met de lockdown die we tijdens de pandemie beleefden. Bekneld zitten we tussen vier muren, ongeveer zoals Gregor Samsa in de novelle van Franz Kafka op een ochtend in een kever veranderde en op zijn kamer opgesloten zat. We kunnen geen kant meer uit. Dat is onze toekomst. We geloven niet meer in vergezichten. Vandaar ook dat we zo boos zijn. Volgens Latour schuilt daarin juist een kans. Met onze ‘voelsprieten, geledingen, stank en afval, onze kaken, onze protheses’ kunnen we eindelijk mens worden, dus: “laat ik gewoon uitgaan van waar ik ben, ground zero, het eerste beste paadje in het struikgewas inslaan en kijken waar ik uitkom. Zo’n grote haast is er ook weer niet bij; we hebben nog even de tijd om te kijken waar we ons kunnen nestelen.”

(eerder verschenen in Noorderbreedte 2023)

 

Koortsachtig genieten

On 21 maart 2023, in boeken, landschap, by Zef Hemel

Hoe moet ik nou over Van Gogh schrijven als ik net in het Rijksmuseum de verbluffende tentoonstelling over Vermeer heb gezien? Het zijn zulke verschillende schilders. Ik loop ook vooruit op de komende tentoonstelling in het Drents Museum over de voettocht van Van Gogh door Drenthe die daar in september zal openen. Laat ik het maar bekennen: Ton Lemaire dwingt me ertoe. In de Oude Ebbingestraat vond ik in een boekhandel een exemplaar van Filosofie van het landschap (1970), om precies te zijn een twaalfde, herziene druk, uit 2019. Ik las het boek tijdens mijn studie. Tijdens mijn lange treinreizen naar het noorden las ik het opnieuw. In dit prachtige boek schrijft antropoloog en filosoof Lemaire over Vincent van Gogh als de schepper van visionaire schilderijen, “ultieme uitzichten over onze in haarzelf culminerende wereld, onwaarschijnlijke verzoeningen van kunst en godsdienst, pogingen tot heiliging van de wereld door verheviging van haar aanwezigheid, zoals er later geen enkele meer zo volmaakt zou gelukken.” Hij is diep onder de indruk en zonder op details rond het vroege levenseinde van de schilder in te gaan noteert hij, na het zien van het laatste schilderij Korenveld met kraaien: “wie oog in oog met de wereld in haar volstrektheid wil staan, wordt door de goden met waanzin geslagen.” Over het lopen van Van Gogh schrijft hij niet.

De noordeling Van Gogh als de schilder van de zomer bij uitstek, wie had dat gedacht. Lemaire denkt dat diezelfde zomer de ondergang van de schilder heeft ingeluid. Nee, wacht, niet het ontluisterende licht van het zuiden, maar zijn enthousiasme voor de zichtbare wereld op haar hoogtepunt is hem fataal geworden. “Tijdens zijn lange Provençaalse middagen ontdekt Van Gogh de wereld in haar goddelijkheid en absoluutheid in het schaduwloze landschap dat zich voor hem uitstrekte, tot de essentie van zijn lijnen en de hevigheid van zijn kleuren teruggebracht, heet en meedogenloos in het alles onthullende licht.” De God van Van Gogh, aldus Lemaire, is de zon of het licht, zijn schilderen een cultus van de zon. En zijn vroegere, donkere werk in Drenthe dan? Treft men daarin niet dezelfde esthetische en religieuze verrukking, ook al is het licht daar effen en gedempt? Vallen wereld en God daar niet even goed samen? Afgaande op zijn brieven aan zijn broer genoot hij er koortsachtig, van het licht, het landschap, de monotonie van de heide, de wijking tot in het oneindige, de ploeterende boeren, het lopen. Was het slechts de mystiek van het boerenleven? Ik ga ook lopen!

