Bevers in overtreding

On 10 november 2023, in natuur, by Zef Hemel

De wandeling voerde ons van Vries in de richting van Schipborg, Drenthe, toen mijn wandelgenoot enthousiast over bevers begon. Bij haar in de Drentsche Aa hadden die beestjes laatst een kolossale boom met groot gemak weten te vellen. Hoe is het mogelijk? Toen we het Schipborgse Diep overstaken tuurde ik vergeefs langs het watertje in de verwachting een glimp van de natte vacht van zo’n vraatzuchtig knaagdier op te vangen. De bever is trouwens het grootste knaagdier van Europa en kan wel 70 tot 100 centimeter lang worden. Berichtte RTV Noord niet zeer recent dat “in de natte natuurgebieden in Noord-Nederland er bijna geen bever mee bij past?” Maar dat bleek onzin. Het ging trouwens over het Ruiten Aa-gebied, dat oostelijker – in Westerwolde – ligt. Dit stroomdal werd in de jaren negentig kronkelig, nat en gevarieerd gemaakt, en tegenwoordig is er zelfs een natuurverbinding met de Wadden. Vervolgens dook de bever, die ergens in de 19e eeuw uit dit Groningse landschap verdween, daar weer op. Die bleek spontaan de Duitse grens te zijn overgestoken. Er leven er er nu acht. Op dit moment zijn er circa vierhonderd bevers verspreid over Noord-Nederland. Volgens het nieuwsbericht is er nog ruimte voor twee in het Ruiten Aa-gebied, maar ook dat blijkt onzin. Sommige zoeken nieuwe territoria, dat is waar, maar op sommige plaatsen zijn ze gewoon ongewenst. Ze kunnen schade toebrengen aan dijken en waterkeringen. In de Drentsche Aa zijn er nu circa 85 bevers, nadat vier exemplaren in 2008 daar opnieuw werden uitgezet.

Daarna las ik een Groningse scriptie over de impact van de bevers op de ecologie van het Drentsche Aa-stroomgebied. Dat was leerzaam. De bever is een ecosystem engineer, dat wil zeggen hij zet zijn omgeving naar zijn hand. Maar daarbij houdt hij zich vaak niet aan wetgeving op natuurgebied (Habitatrichtlijn, Kaderrichtlijn Water, Natuurherstelwet, Verdrag van Bern) en wetgeving rond cultuurhistorische en landschappelijke waarden (zoals archeologische, aardkundige waarden). Waar de bever met de beleidsdoelen conflicteert, is naar verluidt nader onderzoek nodig. Dat zal medebepalen waar hij wel en niet kan worden toegestaan. Wat betekenen bijvoorbeeld al die dammen in het Schipborgse Diep voor vissen? Kunnen die nog wel migreren? Als de vissen in de problemen komen, overtreedt de bever de natuurherstelwet. Op een kaartje stonden liefst 16 dammen aangegeven. Bij elke dam is de situatie weer anders. Strafmaatregelen zijn verlaging of verwijdering van de dam, plaatsing van een beaver deceiver, verdieping van de watergang, aanleg van nieuwe stroomgebieden. Mocht de bever zich dan nog niet gedragen, dan moet een ecologisch werkprotocol worden opgesteld. In het uiterste geval zal hij worden afgeschoten. Mijn voettocht door Schipborg kreeg ineens een heel andere lading.

 

‘Verbraamt’ het Nederlandse platteland?

On 10 november 2023, in duurzaamheid, natuur, by Zef Hemel

Ze hadden me uitgenodigd voor een stevige wandeling, maar het voelde nat en herfstig die zaterdagochtend eind oktober. We maakten een omtrekkende beweging rond Balk, Zuidwest-Friesland. Iemand in het gezelschap wees me op de vele bramen. Bij Wyckel en Harich was het inderdaad opvallend: overal zag ik hoge hagen van wilde bramen langs de kant van de sloot. “Die woekering”, gebaarde mijn wandelgenoot, “komt door de vele stikstof.” Elke keer als hij hier langs liep bleken de bramenstruiken hoger opgeschoten. Vroeger zag je die hier helemaal niet. Hij sprak zelfs van ‘de verbraming van het Nederlandse platteland’. Oorzaak: de vele mest die door de boeren wordt uitgereden. Eerlijk gezegd had ik er nooit op gelet. In De Levende Natuur (juli 2004) las ik daarna een artikel van Rienk-Jan Bijlsma over het verschijnsel van de verbraming en het vele onderzoek dat hiernaar tussen 1970 en 2000 door biologen is gedaan. Van verbraming is officieel sprake als braamstruiken een aaneengesloten vegetatielaag vormen over een oppervlakte van enkele aren. “Verbraming wordt vaak gezien als een vorm van verruiging als gevolg van stikstofdepositie (vermesting), wat bijdraagt aan het negatieve imago.” Want ach de braam heeft het zwaar. Net als de brandnetel is hij allerminst aaibaar, veel mensen zien hem als een ongewenste vorm van natuur. Maar Bijlsma nuanceert dit beeld. Ik las daarom geïnteresseerd verder.

Al eeuwenlang speelt verbraming in de bossen van Noordwest-Europa. Beuk en eik hebben last van de struik, die verjonging hindert. Bestrijding van de braam was in boswachterijen eeuwenlang dan ook een voorziene kostenpost. Geen wonder dat er nog steeds negatief wordt geoordeeld over de opmars van de braam. Wat mensen niet beseffen is dat liefst 150 soorten bramen in Nederland worden aangetroffen. De meeste zijn zuurminnend en hebben grote moeite om fosfaat en/of ijzer op te nemen bij een hoge pH van het wortelmilieu. Ze houden van veel licht, maar kunnen door begrazing of opgroeiend hout weer even snel verdwijnen. Verbraming, stelt Bijlsma, is inherent aan de zand- en leemlandschappen van Noordwest-Europa en verdient een genuanceerde benadering. Ze vormt alleen een probleem in oude door eik gedomineerde bossen met een rijke voorjaarsflora. En al die stikstof dan? Nee, er bestaat geen significante relatie tussen de soortensamenstelling van de bosvegetatie en de depositie van stikstof. Trendmatige toename lijkt eerder te wijten aan peilverlaging, verminderde vitaliteit van eikenbossen, het ouder en opener worden van heidebebossingen en tenslotte is er het massa-effect: een snelle en succesvolle kolonisatie van de braam. De braam, concludeert Bijlsma, kampt met een geringe sympathie en worstelt met een onjuist beeld. In de stikstofcrisis is naast de boer vooral de braam het eerste slachtoffer.

 

Badkuip Groningen

On 30 oktober 2023, in duurzaamheid, water, by Zef Hemel

Lopend in de stromende regen via Garnwerd op Ferwerd spraken we over de toekomst van de drinkwatervoorziening in Noord-Groningen. Die is vitaal maar wordt steeds nijpender. Grote delen liggen immers onder de zeespiegel. Eigenlijk moet je Groningen zien als een badkuip. Of ik wist dat het datacenter van Google in Eemshaven water krijgt aangeleverd via een 28 kilometer lange pijpleiding. Het water wordt gebruikt voor de koeling van de servers. Omdat zoetwater zelfs in Nederland schaars wordt door almaar toenemend verbruik, koos Google voor industriewater. Het gaat om oppervlaktewater uit het Eemskanaal dat vanuit het RWZI-terrein in Garmerwolde via een speciale pijpleiding naar Appingedam tot aan Eemshaven wordt geleid. Nadat het water daar een aantal keren is hergebruikt, wordt het geloosd in de Waddenzee. Gelijktijdig werd een nieuwe drinkwaterleiding parallel aan de industriewaterpijpleiding aangelegd. Ook andere bedrijven in Eemshaven kunnen er gebruik van maken en in de toekomst ook de bedrijven in en rond Delfzijl. In Garmerwolde is voor dit alles een enorme waterfabriek gebouwd. In 2022 gebruikte Google 1,26 miljard liter industriewater en 7,5 miljoen liter drinkwater. Inmiddels zijn er alweer plannen om het datacenter flink uit te breiden. Daarnaast bouwt Google nog een tweede datacenter in Groningen. Of ik dat allemaal wist.

De week ervoor had ik een rapport van de Waddenacademie gelezen over zoetwatervoorziening in het Waddengebied. Afzender is Deltares. Het schetst het snel groeiende probleem op de grens van zoet en zout in het laaggelegen deel van Noord Nederland. Naast een immer toenemende vraag naar drinkwater door boeren en bedrijven doen klimaatverandering en zeespiegelstijging van zich spreken. Extreem weer maakt alles onzeker. “Het zal niet altijd mogelijk zijn om voldoende zoet water te kunnen blijven leveren van de juiste kwaliteit, op het juiste moment in het seizoen, op de juiste locatie in de regio en tegen redelijke prijzen.” Met name voor de Waddeneilanden ziet de toekomst er somber uit. Nog altijd komt 65 procent van het drinkwater uit grondwater. Door het binnendringen van zout grondwater in het zoetwatersysteem wordt winning steeds lastiger. Overexploitatie van zoet grondwater kan bovendien leiden tot een relatief snelle opkegeling van brak tot zout grondwater onder onttrekkingsputten, terwijl regenwater door zoutwater niet meer dieper in het grondwatersysteem kan infiltreren. Aanvoer van water uit Rijn, Maas en Schelde is in het Waddengebied toch al niet mogelijk. Op een van mijn wandelingen liep ik langs FrieslandCampina in Bedum. Jaarlijks wordt daar bijna 1 miljard liter melk voor de kaasproductie verwerkt. De honderdjarige zuivelfabriek wint vanouds grondwater op een diepte tussen 60 en 100 meter. Afvalwater stroomt via een lange pijpleiding in de Waddenzee. Ofschoon de fabriek steeds minder water onttrekt, maken mensen zich zorgen. Dat is omdat gaswinning in dit laaggelegen gebied al tot bodemdaling leidt. Zorgt de wateronttrekking voor extra daling? Nu dreigt ook nog verzilting.

 

Genoeg is genoeg

On 29 oktober 2023, in duurzaamheid, energie, by Zef Hemel

We kwamen uit de richting van Veendam met zijn magnesiumwinputten en rokende Nedmagfabriek en liepen in de richting van Oude Pekela, Groningen. Even later wandelden we langs het grote Tennet transformatorstation Meeden. Rondom ons een landschap van hoogspanningsleidingen die in alle richtingen uitwaaierden. Langs de weg en in de tuinen prijkten bordjes ‘Genoeg is genoeg’. Het bleek om zonneparken te gaan. Even later passeerden we velden met zonnepanelen langs het langgerekte Emergobos, aangeplant met geld uit de Herinrichtingswet Oost-Groningen; hekwerken en beveiligingscamera’s zorgden voor een grimmige sfeer. De gemeente Oldambt wil 100 hectare zonnepark realiseren voor 2030 als bijdrage aan de energietransitie. Pure Energie is het bedrijf dat hier landbouwgrond koopt om te helpen het beleidsdoel te realiseren. Maar de bewoners willen niet. In de Eekerpolder is al een zonnepark en langs de N33 staat al een windmolenpark en een stikstoffabriek en bij Zuidwending is al een aardgasopslag en het transormatorstation Meeden krijgt al stevige uitbreiding. De bewoners zijn het zat. “De verrommeling van deze omgeving moet NU STOPPEN!” Het was me al eerder opgevallen. Naast winputten, zandafgravingen, aardgasstations, verveningen, hoogspanningsleidingen en afgetichelde land voor de kleiwinning ontstaan in het noorden van Nederland in hoog tempo energielandschappen. Windmolens en zonneparken schieten als paddenstoelen uit de grond.

