Gelezen in de Volkskrant van 26 juni 2010:
Columniste Marjolijn Februari maakt zich zorgen over het woelige politieke klimaat in Europa. Onder de kop ‘Wij als volk moeten constructiever zijn’ beschrijft ze de maatschappelijke onrust van dit moment, die zich vooral uit in rancune. “Waar je ook gaat, wie je ook spreekt, overal rommelt het: in Duitsland, België, Frankrijk, Nederland. Alsof de revolutie aanstaande is.” Sympathie voor de revolutionairen voelt ze niet. Ze is meer van de club die de boel bij elkaar wil houden. Ze ergert zich vooral aan degenen die problemen afwentelen op hun volksvertegenwoordigers. “Het zal duidelijk zijn dat het cultiveren van kleine onderhuidse irritaties geen goede voorbereiding is op de mondiale golf die over Europa heen gaat spoelen.” Ze citeert met instemming Dirk-Jan van Baar in HP/De Tijd, die naar een verklaring zoekt waarom overal in Europa het liberalisme aan kracht wint: “"de weerzin tegen de staat drijft mensen van links naar rechts, van de partijen die collectieve oplossingen voorstaan, naar partijen die vrijheid beloven.” Ondertussen moet diezelfde staat de banken redden. Februari begrijpt niet waarom mensen geen kritiek hebben op het falen van de markt, maar paradoxaal genoeg tegelijk daadkrachtig optreden van de overheid eisen èn inkrimping van diezelfde overheid. Het volk zou constructiever moeten zijn.
Ook ik maak me zorgen over de toekomst van de staat, maar uit een eerder verschenen artikel in diezelfde Volkskrant in de wetenschapsbijlage, van de hand van de socioloog Loek Halman van de Universiteit van Tilburg, begrijp ik de achtergronden beter. Het volk, lees ik, is wel degelijk constructief. "Bevolkingen van welvarende samenlevingen vinden autonomie belangrijker dan autoriteit.” Het verlangen naar vrijheid en de ergernis over regelgeving, collectieve arrangementen en bureaucratie komt precies hieruit voort. “Slechts een kleine minderheid van de Nederlanders voldoet nog aan het klassieke beeld van de plichtsgetrouwe burger die vasthoudt aan tradities en materiële bezittingen.” Nederland neemt in dat opzicht een voorhoedepositie in, het is een typisch postmodern land. “De acceptatie van hiërarchisch autoritair gezag is afgenomen, maar burgers wenden zich niet af van hun overheden en zijn niet minder maatschappelijk geëngageerd dan vroeger.” Dat klinkt geruststellender dan wat Februari afgelopen zaterdag schreef.
Om onrust onder bestuurders weg te nemen, of om bestuurders alerter te laten reageren, bedachten Mark Woerde van het Amsterdamse reclamebureau Lemz en ik laatst een zogenaamde Revolutie Index. Aanleiding waren de onlusten in Bangkok. Kan dat in Amsterdam ook gebeuren?, vroegen wij ons af. Een te ontwikkelen Revolutie Index meet welke steden in de wereld rekening moeten houden met een mogelijke opstand van hun bevolking. In welke stad broeit het het meest? Hoe zou Amsterdam op de Index scoren? Ik denk vrij hoog. Mark dacht heel laag.
Geef een reactie