 

Een heel landschap

On 9 maart 2023, in boeken, geschiedenis, landschap, by Zef Hemel

De oerpolder (2007) is een mooi boek, geschreven door Hylke Speerstra. Speerstra beschrijft het harde boerenleven in de negentiende eeuw achter de dijken van het Heidenschap. Het Heidenschap, dat is de streek ten zuiden van Workum, Friesland. Ik ga binnenkort op Workum lopen, dus vandaar dat ik het boek lees. Het is een historische roman, maar ook weer niet, want alles is gebaseerd op gesprekken met zeker tweehonderd mensen. Dus is het eerder een verslag van een diepgravend onderzoek, tevens reconstructie van een lang vervlogen werkelijkheid, al grijpt het verhaal je soms naar de keel, zo levensecht zijn sommige mensen in hun doen en laten beschreven. Als vorm van streekbeschrijving vind ik het boek eigenlijk ongeëvenaard en m’n vingers glijden voortdurend over de kaart van het gebied in het eerste katern die het landschap weergeeft en de verschillende plekken nauwkeurig markeert. Het Heidenschap is half land, half water, en het land ligt beneden zeeniveau en overal liggen dijkjes. Alle boerderijen en stallen zoals beschreven in De oerpolder zijn verdwenen, de meeste verzwolgen in de verschrikkelijke storm en overstroming van 1825, andere zakten weg in het veen. Wat er nu staat is niet ouder dan honderd jaar. Het heeft iets Japans: ook in dat land hebben verwoestende aardbevingen, tsunami’s en tyfoons hun verwoestende werk gedaan, waardoor de historische plekken belangrijker zijn dan de architectuur, die veelal modern is.

Wat me vooral bijblijft na het lezen is hoe Speerstra de dingen een stem geeft. Mensen staan machteloos tegenover de natuur of de laatste doet wat hij wil. “De natuur is wel eens later geweest”, en: “de winter weifelde”, “een zuinig koutje”, buien zijn wreed´,” “de zon begint de wind op te eten”, “de zee wil de bui niet terugnemen, we zijn er nog niet van af,” en ook: “het vreemde hijgen van de drogende voorjaarswind.” Vooral de zee: “De zee, die in staat was het resultaat van jaren ploeteren met één springvloed weg te vegen.” Bij volle maan werd door sommigen nog gezwegen, uit ontzag voor de zon, de maan en de sterren. Maar ook de spullen hebben zielen. De Friese staartklok “nam het woord door kalm mee te delen” dat het klokslag tien uur was. En zelfs het landschap wordt tot een levend wezen, althans de schuren: “Het leek alsof op de eindeloze vlakte de grote schuren zich klein wilden houden.” Of: “Een noordwestelijk briesje nam twaalf Workumer klokslagen mee de vlakten over.” Golven ‘likten’ aan de spekgladde oever. En, heel mooi, “de draad van het noodlot kronkelde als een gifslang door de polder.” Het was een onheilsdraad, onzichtbaar, maar bij wie de draad onder de bedstee doorliep zou verdrinken in een poel van tranen. In dit boek komt een heel landschap letterlijk tot leven.

 

Terugkeer in de wereld

On 2 maart 2023, in duurzaamheid, voedsel, water, by Zef Hemel

Afgelopen week heb ik Li An Phoa ontmoet. We spraken af in het café onder de Berlagebrug, met zicht op de Amstel. Li An wandelt ook, en al veel langer dan ik. Door te lopen vestigt ze als ecoloog de aandacht op drinkbare rivieren. Daarom loopt ze telkens door het stroomdal van een rivier, vanaf de bron tot aan de monding. Iedereen die ze op haar voettocht tegenkomt beschouwt ze als lid van de rivierfamilie. Tijdens haar trektocht langs de Maas kwam ze erachter: mensen langs de rivier die haar volgden en haar berichtjes stuurden om haar te waarschuwen of te helpen, ze leken wel een familie. Haar wandeltochten als methode, vertelde ze me, heeft ze intuïtief, stap voor stap, ontwikkeld. In 2021 schreven zij en Maarten van der Schaaf er een boek over: Drinkbare rivieren. Ik kreeg van haar een exemplaar. Ik las het. Onderweg ontmoet ze mensen, ervaart ze de rivier, meet ze de waterkwaliteit en leert ze. Wat ze de rivier teruggeeft is mensen aansporen tot actie. Haar doel is heel concreet: rivierwater weer drinkbaar maken. Met haar wandelingen trekt ze veel publiciteit. Het is ook allemaal zeer begrijpelijk wat ze doet, niet technisch, eerder avontuurlijk. Vooral de lokale pers volgt haar, waardoor ze veel mensen in het gebied bereikt. Over haar Maasavontuur maakte Thom Verheul trouwens een documentaire. Ook dat bleek een spontane reactie op wat Li An met haar wandelen deed. Daarna volgde de IJssel. Nu vraagt men haar ook te wandelen langs de Drentsche Aa.