Het was niet de eerste keer dat ik als wandelaar geconfronteerd werd met weilanden vol zonnepanelen. Grote delen van Groningen en Friesland raken ermee bedekt. In 2022 nam het opgesteld vermogen van zonnepanelen in alle gemeenten in Nederland met 30 procent toe. Vorig jaar lagen er al 47 miljoen zonnepanelen in Nederland; een vijfde deel bevindt zich in 562 zonneparken, goed voor 3.621 hectare. Sinds 2019 is de Nederlandse zonnestroomproductie meer dan verdrievoudigd (sic!). Veel zonnevelden treft men aan in Drenthe, Noord-Groningen en de Kop van Noord-Holland. Het Drentse Borger-Odoorn en Hoogeveen bijvoorbeeld tellen al meer dan 100 MW. En dat terwijl het energienet overvol is en de netspanning regelmatig te hoog oploopt. Het afschaffen van de btw op zonnepanelen per 1 januari 2023 jaagt de aanleg van zonneparken verder aan en vanaf 2025 worden bedrijven verplicht om zonnepanelen op hun gebouwen te plaatsen. Uitbreiding van het net blijft hopeloos achter. Was het toeval? Toen ik uit Oude Pekela huiswaarts keerde, hoorde ik dat minister De Jonge met provincies, gemeenten en waterschappen heeft afgesproken dat nieuwe zonnepanelen zo veel mogelijk op gebouwen komen te liggen. “Als je door de polder fiets en je ziet op vruchtbare landbouwgrond zo’n enorm zonneveld, dan denk je ‘Oei, wat is dat zonde van de ruimte.’ Dat moet je echt niet willen in Nederland.” Zeker, fietsen door Nederland maakt veel duidelijk. Maar het verandert niets aan de situatie in het Oldambt. Binnenkort gaat Tennet het transformatorstation Meeden uitbreiden. Het energielandschap komt er toch, nee het is er al.

 

Zelfs geen taxi

On 24 oktober 2023, in infrastructuur, by Zef Hemel

In Annen, Drenthe, liepen we definitief vast. De aanhoudende regen maakte ons het wandelen onmogelijk, de paden waren onbegaanbaar geworden, we moesten terugkeren naar Schipborg. Echter, er reed geen bus, er was helemaal geen openbaar vervoer. Dan maar een taxi bestellen. Wat bleek? In dit deel van Noord-Nederland rijden zelfs geen taxi’s meer. Iedereen rijdt hier auto. Zijn de gemiddelde woon-werkafstanden in Nederland inmiddels opgelopen naar 22,7 kilometer, die in Noord-Nederland naderen al de 30 kilometer. Hetzelfde geldt voor boodschappen doen, een theater bezoeken, naar de tandarts gaan. Via Groningen of Assen kan een mens met OV een ander dorp bereiken, anders niet. Vaak is dat ver omrijden. Alleen kinderen gaan nog fietsend, met de bus of met de trein naar school, iedereen die ouder is rijdt auto. Het vele autorijden houdt de dorpen, ook de kleinste, leefbaar, jazeker. Daardoor zijn de kleine kernen waar ik doorheen loop ook vaak pure woondorpen geworden, dus overdag uitgestorven, terwijl het werken en winkelen zich elders afspeelt. Dagelijks rijdt men in Groningen, Drenthe en Friesland voor zijn of haar werk gemiddeld een meer dan een marathon. Ik sprak erover met Ritzo ten Cate, die van Norg naar Vries met mij meeliep.

Ritzo wees me op het steeds grotere gewicht dat mensen gebruiken om hun lichaam te verplaatsen. De nieuwste elektrische auto’s zijn trouwens nog veel zwaarder dan ‘gewone’ benzineauto’s. Deels komt dat door de batterij, maar ook door hun model. Dat betekent meer materiaalgebruik, meer energieverbruik, snellere slijtage. Een Nissan Leaf is met 1600 kilo bijvoorbeeld al zo’n 400 kilo zwaarder dan de Nissan Vera. Sommige zijn zelfs zo zwaar dat ze parkeergarages niet meer in mogen. De gemiddelde nieuwe wagen weegt nu zo’n 1200 kilo. Al die kilo’s gebruikt een mens om zijn eigen lichaamsgewicht te verplaatsen. Waarom rijden we eigenlijk rond in een zware metalen kist? En waarom rijden we zo hard? Sommigen pleiten voor belastingheffing op basis van gewicht. Ik las in de Contourennotitie Ruimte over ‘klimaatbestendige, duurzame en gezonde groei’ en over nabijheid tussen wonen, werken, recreatie en voorzieningen. “Compacte verstedelijking, in en anders direct bij de bestaande steden en dorpen, versterkt de bestaande buurten en dorpen en genereert draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer. Zo zorgen we ook voor een toekomstbestendig landelijk gebied met vitale dorpen in de nabijheid van grotere kernen en steden.” Ik vrees dat we die toekomst allang gepasseerd zijn.

