Gelezen op CNN World van 15 november 2019:
Bron: Onweer-online.nl
Terwijl Venetië de allerhoogste waterstanden bereikt sinds de overstroming van 1966, wordt Sydney geteisterd door de ergste bosbranden sinds mensenheugenis. In de Nederlandse kranten verschenen alleen maar een paar foto’s. Schromelijke onderschatting. Deze stedelijke crises – Venetië, Hong Kong, Sydney – zijn het gevolg van de versnelde klimaatverandering en een economisch model dat tegen zijn grenzen aanloopt. In Sydney worden op dit moment vijf miljoen inwoners ingesloten door het vuur, de buitenwijken lopen gevaar, 1300 brandweermannen proberen uit alle macht het vuur te bedwingen, op 61 plaatsen slaat het vuur uit. Zelfs een van de burgemeesters van een verre voorstad moest haar huis verlaten, dat inmiddels door de branden is verwoest. Niet alleen het vuur en de hitte bedreigen de metropool en de hele regio – in heel New South Wales wonen 8 miljoen mensen -, ook het tekort aan water loopt snel op. De dammen die de watervoorziening van de miljoenenstad regelen noteren de laagste stand ooit – nog maar 46 procent van de watercapaciteit is beschikbaar. Als het zo doorgaat, komt Sydney in 2022 zonder water te zitten.
Lokale bestuurders zijn nu eindelijk wakker geworden. Sommige hebben aangekondigd om na de zomerhitte met plannen te komen die klimaatverandering eindelijk serieus nemen. Onder aanvoering van het bestuur van New South Wales wordt nu druk uitgeoefend op de conservatieven in Canberra om iets te gaan doen. Echter, net als de Nederlandse regering is de Australische nog lang niet zo ver. Vijf burgemeesters uit het westelijke deel van New South Wales proberen de regering nu zover te krijgen dat ze tenminste de waterreserves die zijn toegewezen aan boeren aan banden leggen. De komende drie maanden wordt namelijk nog geen regen verwacht. Dit ligt echter gevoelig. Zonder irrigatie is de huidige landbouw niet mogelijk. Boerenprotesten worden gevreesd. Rivieren staan nu droog. Het getouwtrek om het water neemt een politieke wending. Het land spreekt nu officieel van een watercrisis. Dat is vreemd, want Australië kwam nooit echt water tekort en iedereen geloofde in economische groei. Het noemen van ‘Day Zero’ wordt in conservatieve kring opgevat als oorlogsdreiging. De Australische premier weigerde afgelopen september naar New York te komen voor de VN-vergadering over klimaatverandering. Maar nu waarschuwt zelfs de Australische centrale bank dat de economie tot stilstand komt. Het worden drie spannende maanden.
Gelezen in ‘Oog voor het onzichtbare’ (1994) van Guido Wallagh:
Bron: Spoorkees.nl
Het eerste naoorlogse plan voor de Amsterdamse binnenstad dateert van 1955. Het document telde slechts 18 bladzijden, maar werd direct een hit. Het opperde de gedachte van een heus stadsspoor, had regionale trekken. Guido Wallagh schrijft erover in zijn proefschrift, getiteld ‘Oog voor het onzichtbare’, uit 1994. Wallagh schetst de discussie die na 1955 op gang kwam over het toekomstige Groot-Amsterdam. Het stadsspoor – de Oostlijn en de latere Noord-Zuidlijn – was in die verhitte discussie over de binnenstad de grote constante. Wallagh: “Men beschouwt vanaf het eind van de jaren vijftig het stadsspoor als de bindende factor van een stad in ontwikkeling.” Die stad wordt regionaal, een echte miljoenenstad, zo was in de jaren vijftig de verwachting. Het stadsspoor zou ruim tien jaar later terugkeren in het Voorontwerp van de tweede nota over de Amsterdamse binnenstad, 1968. Maar in plaats van een centrale rol te spelen in het politieke debat, verdwijnt ze stilletjes naar de achtergrond. Het tumult rond de metroaanleg is op dat moment te groot. Het denken over de Amsterdamse binnenstad wordt daarna nog lang beheerst door de opmars van de auto en de noodzaak iets aan de drukte in het stadscentrum te doen. De aanleg van metro wordt weliswaar unaniem aanvaard in de Amsterdamse gemeenteraad, maar het gevecht met de bevolking en de Haagse politiek zal nog decennia voortduren. Pas in 2018 komt het gewenste stadsspoor gereed.
