Straat-egie

Gehoord in de Tolhuistuin op 29 oktober 2009:

Dick de Kock van The Coffee Company, ooit begonnen aan de Leidsestraat, Fenje Bolt, eigenaresse van Tea Bar op de Haarlemmerdijk, Robert van Leeuwen, eigenaar van café Van Leeuwen aan de Utrechtsestraat en sinds een paar jaar ook van Lola’s Bar in de Kerkstraat, en Nel de Jager, winkelstraatmanager van vele Amsterdamse stadsstraten. De donderdagavond in de Vrijstaat stond in het teken van ‘de kunst van het ondernemen’. Met vier ondernemers in Amsterdam, alle gevestigd aan echte Amsterdamse stadsstraten, sprak de curator op de hem inmiddels bekende wijze. De gesprekken waren even alle aanstekelijk als ongemakkelijk. Aanstekelijk omdat je door al die verhalen zelf een zaak zou willen beginnen. Ongemakkelijk omdat de gemeente er slecht op stond bij de ondernemers. Dus waar te beginnen?

Dick de Kock vertelde over hoe het allemaal begon. Werkzaam in de koffiehandel, was hij ontevreden over het monopolie van Douwe Egberts; hij stoorde zich vooral aan de rode bakstenen van het Roodmerk. Hij wilde meer diversiteit. Zo begon hij een winkel in de Leidsestraat, waar je allerlei soorten koffie kon proeven, uit papieren bekertjes, want een horecavergunning had hij niet. Daarna startte hij een tweede vestiging in de Kalvertoren. Pas daarna ontdekte hij dat hij het helemaal niet moest hebben van die enorme ‘loopstromen’ door de Leidsestraat (50.000 mensen per dag) of de Kalverstraat. Zijn winkel bleek een buurtvoorziening; sommige mensen uit de buurt kwamen wel drie tot vier keer per week, op vaste tijden, bij hem koffie drinken. Toen begreep hij waar zijn derde vestiging moest komen: bij de Albert Cuyp. Zijn hoekpand in de Van der Helststraat werd een groot succes. Zijn hippe imago dankt hij aan deze vestiging. Overigens wilde hij helemaal geen hip imago hebben, nog steeds niet. The Coffee Company is er voor iedereen. Daarom past hij zijn interieur telkens aan aan elke vestiging. Onlangs had hij een vestiging geopend op het Gelderlandplein. Die heeft veel glas en van binnen veel grote leren fauteuils. Maar aan het Waterlooplein is het juist tweedehands meubilair en ruw beton; daar is alle geld gaan zitten in de geluidsinstallatie. Inmiddels zijn er dertig vestigingen van The Coffee Company, elk is weer anders. Het wordt moeilijk om dit vol te houden, zei hij, want hij wil niet dat mensen hem gaan zien als een gewone keten. Veel vestigingen zal hij in Amsterdam dan ook niet meer openen. Nog enkele buurten heeft hij in het vizier. Die buurten kiest hij heel bewust, dat doet hij gewoon te fiets. Zijn criterium is diversiteit. Ook de nabijheid van een enorme trekker wil wel eens helpen – dat verklaart bijvoorbeeld zijn locatie in de Amstelstraat, die anticipeert op de komst van The Bank. Als een buurt voldoende divers is, stapt hij erin. Dan zoekt hij ter plekke de drukste winkelstraat, met veel winkels. En altijd wil hij een hoekpand, want die zie je van veel kanten. Ook de mogelijkheid van een terras is doorslaggevend, dus een voldoende brede stoep is nodig. Zo gaat hij te werk. Dit is zijn ‘straategie’.