 

Heel Nederland

On 21 oktober 2023, in ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Wat het eerste opvalt aan de onlangs verschenen Contourennotitie Ruimte van het demissionaire kabinet zijn de vele passages over militaire ruimteclaims. Het ministerie van Defensie laat zich danig gelden. Er wordt zelfs over een oorlog in de Oekraïne gesproken, en dat in een ruimtelijke nota waarop we twintig jaar hebben moeten wachten! Zelfs tijdens de Koude Oorlog was dat nooit het geval; toen was dat departement alleen op de achtergrond aanwezig. Ten tweede is het heel gek dat er geen enkel kaartje in deze regeringsnotitie over ruimtelijke ordening is opgenomen. Wel vijftig bladzijden tekst en obligate foto’s en tekeningen, maar géén verstandig ruimtelijk kaartbeeld of ook maar een kleine vingerwijzing die tenminste geografisch is. Er worden zestien sectorale kaarten in het vooruitzicht gesteld, waarop we nog een jaar moeten wachten. Is deze notitie haastwerk of is ze ingegeven door angst? Kaartjes zijn tegenwoordig immers gevaarlijk. Drie: opvallend is het ontbreken van aanduidingen als Randstad en Groene Hart. Dat is misschien wel het gekste aan deze hele notitie, waarmee het demissionaire kabinet haar Nota Ruimte in het vooruitzicht stelt. Zelfs de Randstad bestaat niet meer. Laat dit even goed tot u doordringen. In plaats daarvan wordt één nieuw ruimtelijk concept ten tonele gevoerd, en dat heet: Heel Nederland.

Let op de militaire taal: “Nederland staat voor een operatie die in omvang vergelijkbaar is met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.” Operatie? Nederland is echter voller dan in 1946: “veel is bebouwd en dichtgeregeld.” Heel Nederland moet daarom een bijdrage leveren aan de ruimtelijke opgaven en transities waar we voor staan: niet afwentelen, recht doen aan schaarste en gebiedskenmerken staan centraal. “In Heel Nederland krijgen we te maken met verandering van inrichting van de leefomgeving en verandert het gebruik van die ruimte.” Alleen het accent zal in elke regio anders liggen. Dit klinkt dreigend, bijna als de aankondiging van een spreidingswet voor heel veel vervelende zaken. Elke regio zal de komende jaren de lasten moeten dragen van de transities in de verschillende sectoren: energietransitie, circulaire transitie, transitie landelijk gebied. Er moet ook een ruimtelijk beeld voor Heel Nederland komen, “een integraal, ruimtelijk beeld voor de lange termijn”, maar onze verwachtingen mogen niet te hoog gespannen zijn. Wat Nederland over vijftig jaar betreft zal Den Haag alleen ‘de richting’ aangeven. Een ‘volledig antwoord’ zal niet volgen. “Daar zullen we de komende jaren samen achter moeten komen.” Wie kan hier nou enthousiast over worden? Tekst, vorm en inhoud hebben veel weg van een eenvoudige lesmethode voor aardrijkskunde op de middelbare school. Maar wat mij nog de meeste zorgen baart, is de sectorale inslag. Ruimtelijke ordening is er toch vooral om die sectorale dominantie te doorbreken? Conceptloos is stuurloos. Laten we hopen op een echte vakminister in het volgende kabinet.

 