Vooral dat voorontwerp van de tweede nota over de Amsterdamse binnenstad houdt me bezig. Anders dan het plan uit 1955 is het dik, omvangrijk, met uitstekend onderzoek onderbouwd, rijk geïllustreerd. Het mocht allemaal niet baten, want de bevolking slikte het niet. De metrorellen breken daarna uit, eerst in 1970, later escalerend en uitmondend in de Nieuwmarktrellen van 1975. De metro komt er, later, met veel moeite toch, en ook de Noord/Zuidlijn. En wie de zestig jaar overziet, moet zelfs concluderen dat de regionale stad met de groeikernen en nevencentra er is gekomen. En hoe! Wat wethouder Joop den Uyl in 1960 voorstelde, is anno 2019 dus min of meer werkelijkheid geworden. De grote vraag is nu of al die politieke strijd over zoveel jaren werkelijk de moeite waard is geweest. Den Uyls agglomeratiegedachte kwam te vroeg, dat is, achteraf gesproken, wel zeker. En nog steeds zijn er mensen die zich verzetten tegen de gedachte van grootstedelijkheid. Eind jaren ‘70 heetten ze ‘kleinschaligen’. Onverminderd houden ze vol dat Amsterdam niet mag groeien. Uitbreiding van het metronet willen ze niet, verdere verdichting laat staan nieuwe uitleg is uit den boze, ze leven binnen de gemeentegrens. Komende woensdag zullen ze opnieuw massaal tegen de toekomst stemmen. Blij dat de Noord/Zuidlijn eindelijk rijdt.
Gelezen in ‘Waar kunnen we landen?’ (2017) van Bruno Latour:
Voor de Franse filosoof Bruno Latour is er geen twijfel mogelijk. In ‘Waar kunnen we landen?’ stelt hij vast dat de rijken op deze aarde de noodlottige klimaatverandering niet langer ontkennen. Met de uitverkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten op 11 november 2016 werd duidelijk dat de leidende klassen tot de conclusie zijn gekomen “dat er op aarde niet genoeg plaats meer is voor henzelf én voor alle andere mensen.” De elites zoeken nu een goed heenkomen. Een gemeenschappelijke toekomst bestaat niet meer. Dit noemt hij het Nieuwe Klimaatregime. “Iedereen weet nu dat de klimaatkwestie tot de kern van alle geopolitieke issues behoort en dat ze rechtstreeks verbonden is met vraagstukken van onrechtvaardigheid en ongelijkheid.” Waarop hij de vraag stelt waar we kunnen landen. (Wel gek dat ik zijn boek juist in het vliegtuig op weg naar Mexico City las). Verdere globalisering, aldus Latour, heeft geen toekomst meer, maar lokalisering – het tegenovergestelde – ook niet. Immers, we kunnen niet terug in de tijd, want alles is al teveel veranderd, niet alleen de bodem, maar ook de tradities. Het enige wat werkt is een derde attractor buiten het klassieke politieke spectrum zoeken: het aardse. Dat betekent dat we weer kennis moeten verwerven over een hele reeks transformaties: “genese, geboorte, groei, leven, dood, bederf, metamorfoses.” Het subjectieve, het toevoegen van gevoelens aan koele kennis is dringend nodig.