Wordt ze niet moedeloos na alles wat ze op haar tochten heeft gezien en gehoord? Ja even. Want helemaal op het eind van haar boek, als ze Noord-Frankrijk en België heeft doorkruist, verzucht ze als ze hoort over het afvalwater van Chemelot en hoe minister Schulz van Haegen doodleuk normen terzijde schoof: “Alles lijkt verdomme te draaien om groei en winst, zelfs als het onze gezondheid schaadt en het voortbestaan van al het leven in en om de rivier bedreigt. Waarom staat ons maatschappelijk kompas toch zo hardnekkig afgesteld op economische groei?” Maar de volgende bladzijde steekt ze alweer de loftrompet over het initiatief van de Limburgse Voedselbosbrigade om overal kleine voedselbossen te planten. Eetbare bossen en drinkbare rivieren, stelt ze nu, horen bij elkaar. Opgewekt probeert ze het maatschappelijke kompas in de juiste richting te bewegen – want dat is wat ze met haar wandelen doet. Ten slotte is ze bijna aanbeland in de dichtbevolkte delta waar ze overigens zelf vandaan komt. Met een kano vaart ze door de laatste wildernis van de Randstad: de Biesbosch. Als ze onder een viaduct doorvaart waarop een lange file vrachtwagens moeizaam voortbeweegt, ziet ze de Haringvlietsluizen in de verte en zucht ze nog één keer diep: “het voelt alsof ik vanuit het paradijs terugkeer in de wereld.”

 

Valse toekomstmuziek

On 24 februari 2023, in infrastructuur, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

In Zeeland werd een deltaplan gemaakt nadat in 1953 een afschuwelijke stormvloed meer dan achthonderd dode slachtoffers had geëist en grote delen van de provincie waren ondergelopen. Zeventig jaar later wordt in Noord Nederland een deltaplan ontwikkeld om de bereikbaarheid van Groningen, Friesland en Drenthe te verbeteren. Kosten: 9,5 miljard euro. Je moet maar durven. Trouwens, door de bestuurders wordt handig gebruik gemaakt van de woningcrisis in de Randstad, want het noorden wil wel helpen om die op te lossen. Maar daar moet iets tegenover staan. De business case van ‘Deltaplan voor Noordelijk Nederland’ lijkt sluitend doordat de bouw van 220.000 woningen in het noorden extra in het vooruitzicht wordt gesteld, dus bovenop de 100.000 woningen die er toch al moeten komen. Precies een jaar geleden, dus maart 2022, verscheen deel B, een gezamenlijke analyse van rijk en regio. We hebben het hier over een MIRT-traject waarin infrastructuur- en woningbouwinvesteringen samen optrekken. Daaruit blijkt dat de woningen gemakkelijk gebouwd kunnen worden, want er is ruimte zat. Maar of mensen uit de Randstad ook daadwerkelijk naar het noorden zullen verhuizen is lang niet zeker. Dat zal afhangen van hoeveel de bereikbaarheid verbetert, in tijd. Vandaar die kolossale investeringen in het spoor, lees: de Lelylijn.

Probleem is alleen dat het nog jaren zal duren voordat de Lelylijn zal zijn aangelegd en de treinen daadwerkelijk zullen rijden. Dat is pas ver na 2035. Hoe ziet de wereld er dan uit? Bij de actuele verhuistrend, stelt deel B, past eerder een aantal van 25.000 tot hooguit 75.000 woningen extra. Bovendien verwacht men dat tegen 2035 de woningtekorten in de Randstad zullen zijn ingelopen. Dus, stellen de makers, zal er tegen die tijd een extra economische impuls voor het Noorden moeten komen. En dat vraagt weer om aanvullend onderzoek. Daarna volgen passages over de ontwikkeling van economische clusters, die sterk doen denken aan oude studies voor het noorden, zoals het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (1978). Allemaal toekomstmuziek uit het verre verleden. Nee, dan de bij-effecten, want veel mensen die in die extra woningen gaan wonen zullen niet wachten tot het spoor eindelijk is aangelegd en stappen ondertussen in de auto. Dus neemt de druk op het autonetwerk richting Noord-Nederland toe. Wil het noorden dat? Wil het overloopgebied van de Randstad worden? Wie per se een positief besluit over de Lelylijn wil, moet goed nadenken over alle ruimtelijke consequenties.

 

Devolution of blame

On 21 februari 2023, in bestuur, politiek, by Zef Hemel

Randstad versus de rest. Hoe moeten we naar deze tegenstelling kijken? Ik las het hoofdstuk ‘devolution’ in Fortress London (2022) van de jonge Britse journalist Sam Bright. In zijn boek staat de tegenstelling tussen Londen en de rest van Engeland centraal. Die is bijna onoverkomelijk. En Londen zit in de beklaagdenbank. Niet voor niets luidt de ondertitel: “Why We Need to Save the Country From Its Capital.” In het hoofdstuk beschrijft Bright pogingen van de Britse regering in de periode tussen 1997 en 2000 om macht te decentraliseren. Labour was toen de baas. Die pogingen waren ronduit zwak. De enige die wist te profiteren was Londen. Daar kwam in 2000 de figuur van de burgemeester terug nadat die in 1986 door de Tories was afgeschaft. Niet dat de burgemeester van Londen sindsdien over veel macht beschikt. In Groot-Brittannië is deze vanouds sterk gecentraliseerd. Maar wie spreekt namens tien miljoen Londenaren doet er toe. Heel anders verging het de rest van het land. In het noordoosten stemde men tegen het voorstel van de regering, en ook andere landsdelen eisten grotere bevoegdheden. Dat betekende voor deze gebieden twintig jaar vertraging. Ondertussen ging het Londen economisch voor de wind, terwijl de rest van het land achteruit kachelde.

Groeiende regionale ongelijkheden leidden er uiteindelijk toe dat latere – conservatieve – regeringen zich alsnog gedwongen zagen decentralisaties door te voeren. Maar deze staan geheel in het teken van de schrijnende ongelijkheid. Bright: “Het poor are weak, the rich are strong, and London is mighty.” Twee regionale deals mislukten en een derde bleef hangen op aanvullende eisen. Het gevolg was dat pas na 2017 regionale burgemeestersverkiezingen werden gehouden. Het is waar, ook in Londen groeien de problemen. Maar de burgemeester van Londen kan nu niets meer zeggen. Bright citeert een kamerlid dat stelt dat de regionale decentralisatie onder de conservatieve regering neerkomt op een decentralisatie van beschuldigingen. “Devolution has been used by Westminster to create whipping boys for their failed policies.” Hij concludeert dat decentralisatie alleen werkt als deze oprecht is en als ze door krachtig regionaal leiderschap wordt ingevuld. Alleen dan kan de groeiende tegenstelling worden gekeerd. Mensen zijn heus niet achterlijk. Die zien heel goed dat hun bestuurders moeten uitvoeren wat in Westminster is besloten. Dat bleek weer tijdens de pandemie, dat was een beschamende vertoning. En Westminster, dat is Londen.

 

Willen we dat?

On 18 februari 2023, in boeken, energie, landschap, by Zef Hemel

“‘s Nachts is het soms net alsof je door een hoerenbuurt loopt.” Aan het woord is Henk Buitjes, garnalenvisser in Zoutkamp, Groningen. Hij heeft het over de Noordzee. Waar hij op doelt zijn al die rode lampjes van de windmolens op zee. Zoals die van het Gemini windpark vijftig kilometer boven Ameland en Schiermonnikoog. Vroeger viste hij daar, maar dat kan niet meer. Als hij ‘s winters naar het noordoosten vaart is het ‘windpark, windpark, windpark’. Vroeger waren de nachten op zee nog donker, maar nu niet meer. Altijd wel ergens knipperlichten. Richting Duitse bocht en boven Helgoland kan hij nu niet meer komen vanwege een paar honderd hectare windmolens. En in de zuidelijke Noordzee, weet hij, komen er nog veel meer. Hij noemt vissen op de Noordzee een ‘kruip-door-sluip-doorbezigheid’: laveren tussen windmolenparken, olieplatforms, drukbevaren scheepsroutes, militaire oefenterreinen en beschermde natuurgebieden. Er is, zucht hij, geen vrije zee meer. En het veranderde allemaal in zeer korte tijd. Ik lees het in Gasland (2018), een boek van Louis Stiller, inwoner van het Groningse Warffum. Over tien jaar, schrijf deze, zal een kwart van de Noordzee uit industriële bouwwerken bestaan. Nog vijf jaar dus…