Als alles er al is

On 12 oktober 2023, in duurzaamheid, Geen categorie, kunst, by Zef Hemel

In Rotterdam manoeuvreerden we tussen een onttakelde parkeergarage (‘blunderput’) en een al jaren gesloten museum (Boymans van Beuningen) door; metalen pijpen waren aan de museummuren geschroefd, want zo wordt daar de asbest verwijderd. In de museumtuin waren alle kunstwerken afgedekt. Rechts van ons bleek vorige week nog te zijn geschoten (Erasmus MC). Gelukkig, daar was de Kunsthal. We waren gereed voor Ai Wei Wei. Een overzicht van het omvattende werk van deze Chinese kunstenaar-activist, onder de titel ‘In Search of Humanity’, strekte zich uit over bijna het hele gebouw van Koolhaas en het moet gezegd, hier voegde de kunstenaar zich naar de architect. De heldere tentoonstelling begint met foto’s van de ontruiming van Tompkins Square in New York; projectontwikkelaars en vastgoedeigenaren maken zich met geweld meester van dit deel van Manhattan in 1988, juist op het moment dat de jonge Ai Wei Wei daar in de buurt is met zijn fotocamera. Hij is nog onbevangen, raakt in de ban van Marcel Duchamp en zal diens revolutionaire gedachtegoed nooit meer loslaten: ready made‘s worden ook zijn handelsmerk. Geef alledaagse voorwerpen een nieuwe betekenis, maak ze tot kunst, exposeer ze en confronteer daarmee het publiek. Alles wat je vindt kan als kunst worden gebruikt. Het deed me denken aan Jean Tingely’s Dylaby-tentoonstelling (1962) in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Die hele expositie was door de kunstenaar gewoon gevonden op het Waterlooplein. Met dezelfde blik wandel ik op dit moment ook door Noord-Nederland.

Treffend vond ik hoe de hele tentoonstelling bestaat uit simpel gevonden materiaal: verwrongen staal van de goedkope basisscholen uit het Chinese aardbevingsgebied op de museumvloer uitgespreid, de achtergelaten schooltassen van de bij de beving omgekomen kinderen aan elkaar genaaid aan het kunsthalplafond, de voetjes van de gebroken Boeddhabeelden keurig gerangschikt in de vitrine, zonnebloempitten (in China een krachtig symbool) op de museumvloer, de oude schop bekleed met bont in de hoek, twee aan elkaar genaaide schoenen onder een glasplaat, stukken boomstam op elkaar gestapeld als hart van de fontein, kogelgaten in een garagedeur, zwemvesten van verdronken vluchtelingen opgetast rond een glazen bol. Zijn eigen gevangenschap in 2011 had hij simpel nagebouwd. Speelgoed pandabeertjes had hij opengesneden, het plastic schuim verwijderd, vervolgens volgepropt met geheime documenten uit de shredder plus enkele microfiches. Het enige wat de kunstenaar telkens had gedaan was voorwerpen vinden en verzamelen, rangschikken, tentoonstellen en van betekenis voorzien. Wat me het meeste trof was de hardloopband van Wikileaks-oprichter Julian Assange. Het apparaat had hij van de activist in 2016 gekregen, was er op gaan lopen tijdens het proces, had daar een video van gemaakt en had die video op Instagram gezet met een geluidsband die geweerschoten liet horen. Daar stond ie. Je kon het apparaat aanraken. Assange zit nog vast. Als alles er al is, is het een kunst het te vinden. Heb zelden zo’n aangrijpende tentoonstelling gezien.

 

Plattelandsromantiek

On 9 oktober 2023, in duurzaamheid, energie, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Terwijl ik vanuit Roodeschool de Eemshaven binnenwandelde, zag ik een tweet van een medewerker van het ministerie van BZK die mij vanwege de tekst van mijn Delftse oratie (‘Mooi land, een Odyssee’) als ‘plattelandsromanticus’ neerzette. Aan mijn linkerhand draaiden de wieken van David, met 200 meter tot voor kort de hoogste windmolen van Nederland. Voor mij lagen grote bedrijven uit de offshore- en energie-industrie, rechts spuwden pijpen van twee kolencentrales gele rook tegen een grijze lucht, in de verte blonk de hyperscale van Google. Een harde wind joeg regen in mijn gezicht. Ik schuilde bij een windmolen. Na de bui vervolgde ik mijn weg langs hoog hekwerk waarboven het bruine staal van opgeslagen windmolens me dreigend aanstaarde. Ik riep iets, een holle echo weerklonk. Een dwerg was ik. In één zo’n buis past gemakkelijk de romp van een Boeing 747. Mijn wandelgast was een collega uit Shanghai. Dit is Chinees, prevelde hij, deze haven is volkomen losgezongen van zijn omgeving. Toen we bij de havenmonding kwamen zagen we aan de overkant Borkum liggen. We bevonden ons dicht bij de Duitse grens. Die Eemshaven is hier om de Duitse concurrent af te troeven, zei ik. Hij is naar buiten gericht, heeft weinig met Groningen te maken. Zelfs het Chinese restaurant in Roodeschool (‘Golden Garden’) is al jaren dicht. Een groot bord bij de dijk vermeldde dat de Waddenzee werelderfgoed is.