Latour pleit ervoor om de wereld weer ‘bezield’ te maken. Wetenschap moet niet meer gaan over de analyse van productiesystemen: van materiële natuur, maar van verwekkingssystemen: van bezielde natuur. We moeten het ook niet meer over mensen hebben, maar over aardbewoners, dus ook dieren en planten. “Aardbewoners hebben namelijk het netelige probleem dat ze moeten ontdekken hoeveel andere wezens ze nodig hebben om te kunnen voortbestaan.” Wat te doen? Latour antwoordt dat we in de eerste plaats moeten gaan beschrijven: waaruit bestaat het aardse, wat maakt ons voortbestaan mogelijk, waar ben je het meest aan gehecht? Met wie kun je leven? Wie is voor zijn voortbestaan van jou afhankelijk? Met wie zul je de strijd moeten aangaan? Hoe kan een volgorde van belangrijkheid in al die agentia worden aangebracht? Dit beschrijven moet van onderop, via onderzoek, gebeuren. Latour gelooft dat het kan: “Ondanks de gaten die overal door de mondialisering zijn geslagen, waardoor het zo moeilijk is geworden de dingen waaraan we gehecht zijn op te sporen, valt nauwelijks te geloven dat we die klus tegenwoordig niet even goed zouden kunnen klaren.” Dit staat ons de komende tijd te doen: beschrijvingsarbeid voor alle bezielde wezens, het weer oppakken van de kwestie van de gemeenschappelijke wereld. Te beginnen met de binnenstad van Amsterdam.
Gelezen in ‘The Mega-City in Latin America’ (1996) van Allison Rowland en Peter Gordon:
Bron: Newgeography.com
Mexico City telt op dit moment liefst 22 miljoen inwoners en behoort daarmee tot de grootste megasteden ter wereld. Projecties gingen tot diep in de jaren ‘90 nog uit van een groei naar 25 tot 27 miljoen inwoners, waarbij gevreesd werd dat de sterk uiteengelegde stad chaotisch en onbestuurbaar zou worden, maar de jaarlijkse groei van bijna 6 procent die inzette in de jaren ‘50 tot ‘70 liep in de jaren ‘80 snel terug tot minder dan 2 procent. Volgens Allison Rowland en Peter Gordon was dit te danken aan de nationale industriepolitiek van president Salinas waardoor banen niet meer uitsluitend in de Mexicaanse hoofdstad werden gecreëerd, maar ook in andere steden. Zelf denk ik dat de omvang van de megastad een natuurlijk maximum had bereikt en dat eind twintigste eeuw de stad eindelijk de bevoegdheid kreeg om zichzelf te besturen. Tot diep in de twintigste eeuw was dit een staatsaangelegenheid, toebedeeld aan de president. In 2000 trad Andrés Manuel López Obrador aan als burgemeester van Mexico City. In de vijf jaar dat hij de megastad bestuurde werden vrije busbanen aangelegd op de belangrijkste corridors en werd het stadscentrum opgeknapt met geld van de bevriende miljardair Carlos Slim. De New Yorkse oud-burgemeester Rudy Giuliani adviseerde Obrador over een zero-tolerance beleid, waarna de criminaliteit in de stad snel terugliep. In 2004 werd hij als de een na beste burgemeester ter wereld gekozen door het World Mayor Forum. Afgelopen jaar is Obrador na drie mislukte pogingen tot president van Mexico gekozen. Een portret van hem stond deze week in The Economist.