Over de toekomst van de Noordzee is de garnalenvisser duidelijk: “Dan ziet het eruit zoals je soms in sciencefictionfilms ziet: vol drijvende obstakels.” Uit deze en andere toekomstverhalen doemt bij Stiller het beeld op van een landschap waar zijn ‘haren recht van overeind gaan staan’. “Als we kiezen voor duurzame-elektriciteitsopwekking, dan zal er een zilverblinkend landschap van zonneweides en windturbines ontstaan, zowel op zee als land, veelvuldig doorsneden met enorme hoogspanningskabels.” Waarna hij de vraag stelt: ‘willen we dat?’ Voor een indruk verwijst hij naar de Groningse Eemshaven. Er staan daar drie elektriciteitscentrales. Alleen al door de grootste – een kolengestookte centrale onder bijmenging van biomassa – kan bijna een derde van alle Nederlandse huishoudens van stroom worden voorzien. Maar steenkolen stoken is met ingang van 2030 verboden. Stiller hoort een verhaal aan over waterstof. Is groene waterstof dan de heilige graal? Zijn lezers drukt hij op het hart dat ze moeten nadenken over hun toekomst en de toekomst van energie, ook al is iedereen in shock omdat het eenvoudig te groot is, te veel, te afwijkend. Klagen over windmolens? Er komen er nog veel meer. “Als we niet oppassen zit heel Nederland over dertig jaar in dezelfde problemen als Groningen nu.” Dat schreef hij nog voordat de oorlog in Oekraïne was begonnen.

 

‘Dat moet je niet willen’

On 16 februari 2023, in bestuur, politiek, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

In Turkije heeft de regering de inspectie en het bouwtoezicht in het verleden geprivatiseerd. Met rampzalige gevolgen, zo blijkt tijdens de recente aardbeving in het zuidoosten van het land. Iedereen is razend op de regering. In Nederland heeft de regering de inspectie ruim tien jaar geleden overgedragen aan de lagere overheden. Volgens oud-inspecteur ruimtelijke ordening John Henssen is onze leefomgeving daardoor in gevaar. Zijn wij nu ook woedend? In NRC Handelsblad van 1 december 2022 trok Henssen, inmiddels gepensioneerd, aan de bel. In een paar jaar tijd zag hij het Nederlandse landschap ingrijpend veranderen: “distributiecentra verrezen, de landbouw werd nóg intensiever, energieslurpende datacenters rukten op, er kwamen nieuwe woonwijken dicht bij snelwegen.” Nog meer zorgen maakt hij zich over de dingen die niemand ziet, maar die wel spelen. Belangen worden niet meer goed beschermd, de verantwoordelijkheid wordt bij de wethouder en gedeputeerde gelegd, burgers moeten nu alert zijn en stevig aan de bel trekken, er ontstaat rechtsongelijkheid, niemand controleert nog of gemeentelijke plannen stroken met nationale doelen. Al in 2018 publiceerde de Inspectie Leefomgeving en Transport een zorgelijk rapport hierover, maar dat werd niet geopenbaard. Pas bij de kamerbehandeling van de Omgevingswet in 2020 kwam het naar buiten.

Nog zoiets: de afgeschafte inspectie waren de oren en ogen van de minister van ruimtelijke ordening. Trends werden door haar het eerst gezien. Ook al is er weer een minister terug (want ook die was afgeschaft), die kan, althans volgens Henssen, door het ontbreken van centrale inspectie nog steeds niet weten wat er in het land gebeurt. En het erge is: “Er is geen plan meer voor de inrichting van het land.” Iedereen maakt tegenwoordig zijn eigen plannen. “Net nu er plannen moeten komen om op grote schaal nieuwe woningen te bouwen en de landbouw opnieuw in te richten, net nu de problemen met droogte, wateroverlast en verzilting steeds nijpender worden, ontbreekt de regie.” Grondoorzaak van dit ernstige tekortschieten is de politieke wens, al jaren, om alles sneller en eenvoudiger te maken. Terecht wijst Henssen op het feit dat ruimtelijke ordening juist steeds complexer wordt. Nederland wordt gewoon voller. Hoe kan je dan de eenvoud willen en de complexiteit willen reduceren? Henssen: “Dat moet je niet willen.” Complexiteit, schreef ik in Er was eens een stad (2021), is juist het studieobject van ruimtelijke planning. Daarom ook bestaan er geen eenvoudige oplossingen en wordt er aan universiteiten wetenschappelijk onderzoek naar ruimtelijke planning gedaan. Is iedereen nu voldoende gealarmeerd? Er naderen immers verkiezingen. En er is een leefomgevingswet in de maak die alles eenvoudig maakt. Gevaarlijk is het.