Een dag later verscheen de Contourennotitie Ruimte van datzelfde ministerie van BZK. Die notitie gaat over de leefomgeving in brede zin en belooft in felrealistische taal onder andere ‘een beweging naar een klimaatneutrale en circulaire samenleving’. “Nationaal kiezen we voor de ontwikkeling en versterking van een selectief aantal clusters en corridors voor energie, logistiek, circulaire economie en niet-grondgebonden landbouw.” Bedoeld worden de vijf industrieclusters van het ministerie van EZK die hun CO2-uitstoot drastisch moeten verlagen. Die hebben extra ruimte nodig, aldus de notitie, alles natuurlijk selectief. Die van Noord-Nederland met Eemshaven aan kop kampt trouwens met forse tegenslag. De emissies zijn daar slechts met 26% gedaald (Voortgang Regioplannen 2017-2019). Tegelijk zijn de productievolumes enorm gegroeid. De industrietafel Noord-Nederland pleit voor “het voorkomen van een Nederlandse postzegelfocus,” dat wil zeggen men vraagt doodleuk aan het ministerie ruimte voor uitbreidingen en nieuwbouw van fabrieken, ook al betekent dat een absolute verhoging van de CO2-emissies. Seaport Groningen heeft al 600 hectare grond extra gekocht. Zet mij maar weg als plattelandsromanticus. Die klimaatneutrale samenleving gaan wij nooit krijgen. Ik wens mijn collega op het ministerie veel realiteitszin toe.

 

Verbanden zien

On 6 oktober 2023, in duurzaamheid, kunst, literatuur, by Zef Hemel

Op een boom voor het oude kerkje op Hegebeintum was in een plastic hoesje een gedicht aan de schors geprikt. Zomaar. Als vanzelf hield ik stil om het te lezen. Het bleek afkomstig van een streekdichter, Pieter van der Zwaag. Terwijl ik het aandachtig las, hoorde ik het ruisen van de bomen. Ik was vast niet de enige. Wie langs het steile wandelpad naar boven klimt, kan het gewoon niet ontgaan. Eenmaal op de hoogste terp van Nederland sta je als vanzelf stil bij de bijzondere versregels die iemand daar op een boom heeft achtergelaten. Trouwens, het valt me op dat ook elders in Noord-Nederland gedichten langs wandelpaden voorbijgangers verleiden om poëzie uit de eigen streek tot zich te nemen. Rond de wierde van Tinallinge bijvoorbeeld, en ook richting Baflo trof ik groene bordjes met mooie Groningse gedichten aan. En in de hele provincie Groningen kun je bij liefst vierhonderd fietsknooppunten gedichten lezen, althans als je de app VERS gebruikt. Zodra je het knooppunt nadert wordt een gedicht geactiveerd. Maar fietsen lijkt mij voor poëzie toch minder geschikt; de fietser is te gehaast, zeker nu hij elektrisch rijdt is het zelfs gevaarlijk. Het trage wandelen is veel beter. Eerder blogde ik al over de poëzieroutes over het Chinese platteland. In China weet iedereen dat hun grote dichters door het oude landschap liepen.

Toen stuitte ik in ‘Sacred Nature’ (2022) op een passage over poëzie. Ergens in het begin van het boek haalt de Amerikaanse godsdiensthistoricus Karen Armstrong de Franse antropoloog Lucien Lévy-Bruhl aan, die stelde dat primitieve volken in neurologisch opzicht niet afwijken van ons, maar dat ze alleen gebruik maken van andere delen van de hersenen. Ook moderne neurologen zijn er volgens Armstrong van overtuigd dat wij westerlingen meer vertrouwen op de linkerhersenhelft, “waar het rationele en pragmatische denken zetelt, terwijl tribale volken een wereldbeeld hebben via de rechterhersenhelft, waarmee ze verbanden zien tussen dingen.” Wij zijn sedentair, de meesten zelfs stadsbewoner. Maar primitieve volken zijn overwegend nomadisch. Waarop Armstrong erop wijst, dat diezelfde rechterhersenhelft tevens de bron is van poëzie, muziek, kunst en religie. Het trage wandelen stimuleert dus de hersenhelft die wij modernen bijna niet meer gebruiken. Ineens begreep ik al die mooie poëzie onderweg en ook dat ik als beginnende wandelaar deze steeds meer ga waarderen. Ook voor muziek, kunst en religie word ik, al wandelend, langzaam vatbaarder. En ik ga verbanden tussen de dingen zien.

 

De ware wandelaar

On 1 oktober 2023, in cultuur, landschap, wetenschap, by Zef Hemel

Afgelopen zaterdag 30 september wandelde een gezelschap van circa veertig mensen de Landschapstriënnale 2023 over de Waddenkust naar zijn einde. Ze waren afgekomen op het allerlaatste programma-onderdeel, ‘wandelen met Zef Hemel’. In het bezoekerscentrum van Hegebeintum, boven Leeuwarden op de weg naar Holwerd, sprak ik de toegestroomde wandelaars toe. Daarna liepen we over de hoogste terp van Nederland (ruim 8 meter) naar Ferwert, en dwars door Ferwert naar de dijk, precies daar waar vroeger de boot naar Ameland aankwam. Verder in oostelijke richting staken we de dijk over en wandelden door de kwelders naar de Terp fan de Takomst, voor de kust bij Blija, naar een ontwerp van het Rotterdamse Observatorium. We konden Ameland bijna aanraken. Op de terugweg deden we nog het dorp Blija aan, om te eindigen in de tuin van Harsta State, een mooie, verwaarloosde tuin uit 1817 van de beroemde tuinarchitect Roodbaard. Telkens sprak iemand, een dorpsbewoner, een kunstenaar, een landschapsarchitect. En onderweg raakte iedereen met iedereen in gesprek; je wisselde eenvoudig van wandelpartner. Ook in die gesprekken werd van alles uitgewisseld. Fryslân Dok maakte opnamen en een verslaggever van de Leeuwarder Courant liep mee. Boven ons zoemde de drone van de reporter. We liepen ruim twintig kilometer.

Waar mijn korte inleiding over ging? Ik vertelde dat wandelen neerkomt op tijdreizen, terwijl autorijden alleen maar ruimtereizen is. Wie met de auto gaat, gaat van punt A naar B, maar wie traag wandelt maakt een opwindende reis door eeuwen geschiedenis. Om dit te illustreren vertelde ik over mijn wandeling dit voorjaar met de architect Bauke Tuinstra van TWA architecten. Bauke en ik liepen van Ferwert naar Holwerd. Ik had geen idee dat Bauke de architect was van het nieuwe bezoekerscentrum van Hegebeintum. Toen we daar aankwamen begon hij te vertellen over de twaalf meter lange boorkern die in 2015 was geslagen aan de westelijke kant van de toren van het kerkje, dwars door de terp. Probleem was namelijk dat de kerktoren verzakte. Die boorkern is bewaard gebleven en moest het middelpunt van de expositie en daarmee van het bezoekerscentrum worden. Bauke ontwierp een toren, maar dat paste landschappelijk slecht. Gelukkig maar, want nu hij horizontaal aan de lange wand is opgehangen kun je hem beter lezen. Het is een dwarsdoorsnede van de eeuwenoude, deels afgegraven terp. Toen ik de boorkern van nabij bekeek, zag ik op ruim acht meter diepte de eerste menselijke sporen: om droge voeten te krijgen wierpen de vroegste bewoners plaggen op. Dat was zo’n 500 tot 200 jaar voor Christus. Kijk, dat is nou tijdreizen! Wie wandelt krijgt niet alleen contact met het landschap, maar ook met geschiedenis en zelfs met zijn verre voorouders. Wie zijn wij? Waar komen wij vandaan? Die filosofische vragen stelt de ware wandelaar.