Afgelopen week verbleef ik een aantal dagen in Coyoacán, Mexico City. De uitgestrekte megastad voelde inderdaad veel veiliger, het openbaar vervoer is sterk verbeterd, de openbare ruimte in het centrum oogt fraai, er is veel (t0t de tanden bewapende) politie zichtbaar op straat, de stadsreiniging werkt aan afvalscheiding, er is een begin gemaakt met internationaal toerisme, hoogbouw doet zijn intrede, kortom in minder dan twintig jaar is de kwaliteit van leven in deze krankzinnige miljoenenstad aanzienlijk verbeterd. En het bijzondere is dat in december afgelopen jaar in Mexico City een vrouwelijke burgemeester is aangetreden: Claudia Sheinbaum (56 jaar), die behoort tot de linkse partij van Obrador en die met een stevige anti-corruptie campagne de meerderheid van stemmen kreeg. Ze belooft meer democratie en burgerlijke vrijheden en wil de oproerpolitie omvormen tot een normaal politiecorps. Daarnaast wil ze bouwbesluiten steviger handhaven en beter toezien op corruptie in de bouwindustrie. Mexico City ligt in een aardbevingsgebied, bovendien is de bodem instabiel, waardoor gebouwen gemakkelijk instorten. Bij haar aantreden kondigde Sheinbaum de aanschaf van 800 nieuwe autobussen en 100 nieuwe trolleybussen aan. Ook maakte ze 245 miljoen dollar vrij voor uitbreiding van het metrosysteem en gaat ze kabelbanen aanleggen naar de slums in de stedelijke periferie. Onder Obrador was Sheinbaum wethouder voor milieuzaken. Ik las het in een Mexicaanse krant. Ondertussen maakte Het Parool bekend dat Amsterdam afstevent op 1 miljoen inwoners. De Vereniging Deltametropool twitterde nerveus dat ze mijn visie hierop afwacht. Moet ik werkelijk reageren?
Gezien op het Taksim Plein in Istanbul op 15 november 2018:
Bron: Galataport
In 2023 viert Turkije het honderdjarig bestaan van de republiek. Grote projecten staan in de planning, ze moeten allemaal voor de feestelijkheden zijn afgerond. Nog vijf jaar te gaan dus. Tot 2023 wordt er voor een bedrag van 277 miljard euro door de Turkse staat in projecten geïnvesteerd. In Istanbul ging ik afgelopen week op verschillende bouwplaatsen kijken. Op het Taksimplein verrijst niet alleen een grote moskee, maar ook een operahuis op de plaats van het oude cultureel centrum Atatürk, het AKM. Het beroemde plein bereikte ik via Istiklal, de straat waar de protesten in april 2013 begonnen. Eerst was er de sloop van het Emek theater in deze belangrijke culturele straat in Beyoglu dat veel mensen op de been bracht. Hier staat inmiddels een warenhuis. Twee maanden later begon de massale bezetting van het Gezi Park toen duidelijk werd dat daar de voormalige barakken zouden worden herbouwd, nu als shopping mall, als een van de grote projecten van president Erdogan. Dranghekken van de politie benamen het zicht. Beneden langs de oevers van de Gouden Hoorn nam ik de bouwwerkzaamheden van Galataport in ogenschouw. Het was indrukwekkend. Hier wordt voor een bedrag van liefst 1,1 miljard euro een reusachtige cruisterminal gebouwd. Ook daarvoor zijn twee historische gebouwen gesloopt, wat destijds de woede opwekte van de bevolking.
Toch is de AKP van president Erdogan niet de partij van de megaprojecten alleen. De kracht van de AK partij ligt op het lokale niveau. Veel overheidsgeld gaat naar onderwijs, gezondheidszorg en lokaal ondernemerschap, iedereen in Turkije is zich daar van bewust. Zo is het budget van de Turkse gemeenten de afgelopen zestien jaar van 900 miljoen euro gestegen naar een slordige 13 miljard euro. Wel worden de gemeenten en regio’s die in handen zijn van de AKP flink bevoordeeld, want net als in Nederland is Turkije een sterk gecentraliseerd land. Dit verklaart de steun van veel Turken voor de zittende president en zijn partij. Blindstaren op de grote projecten leidt af van de werkelijke politiek. Het is als wanneer een buitenlander de politieke situatie in Nederland zou afmeten aan de megalomane stations van Arnhem, Breda, Rotterdam, Utrecht, Den Haag CS en Amsterdam, de Tweede Maasvlakte, de Leidsche Rijntunnel bij Utrecht, de plannen voor Feijenoord City. Als het om met publiek geld gefinancierde megaprojecten gaat, kan Nederland een aardig deuntje meeblazen. Het grote verschil met Turkije is dat in Nederland al jaren op de gemeenten wordt bezuinigd.
Gesproken in De Nieuwe Liefde te Amsterdam op 18 oktober 2018:
Zowel stadshistoricus Tim Verlaan als ik hield afgelopen week de Enneüs Heermalezing in De Nieuwe Liefde te Amsterdam. De lezing, die jaarlijks wordt georganiseerd door woningbouwvereniging De Alliantie te Amsterdam, stond dit jaar in het teken van stedelijke verdichting. Tim zoomde in op de grote stadsprojecten in Amsterdam in de jaren zestig en zeventig: het Caransahotel op het Rembrandtplein en de voorgenomen sloop van het huis van bewaring aan het Leidseplein. Zijn verhaal eindigde na alle oproer in 1978, op het moment dat Enneüs Heerma wethouder werd in Amsterdam in het college van Jan Schaefer en Michael van der Vlis. Deze nieuwe generatie bestuurders wilde een ander soort stad. Mijn lezing begon in 1995, toen Heerma als staatssecretaris de bruteringsoperatie uitvoerde waarmee de rijksoverheid de woningbouwverenigingen financieel verzelfstandigde. Aan de hand van ‘A Theory of Urbanity’ (1998) van de Rotterdamse socioloog en partij-ideoloog van het CDA Anton Zijderveld beschreef ik de context van die operatie: het terugveroveren van stedelijkheid die was verloren gegaan door de dominantie van de Nederlandse staat in het domein van het wonen. In deze stedelijke revolutie is dichtheid geen doel, maar een middel. Het doel is nieuwe stedelijkheid: stedelijke trots, stedelijke autonomie, burgerschap, vrijheid, zelfbeschikking.
In de loop van de twintigste eeuw had de Nederlandse staat niet alleen de volksgezondheid, de cultuur en het hoger onderwijs, maar ook de volkshuisvesting aan zich getrokken. Tot die tijd waren dit nog bevoegdheden geweest van stedelijke autoriteiten. Centralisatie van de macht en rationalisering leidden tot abstractie. Ministeries en planbureaus gingen nationaal beleid dicteren; de regering in Den Haag besliste, de Haagse technocratie eiste vooral efficiency en doelmatigheid. De ruimtelijke orde werd een zorg die staatsplanners zich gingen toe-eigenen. Vrije stedelingen werden onderdanen. De steden, schreef Zijderveld, hebben ernstig onder deze nivellering geleden. De meeste verloren na de oorlog hun ziel. De arrogantie van de staat had al in 1968 jonge burgers de straat op gejaagd. Deze culturele revolutie had later allerlei vormen van decentralisatie, deregulering en privatisering teweeg gebracht: in de ogen van Zijderveld waren ze onderdeel van een noodzakelijk proces om de steden en hun inwoners weer meer autonomie te geven. In die politieke context, beweerde ik, moet de bruteringsoperatie van Heerma worden begrepen. De rest van mijn lezing ging over wat er daarna is gebeurd. Ik zag tekens van nieuwe stedelijkheid en tegelijk een ‘Den Haag’ dat weigert macht over te dragen. Stadstaatvorming, besloot ik, is de agenda van de toekomst.
Gelezen in ‘Out of the Wreckage’ (2017) van George Monbiot:
De Britse journalist George Monbiot schreef een vlammend pamflet, een driftige oproep, een niet te dik boek dat lekker wegleest maar dat in werkelijkheid grote woede verraadt. In ‘Out of the Wreckage. A New Politics for an Age of Crisis’ wordt niet minder dan het kapitalisme afgeschreven, de aanval ingezet op het neoliberalisme, de mensheid moet stoppen met consumeren, de politiek is dood, we strompelen van de ene crisis naar de andere, individualisme en competitie hebben ons eenzaam gemaakt, we hebben behoefte aan een ander verhaal. Een aanzet daartoe schrijft Monbiot. Het is een verhaal over saamhorigheid. Ik vond het mooi en heb het met aandacht gelezen. Vooral het deel over politiek sprak me aan. Monbiot maakt zich vooral boos over het Britse referendum over Brexit. Als Brits staatsburger voelt hij zich niet minder dan bedrogen. Is dit nou democratie? Waarom stelde de Britse regering zo’n grote vraag aan een volk dat nauwelijks ervaring had met directe democratie? Waarom was er niet in rondes met jury’s gewerkt die op onderdelen het vraagstuk eerst hadden bestudeerd. Waarom onder enorme tijdsdruk de bevolking zo geprest om met ja of nee te antwoorden? Na decennia als idioten te zijn behandeld, moest ze pardoes kiezen tussen status quo en een formidabele breuk. Nee, dan het Zwitserse systeem. De Zwitsers worden door hun regering tenminste als volwassenen behandeld. Zij stemmen zeker tienmaal per jaar.
Volgens Monbiot is de natiestaat failliet. Transnationale organisaties nemen bezit van het speelveld, multinationals dwingen regeringen tot belachelijke belastingvoordelen, natiestaten concurreren elkaar kapot. Laten we ons eens voorstellen dat de staat niet meer bestaat, nodigt Monbiot de lezer uit, hoe erg zou dat zijn? Laten we ons eens een systeem voorstellen waarin de stad met zijn achterland de fundamentele politieke eenheid is. Zo’n stedelijke autoriteit zou veel bevoegdheden kunnen delegeren naar buurten en wijken en dorpen. Ze zou kunnen samenwerken met andere kantons om grote problemen op te lossen, federale forums creëren maar verder onafhankelijk blijven. Wellicht zouden die federale forums bepaalde vraagstukken doordelegeren naar continentale of mondiale platforms, wier opdracht zo precies mogelijk vooraf is bepaald. Dit is hoe werkelijke democratie eruit ziet. Monbiot pleit voor een stelsel van stadstaten, voor één groot Zwitserland. Een onmogelijke droom? De auteur meent stellig van niet. “Organizing self-motivated networks of volunteers, using the wisdom of crowds to refine and enhance new political techniques, we mobilise a force that the power of money can never match: mutual aid, operating on a grand scale.” Hoor ik hier een echo van Benjamin Barber? In de gaten houden die man.
Gelezen in NRC Handelsblad van 28 april 2018:
Net als in Nederland worden in Zwitserland de grote steden door linkse meerderheden bestuurd. Daarbuiten domineren de lokale en populistische partijen. Caroline de Gruyter schreef er onlangs een interessante column over in NRC Handelsblad. De NRC-correspondente in Wenen wees op buurland Zwitserland. Dat land loopt volgens haar meestal voorop in politieke trends. Het populisme in de randen van de steden is daar op zijn retour. “Was ist los mit der SVP?” Dit is wat er in het recente verleden gebeurde: “Door de groei van de steden worden omliggende dorpen de stedelijke agglomeratie ingetrokken. Gezinnen en bedrijven ontvluchten de stad, die te vies, te krap en te duur wordt, en vestigen zich in die dorpen.” Hierdoor zijn de dorpen snel van karakter veranderd, verdween de authentieke dorpse sfeer en werd er vaak meer Engels dan Zwitserduits gesproken. Volgens De Gruyter beangstigde dit de zittende bewoners. Uit een afkeer van het nieuwe stemden de mensen in de ‘tussensteden’ massaal op de SVP, een van oorsprong diep-conservatieve partij. Het leidde tot extreme campagnes tegen vreemdelingen, tegen moslims en tegen de EU. De SVP werd de grootste politieke partij van Zwitserland.
Maar dat is nu voorbij. De bevolking van de stedelijke agglomeraties verandert ten gunste van stedelingen en de oude zittende bewoners sterven uit. De Gruyter: “Veel nieuwkomers werken in Basel, Zürich, Luzern of Genève, en pendelen. Zij willen goed openbaar vervoer, sociale huisvesting en enig cultureel aanbod, en willen er ook voor betalen.” En daarvoor moeten ze bij linkse politieke partijen zijn. “Kortom, in deze eens rurale gebieden ontstaat een soort urban identity.” En daarom zijn de scenario’s van de populistische en conservatieve partijen aan dit electoraat niet langer besteed. Bij lokale verkiezingen dit voorjaar braken overal in de tussensteden in Zwitserland socialisten, groenen en links-liberalen door. De Gruyter concludeert: “De steden groeien. De tussensteden groeien. Overal in Europa.” Ze hoopte dat de politiek en de media hieruit de juiste lessen zouden trekken. Welke lessen bedoelde ze? Steeds meer mensen willen in grote steden wonen, ze zoeken grootstedelijke voorzieningen en zijn bereid hiervoor te betalen. De angst voor het nieuwe is op zijn retour. Eindelijk.
Gelezen in China Daily European Weekly van 25-31 mei 2018:
Bron: Youtube
In Barcelona de China Daily gelezen, de European Weekly wel te verstaan. In het hoofdartikel, geschreven door Andrew Moody, komen de belangrijkste Chinakenners in Europa aan het woord. Hen werd gevraagd te reageren op ‘A Better Life’, de rede van secretaris-generaal Xi Jinping van de Chinese communistische partij tijdens het 19e partijcongres in oktober afgelopen jaar. Daarin omarmde de Chinese leider globalisering en bevestigde hij zijn ‘Belt and Road Initiative’ uit 2013. Ook gaf hij aan de Chinese economie te willen verduurzamen, waarbij hij verwees naar de klassieke Chinese literatuur die de schoonheid van het Chinese landschap bezong. Kritiek lees je natuurlijk niet in zo’n Chinese krant, maar boeiend is het wel. Ian Golding van Oxford University bijvoorbeeld antwoordde dat hij de rede niet minder dan ‘een waterscheiding’ voor de wereld vond, en Kerry Brown van King’s College wees op het verbindende karakter van de Chinese aanpak en de stabiliserende intentie ervan. William Hague, oud-staatssecretaris van het Verenigd Koninkrijk, had in de Daily Telegraph geschreven dat China als enige reflecteert over zijn positie in de wereld en ook de enige is met een mondiale strategie. Na Brexit en Trump (‘America First’) is dit in het Westen niet langer het geval.
Velen gaven aan te geloven dat China zijn doelen zeker zal halen: binnen 17 jaar wereldleider op technologisch gebied, einde aan de armoede in 2049 – het jaar wanneer de Chinese Communistische Republiek 100 jaar bestaat -, en een schone economie. Vervolgens komt Martin Jacques aan het woord. Jacques is auteur van ‘When China Rules the World. The End of the Western World and the Birth of a New Global Order’. Over zijn boek heb ik eerder al een blogpost geschreven. Fijntjes wijst hij erop dat men in het Westen nu minder afwijzend staat tegenover het Chinese governance-model en het eigen model zelfs niet langer superieur acht. Het Chinese is kennelijk toch succesvol. Maar waarin schuilt dan die bijzondere kracht? Volgens Jacques heeft de Chinese regering een heldere koers uitgezet richting 2049, een koers waarin zij de hele wereld betrekt. “China has a very long-term approach with goals now right up to the middle of the century.” Zo’n narratief ontbreekt in het Westen, waar verdeeldheid heerst en waar men gelooft dat het leven in de toekomst slechter zal worden, en dat maakt haar zwak. Nee, dan China. Jacques: “There is a new atmosphere, a certain exuberance, self-confidence and elan that you can see among the Chinese population that you no longer in the West.” Elke planoloog weet dat je zonder gedeeld toekomstbeeld nooit goed zult samenwerken. Wat bij ons ontbreekt is zelfvertrouwen, exuberantie, elan, een langetermijnvisie, een gedeeld perspectief.
reacties