Fenje Bolt, die met haar Tea Bar finalist is voor de Retail Jaarprijs van ING, is van huis uit juriste. Ze ontwikkelde een concept voor thee: thee proeven, zelf je thee scheppen. Daarbij liet ze zich inspireren door The Coffee Company. Via Nel de Jager verwierf ze twee jaar geleden een pandje op de Haarlemmerdijk, schuin tegenover de vestiging van Dick. Haar vaste klanten kwamen uit de hele stad en zelfs daarbuiten. Voor nieuwe concepten werkte ze samen met ondernemers op de dijk, met chocolade en koekjes enzovoort. Iemand in de zaal merkte op dat dit vroeger ook veel gebeurde; dan hielpen de winkeliers elkaar om het hoofd boven water te houden. Door de stadsvernieuwing, zei hij, is dit allemaal verloren gegaan. De eenzijdige focus op woningbouw die daar onstond heeft veel ondernemerszin gedood en daarmee levendigheid en activiteit uit stadsstraten gehaald. Veel nieuwe ondernemers werken tegenwoordig ook alleen maar voor zichzelf – dat zijn ‘middenstanders’, zei iemand anders, het zijn geen echte ondernemers. Echte ondernemers, bracht Robert van Leeuwen in, zijn sociale mensen. Zelf was hij daarvan een voorbeeld. Het was niet alleen zijn kleine kroeg in de Utrechtsestraat die hij runde, hij was ook voorzitter van de ondernemersvereniging en waakte als kroegbaas over het wel en wee van zijn deel van de straat. Wel wilde hij helemaal onafhankelijk zijn – ook dat was een eigenschap van een echte ondernemer -, dus de brouwerijen mochten zich niet met zijn bedrijfsvoering bemoeien. Hij werkte dag en nacht en was begaan met zijn buurt, zijn klanten en de inwoners in zijn directe omgeving. Hij gaf zich er helemaal aan over en kon ook niet, zoals Dick, zijn vestiging elders klonen. Nu was hij begonnen met iets heel nieuws – Lola’s Bar in de Kerkstraat – waaraan hij zich weer helemaal overgaf; al vijf à zes jaar liet hij Café Van Leeuwen door iemand anders runnen. Lola’s is gevestigd in een voormalig koetshuis in een rustige woonstraat – niet ideaal voor een bijzondere bar "waar de mooiste vrouwen van Amsterdam komen". Wel is de buurt trefzeker gekozen omdat alleen in een kleine straal rond het Leidsplein dergelijke bijzondere uitgaansgelegenheden kunnen gedijen.

Toen was het woord aan Nel de Jager, ooit begonnen in het stadsvernieuwingswerk. Ze vertelde over haar beginjaren op de Haarlemmerdijk, die tweeëntwintig jaar geleden begonnen. De buurt was verkrot, de verbreding van de sporen had zijn tol geëist, de straat lag en ligt buiten de loopstromen rond het Centraal Station en is niet bepaald een ‘rode loper’. Ze deed het werk er gewoon bij, ze had het zelf verzonnen. Overigens, nog steeds is het Haarlemmerplein niet op orde; de verbetering van de straat is vooral te danken aan de komst van de Westergasfabriek. Nel begon met lege panden die het Grondbedrijf had opgekocht voor de duur van elf maanden over te nemen. Met een bos sleutels wierf ze lokale ondernemers, die ze tijdelijk in de panden van het Grondbedrijf zette. Sommigen bleven en kochten verderop in de straat een definitief onderkomen. Enkele zitten er nog steeds. Zo herstelde zich geleidelijkaan de straat.

De ondernemers vertelden hoe Nel haar werk doet. Wegopbrekingen vecht ze aan, maar even gemakkelijk verjaagt ze junks, veel tijd gaat zitten in het helpen van de ondernemers bij het onderhandelen met de gemeentelijke instanties. Ze is een sociaal werkster, een econoom, een ondernemer, actievoerdster, een Nederlandse Jane Jacobs. Nel zelf wees vooral op het straatbeeld, de verschijningsvorm van de puien en de gevels. Voelt het goed? Komt het behaaglijk over? Zitten er dode stukken in de straat? Voelt men zich veilig? Dichtgespijkerde panden had je vroeger, die liet ze verbieden. Ook rolluiken zijn uit den boze. Afwisseling is nodig, een zo groot mogelijke variatie.

En de gemeente? Of we het echt wilden weten? ja, dat wilden we. Dick vertelde getergd over BIBOB en hoeveel steekkarretjes met papperassen hij om de zoveel tijd naar de Stopera moest rijden. Robert wilde wel even kwijt hoe verschrikkelijk de opbreking van de Utrechtsestraat door DIVV en het stadsdeel werd gecommuniceerd: niet dus, en de werken liepen maar uit zonder dat de gemeente ingreep. "Waarom gooien ze die aannemer er niet uit?" Maar nog erger, waarom sprak men niet fatsoenlijk met de ondernemers? Omdat het ‘Groot Onderhoud’ was? Dick wees erop dat de gemeente van zijn fouten niet leert. Kennen we nog de ellende van de Overtoom? Waarom gebeuren die zaken telkens weer? Fenje, Robert en Dick spraken roerend over de vergunningen en de ellenlange trajecten. Fenje had ambtenaren getroffen die haar weigerden te helpen. Ze had alles zelf uit moeten zoeken. Wat het probleem was? De meeste ambtenaren zijn niet betrokken, het interesseert ze geen fluit. En aan EZ hebben de ondernemers al helemaal niets. Iemand in de zaal rekende even snel uit hoeveel banen er in Amsterdam gecreëerd hadden kunnen worden als de gemeente het midden- en kleinbedrijf wèl had geholpen. Het was genoeg. We braken op. De tijd was al ruim een half uur verstreken. We hadden bijgeleerd. We begrepen iets van de ‘kunst van het ondernemen’ en van de werking van stadsstraten in Amsterdam.


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *