Polycentriciteit is niet beter

On 9 januari 2019, in economie, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen in intreerede van Frank van Oort van 23 november 2018:

Afbeeldingsresultaat voor polycentriciteit frank van oort erasmus universiteit

 

Frank van Oort (1970) bekleedt sinds kort de leerstoel Stedelijke en regionale economie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Eerder was hij onderzoeker bij de Rijksplanologische Dienst en het Ruimtelijk Planbureau, later werd hij hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Van Frank hoorde ik voor het eerst over het werk van Edward Glaeser, dat was lang voordat diens ‘Triumph of the City’ verscheen. Op 23 november 2018 hield hij zijn oratie in Rotterdam, getiteld ‘Policy in Urban and Regional Economics’. Daarvan ontving ik onlangs een exemplaar. Ik heb het met belangstelling gelezen. Het is een warm pleidooi voor zowel regionale economie als economische geografie, maar beide studievelden, schrijft Van Oort, lijken uit elkaar te drijven. Als er één reden is om ze bij elkaar te houden, dan is dat vanwege het regionaal-economisch beleid dat solide moet worden onderbouwd. Van Oort, die soepel tussen beide onderzoeksvelden beweegt, is wars van storytelling-technieken die in recente planologische literatuur veel aandacht krijgen, daar koopt hij niets voor. Als wetenschapper pleit hij voor echte waarheidsvinding. Het beleid moet gewoon deugen, cijfers moeten spreken. Regionale economie en economische geografie kunnen die waarheidsvinding leveren.

Een van de voorbeelden die Van Oort geeft gaat over de vraag of polycentriciteit (meerkernigheid) tot dezelfde agglomeratievoordelen leidt als grootstedelijkheid. Anders gezegd, kun je met het onderling verbinden van kleinere steden en het nastreven van complementariteit dezelfde economische winst behalen als met het maken van een metropool? Veel beleidsmakers, ook in Nederland, menen van wel. Zij willen metropoolvorming hoe dan ook voorkomen. Maar is het echt zo dat vele kleine steden even productief kunnen zijn als één grote stad? Het meeste onderzoek op dit terrein komt uit Amerika. Van Oort e.a. deden er onderzoek naar in Europa. En wat blijkt? “The much heard thought that polycentricity can work for agglomeration economies as long as local governance is perpared to invest for mutual accessibility and sectoral complementarities, is not unambiguously proven in the European context.” Het is dus niet bewezen. Van Oort begrijpt dat er andere dan economische redenen kunnen zijn om geen grote stad te willen. Geen woord echter over de negatieve bijwerkingen van polycentriciteit (enorme infrastructuuruitgaven, files, uitstoot van CO2). Hoe dan ook, hoogste tijd om dat beleidsverhaal over de economische zegeningen van polycentriciteit bij het grofvuil te zetten. Er moet meer geld naar metropolitane verbindingen, minder naar infrastructuur tussen middelgrote steden.

Tagged with:
 

REOS mag in de revisie

On 6 november 2018, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in CPB Discussion Papers 376 en 377 (2018):

Afbeeldingsresultaat voor cpb stedelijke productiviteit

Bron: CPB

Interessant nieuw begrip: productiviteitsvoordelen. Zulke voordelen kleven aan grote steden. Tien jaar werkervaring in Amsterdam leidt voor een jonge werknemer tot circa 11% meer loon dan tien jaar werkervaring in de minst verstedelijkte gebieden. Dat concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in een tweetal recente studies. Sinds een tiental jaren brengt het CPB studies naar buiten die gaan over steden en hun agglomeratievoordelen. De eerste was ‘Stad en land’ (2010). Coen Teulings, tegenwoordig universiteitshoogleraar in Utrecht, was destijds directeur van het Haagse planbureau. Henri de Groot en Gerard Marlet waren de onderzoekers. In al hun studies worden de economische voordelen van metropoolvorming erkend. De twee recente studies gaan over de geografische reikwijdte van agglomeratievoordelen en over lonen die sneller stijgen in grotere steden. Als een werkplek binnen een straal van 10 tot 20 kilometer van een grote stad ligt profiteren werknemers het meest. Op grotere afstand verdwijnt het effect. Op 40 tot 80 kilometer afstand is het effect statistisch niet meer significant. Investeringen in infrastructuur zijn het gunstigst voor productiviteitsvoordelen als deze plaatsvinden in en zeer dichtbij grote steden. Bij Amsterdam zijn de voordelen het grootst (zie kaartje). Dat betekent einde van het spreidingsbeleid en einde aan de lofzang op de Nederlandse provinciestad. Tijd om substantieel te investeren in en direct rond de grote steden, te beginnen in Amsterdam.

Overigens merken de onderzoekers op dat de loonvoordelen en elasticiteiten relatief klein zijn in de Nederlandse context vanwege het gespreide en polynucleaire karakter van de Nederlandse verstedelijking. Met andere woorden, als Nederland echt grote steden had gehad, dan waren de loonvoordelen nog veel groter geweest. Desalniettemin achten zij het bestaan van een ‘urban wage growth premium’ voldoende aangetoond. En wat die agglomeratievoordelen betreft, die bestaan vooral binnen de grote steden zelf. Direct in de nabijheid, op korte afstand, zijn nog wel agglomeratievoordelen te behalen, maar dan zijn ze al beperkt. De voordelen nemen snel af naarmate de afstand groeit. Om maximaal van agglomeratievoordelen te profiteren is het het beste om de grote steden groter te maken. Daarmee ondersteunen de studies mijn pleidooi voor compacte metropoolvorming. Een Randstad of zelfs een regionale spreiding binnen verschillende metropoolregio’s hebben minder voordelen. Ten slotte, het meeste profiteren hoogwaardige dienstverlenende bedrijven van grootstedelijke agglomeratie. Het minste profijt hebben industriële bedrijven. Die laatste kun je gerust uitplaatsen naar buiten. Ik zou zeggen: de REOS (Regionaal-Economische Ontwikkel Strategie) van het Rijk mag grondig in de revisie. Zonde van al die miljarden overheidsgeld. Gebruik dat geld liever om een paar industrieën uit te plaatsen.

Economie van New York City is groter

On 12 juni 2018, in economie, by Zef Hemel

Gelezen op World Economic Forum van 15 februari 2016:

Afbeeldingsresultaat voor this map will change the way you see the us economy

Bron: World Economic Forum

Afgelopen maandag gaf ik in Eindhoven een lezing over ‘Triomf van de stad’ als aftrap voor een nieuwe ronde ‘Fonds on Tour’. Fonds wil in dit geval zeggen: het Fonds Podiumkunsten. Onder andere vertelde ik de aanwezigen over de enorme economische trekkracht van metropoolregio’s in de wereld, die vaak de omvang van landen evenaart, en noemde daarbij een aantal voorbeelden. Terwijl ik mijn cijfers checkte, kwam ik dat ene korte artikel weer tegen van Emma Luxton op World Economic Forum, getiteld ‘This map will change the way you see the US economy’. Het dateert van februari 2016. Te zien is een fantastische animatie van de VS waarin de omvang van stedelijke en agrarische economieën naar de voorgrond dringen als bollende oppervlaktes. Kijk maar: https://www.weforum.org/agenda/2016/02/this-map-will-change-the-way-you-see-the-us-economy/  Strekking: de economie van de metropoolregio New York – groot 1.5 biljoen dollar -  is groter dan elke andere regio in de Verenigde Staten en ook groter dan die van elf landen, waaronder Australië en Zuid-Korea. De economieën van San Francisco en Los Angeles zijn samen even groot als die van New York. In het algemeen leveren de grootste steden aan de Oostkust en de Westkust van de VS de grootste bijdrage aan de economie van het hele continent. Een soortgelijke kaart is te vinden op Allthatsinteresting.com: de helft van de economie van de VS wordt verdiend in slechts een handjevol steden.

Zo’n kaartje zou ik ook wel eens van Nederland willen maken. Nu weet ik zeker dat het Nederlandse platteland beter presteert of, omgekeerd, dat de grote steden in Nederland als het aankomt op economische trekkracht minder dramatisch naar de voorgrond zullen dringen dan in de Verenigde Staten. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de geringe omvang van onze grote steden – wij kennen geen New York of Los Angeles –, en, daarmee samenhangend, het ontbreken van voldoende agglomeratiekracht. Veel armoede zit bovendien vast in onze grote steden, die wij decennia hebben verwaarloosd. Tegelijkertijd subsidiëren wij het platteland via Europese landbouwsubsidies en moedigen wij suburbanisatie aan met fiscale woonwerktoeslagen, het bieden van ov-jaarkaarten, de instelling van regionale fondsen, de spreiding van overheidsinvesteringen, de bouw van achterlandverbindingen, en ook door massieve investeringen in railinfrastructuur. Gevolg: logistiek en agrifood zijn bij ons veruit de grootste economische sectoren. Met onze zeventien miljoen inwoners zouden we de economie van New York (met slechts 12 miljoen inwoners) gemakkelijk naar de kroon moeten kunnen steken. Maar dat doen we niet. Onze nationale economie is niet groter dan die van Los Angeles. 

Schiphol alleen is niet genoeg

On 30 april 2018, in politiek, by Zef Hemel

Gelezen in de Volkskrant van 15 maart 2018:

Afbeeldingsresultaat voor global city hypothesis

Morgen vlieg ik naar Londen, de stad die nog steeds baalt omdat ze de komst van het hoofdkantoor van Unilever is misgelopen. Zou het werkelijk? ‘Een klap voor de Britten, een opsteker voor Rotterdam’, kopte de Volkskrant op 15 maart 2018. Inmiddels weten we beter. Door de dividendbelasting te verlagen om hoofdkantoren als die van Unilever en Shell in ons land vast te houden, is de Nederlandse regering op dit moment verwikkeld in een vervelend politiek debat met de kamer. Dat nationale debat gaat over memo’s. Mijn probleem is niet zozeer dat Rotterdam een bedrag van 1,4 miljard euro van het kabinet cadeau heeft gekregen zonder dat dit gepaard is gegaan met één extra baan, maar wel dat opnieuw níet is gekozen voor agglomeratiekracht. Hoofdkantoren van internationale bedrijven hou je namelijk niet vast met fiscale maatregelen. Die vestigen zich in wereldsteden. De trek naar zogenoemde ‘Global Cities’ is al decennia gaande en Londen is een mondiale winnaar, ondanks Brexit. Het grote probleem met Nederland is dat het geen wereldstad bezit. Unilever zit in Rotterdam en Koninklijke Shell is gevestigd in Den Haag. Andere Nederlandse hoofdkantoren bevinden zich op de Zuidas in Amsterdam. Alleen wie in de Randstad gelooft ziet hierin een metropolitane opzet. Nederland mist de agglomeratiekracht die nodig is om hoofdkantoren van multinationals goed te kunnen bedienen. Dat is het werkelijke probleem.

In 1986 lanceerde de Amerikaanse planoloog John Friedmann de World City Hypothesis. Hierin stelde hij dat door de economische en financiële globalisering steden steeds belangrijker worden, meer dan natiestaten. In mondiale netwerken gevat oefent nog slechts een tiental steden controle uit over kapitaal- en informatiestromen, deels ook over goederen- en mensenstromen. Binnen deze zogenoemde wereldsteden vormen hooggespecialiseerde intermediaire functies van accountancy, advocatuur en banking de spil in een netwerk van mondiale knooppunten. De nieuwe coördinatiecentra bevinden zich in Londen, New York en Tokio, schreef Saskia Sassen begin jaren ‘90. Nederland wil graag hoofdkantoren vasthouden, maar mist een grootstedelijk centrum als Londen en verliest dus hoofdkantoren. Dit keer dreigen Unilever en Shell ons land te verlaten. De volgende keer zijn het KLM en Philips. De regering denkt met fiscale maatregelen iets tegen deze afkalving te kunnen doen. Op den duur zal het niet werken. Nederland verzuimt om een echte metropool te bouwen. Schiphol en Randstad zijn niet genoeg. Verdere ruimtelijke concentratie is nodig. Amsterdam heeft potentie. Ondertussen groeit Londen onverminderd verder. Ik ga het zien.

‘Amsterdam vreest zijn eigen succes’

On 27 maart 2018, in economie, by Zef Hemel

Gehoord in CREA te Amsterdam op 26 maart 2018:

Afbeeldingsresultaat voor metrosysteem amsterdam 1960

Plan voor stadsspoorwegen Amsterdam 1968

Amsterdam vreest zijn eigen succes’. Met dat motto begon hoogleraar Coen Teulings zijn Amsterdamlezing op maandagavond 26 maart 2018. Teulings, tegenwoordig universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht, bestudeert de economie van steden. Economisch onderzoek verweeft hij met elementen van geschiedenis, biologie, recht, politicologie en geografie. Amsterdam noemde hij een ‘parel’. De stad is naar internationale maatstaven gemeten buitengewoon aantrekkelijk en ook succesvol. De verdere groei van de hoofdstad vond hij logisch en onvermijdelijk en zou voor de Nederlandse regering topprioriteit moeten zijn. Amsterdam is in vergelijking met andere wereldsteden helemaal niet zo duur, er dreigen hier ook geen ‘Londense toestanden’. Nederland is juist een egalitair land en no-go areas kent de hoofdstad niet. Dat Amsterdam duurder wordt noemde hij onvermijdelijk; goedkoper zal de stad niet meer worden. De dynamiek is groot, maar dat geldt voor meer steden. Buiten Amsterdam denken ze dat Airbnb de prijzen opjaagt, maar dat is niet zo. In zeker vier varianten legde hij het principe van agglomeratievoordelen uit. Mensen zijn bereid een fortuin te betalen om heel dicht bij elkaar te zitten. Hoe drukker een plek, hoe hoger de grondprijzen. En het internet jaagt deze locatievoordelen aan. Vooral hoger opgeleiden kopen zich een weg naar het centrum. De verdere uitleg van Amsterdam vond hij een gewichtige zaak. Daarmee kunnen meer mensen toegang krijgen tot al die felbegeerde voorzieningen.

Vanuit de zaal kwamen tegenwerpingen. Worden hiermee de armen niet de stad uit gedreven? Teulings aarzelde even. Dat verdringing optreedt kon hij niet ontkennen. Sommige categorieën mensen zullen de stad zeker verlaten. Maar Turken en Marokkanen en Surinamers, die blijven wel, dus mensen zijn niet tot vertrek veroordeeld. Maar krijg je dan niet ernstige vormen van segregatie?, kwam er opnieuw uit de zaal. Teulings gaf de zaal tot op zekere hoogte gelijk, maar zei dat hij niet elke vorm van segregatie op voorhand afwees. Liever sprak hij van ruimtelijke ‘specialisatie’. Het is begrijpelijk en natuurlijk om als migrant je medemigranten op te zoeken. Ook dat is een vorm van agglomereren. Waarna hij een warm pleidooi hield voor grootstedelijk openbaar vervoer. Uitgerekend openbaar vervoer kan onvermijdelijke uitsorteringsprocessen helpen verzachten. Juist daar is in Amsterdam grote behoefte aan. Opnieuw zullen rond de stations de grondprijzen stijgen. Maar zo is de stad. Behalve, gek genoeg, op sommige plaatsen in Amsterdam. Want hoe kan het nou dat rond het Amstelstation zo weinig hoogbouw wordt gerealiseerd? En waarom is de Noordzuidlijn zo’n onbeduidend kort stukje? Zijn lezing eindigde Teulings met het schema van het Amsterdamse metrostelsel zoals dat in de jaren zestig van de twintigste eeuw door planologen was geprojecteerd. Waarom is slechts een fractie van dit grootstedelijke project uitgevoerd? Antwoord: Amsterdam vreest zijn eigen succes.

Nog langer reizen

On 12 februari 2018, in ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Agglomeratievoordelen en de REOS’ (2015) van R. Ponds en O. Raspe:

Afbeeldingsresultaat voor otto raspe reos

 

Op rijksniveau is hard gewerkt aan een ruimtelijk-economisch verhaal over de Randstad plus. De nota heet REOS. Op 23 november 2017 werd door de Minister van Binnenlandse Zaken het eerste uitvoeringsprogramma aangeboden aan de Tweede Kamer. Een position paper van de Utrechtse economisch geografen Roderik Ponds en Otto Raspe las ik in dat verband, uitgegeven door Atlas voor gemeenten in 2015. Kort gezegd zochten de auteurs een beleid gericht op agglomeratievoordelen voor het gebied dat niet alleen de vier grote steden in het Westen omvat, maar ook de regio Eindhoven. Uitgangspunt is dat het gespreide netwerk van kleine steden in Nederland te weinig agglomeratievoordelen biedt. Hoe zou je die kunnen vergroten? “Enerzijds zou dit kunnen door in te zetten op de groei van één stad zodat er tenminste één echt (middel)grote stad in Nederland kan ontstaan. Anderzijds zou dit kunnen door de huidige (‘polycentrische’) structuur als uitgangspunt te nemen en de economische kernregio’s van Nederland beter met elkaar te verbinden zodat de steden elkaar versterken.” De onderzoekers adviseerden het laatste. Wel stelden ze dat op dit moment agglomeratievoordelen nog vooral worden geboekt binnen de individuele stadsregio’s, en niet tussen de steden. Dus zeer grote infrastructurele investeringen zijn nodig om de steden op termijn van elkaars relatieve nabijheid te laten profiteren. Tot die tijd moet elk van de steden zijn ruimtevraag nog zoveel mogelijk zelf accommoderen. De logica van REOS is koersen op de aanleg van zeer kostbare en zware interregionale infrastructuur.

Los van het feit dat de auteurs een mooi overzicht geven van de wetenschappelijke literatuur over agglomeratiekracht, raakte ik vooral gefascineerd door het hoofdstuk over de reikwijdte van agglomeratievoordelen. Hoe kunnen Eindhoven, Amsterdam, Den Haag en Utrecht meer van elkaar profiteren? Daarvoor is in de eerste plaats ‘bereidheid tot reizen’ nodig. Hoe lang bent u als kenniswerker bereid om in de auto of de trein te zitten? En vooral: kunnen we die tijd verder oprekken? Ik citeer: “Vergeleken met de steden in het REOS-gebied zorgt de infrastructuur in Londen en Parijs ervoor dat de reistijden relatief beperkt zijn. Daar komt bij dat in monocentrische gebieden als Parijs en Londen een groot deel van de pendel plaatsvindt van de randen van de stad naar de meer centrale gebieden in de stad. Hierdoor is de feitelijke reisafstand voor inwoners van Londen en Parijs in de praktijk ‘de helft’ van de afstand tussen de steden in het REOS- gebied.” Pijnlijk is het om te lezen hoe metropoolvorming vervolgens achter de horizon verdwijnt. Met de mogelijkheid van die helft van de reisafstand wordt niets gedaan. Toch moet REOS slagen. In plaats van de reisafstand te verkleinen, gaat het Rijk deze tegen enorme kosten vergroten. Met andere woorden, in plaats van een metropool te bouwen moet iedereen straks nog verder reizen. En wat een agglomeratievoordelen dat straks biedt! Wordt vervolgd.

Silicon Valley verklaard

On 9 februari 2018, in cultuur, economie, innovatie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Volume #24 Counterculture’ (2010):

Afbeeldingsresultaat voor volume counterculture

Op verzoek van de studentenverenigingen van de faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de UvA gaf ik vrijdagavond een lezing over Silicon Valley. Centraal thema was het internet. Silicon Valley is een gebied zo groot als de corrido Amsterdam-Utrecht dat al decennia een grote bloeiperiode doormaakt, door de Britse geograaf Peter Hall in ‘Cities in Civilization’ (1998) nauwgezet beschreven. Tussen 1950 en 1960 groeide de bevolking ten zuiden van San Francisco met 121 procent; de daaropvolgende tien jaar met nog eens 66 procent, de werkgelegenheid verdubbelde elke tien jaar; en het houdt maar niet op. Al zestig jaar groeit Silicon Valley onstuimig. Zoals ik al eerder in ‘The toekomst van de stad’ (2017) schreef  had de geograaf Hall het begrip ‘agglomeratievoordelen’ helemaal niet nodig om het succes van de vallei te verklaren. Ook was er geen sprake van ‘goede bereikbaarheid door uitstekende onderlinge verbindingen’. Wat Hall deed was dichte netwerken van mensen beschrijven, telkens nieuwe sociale netwerken die groeiden vanuit slechts één punt: Palo Alto. Vanuit dat ene punt bewoog alles zuidwaarts, richting San Jose. Natuurlijk was er kapitaal afkomstig van het militair-industriële complex rond Washington DC, maar de vrijbuiters van de Westkust zetten al dat geld in op iets totaal anders dan de stijve militairen ooit hadden bedoeld.

Op een gegeven moment, schrijft Hall, raakten de netwerken van Palo Alto de netwerken van Berkeley en San Francisco. Hall: “In Palo Alto and in Berkeley, in very sharp contrast, the whole freewheeling tradition of entrepreneurship combined with the post-1968 California counter-culture to produce an extraordinary degree of networking, symbolized by the Homebrew Club.” In de Homebrew Club ontstond de Apple II. Jammer dat de oerdegelijke Hall hier eindigt en alles terugvoert op en samenvat als een ‘regionaal, op netwerken gebaseerd industrieel systeem’. Want wat in werkelijkheid gebeurde was dus iets heel anders, iets cultureels. Ik las er het nummer van het Amsterdamse tijdschrift Volume, gewijd aan de tegencultuur van de jaren ‘70, op na. Wat daar in Menlo Park gebeurde was de triomf van de tegencultuur van San Francisco, daar vlakbij, op Berkeley, voltrok zich een culturele revolutie. Zoals Fred Turner, auteur van ‘From Counterculture to Cyberculture’ (2006), aan Volume uitlegt: “But the New Communalists did another thing: they took ideas from the larger world of technology and repurposed them, and in so doing they claimed standing with regard to the dominant ideas of their time.” Daarmee bedoelt hij dat de jonge hippies uit de grote stad technologie gingen gebruiken voor de sociale organisatie en macht van onderop: het internet. “Computerpower to the people!” De tegencultuur, concludeert Turner, is de culturele uiting van de postindustriële economie. Die uiting ligt sinds kort onder vuur.

Harde lessen

On 11 maart 2017, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in Economische Verkenningen MRA 2017:

Afbeeldingsresultaat voor economische verkenningen mra 2017

Geen goed nieuws. De economie van de metropoolregio Amsterdam heeft zich weliswaar hersteld na de financiële crisis van 2008 en de regio presteert ook beter dan de rest van Nederland, maar ze groeit op een lager niveau dan voor de crisis. Dit ‘nieuwe normaal’ was het grote nieuws tijdens de lancering van de nieuwe Economische Verkenningen Metropoolregio Amsterdam op donderdag 2 maart 2017 in filmuseum Eye. Niet echt goed nieuws dus. “In vergelijking met de rest van Nederland en andere stedelijke regio’s in Europa, is de groei van de MRA evengoed relatief hoog. Dit komt mede door het beter benutten van agglomeratievoordelen, die ervoor zorgen dat bedrijven en werknemers productiever zijn dan elders.” Europa presteert al jaren slechter dan de rest van de wereld en ook is Nederland, ondanks licht herstel, economisch zwakker geworden. Juist die toevoeging – de grote betekenis van agglomeratievoordelen – is daarom zo interessant. Wat blijkt? De economische groei van de MRA concentreert zich steeds sterker rond Amsterdam en Amstelland-Meerlanden. “Deze analyse onderstreept het grote en toenemende belang van nabijheid in onze moderne economie.”

In het bijgeleverde cahier gaat Henri de Groot, hoogleraar economische dynamiek aan de Vrije Universiteit, in op dit belangrijke aspect van nabijheid. In zijn onderzoek op buurtniveau stelt hij vast dat al geruime tijd het belang van nabijheid toeneemt. Centrumlocaties zijn niet alleen in trek, maar presteren ook beter, woningmarktprijzen zijn er hoger, de werkgelegenheid groeit er sneller. Mensen zijn bereid om te betalen voor grootstedelijkheid. Vandaar de waarschuwing van de onderzoekers op het eind: burgemeesters in de randgemeenten kunnen gaan denken dat ze óók weer moeten bouwen, maar dat is niet zo. “Gecombineerd met de voor Nederland kenmerkende hang naar ruimtelijke herverdeling, ligt hier een risico op de loer van keuzen die zich meer laten leiden door het streven naar regionale gelijkheid dan naar efficiëntie op het niveau van de MRA als geheel.” Laat Amsterdam dus verdubbelen en incasseer de winsten van verdere verdichting en ga niet weer ruimtelijk spreiden. Maar dat is nog niets alles, want let op de nabrander. Tot nu toe was het beleid volgens De Groot ‘aan de conservatieve kant’. Er had al jaren veel ambitieuzer ingezet moeten worden op verdichting in de kernstad Amsterdam.

Tagged with:
 

Wensenlijstjes

On 14 oktober 2016, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in FD van 8 oktober 2016:

 

Duidelijke boodschap van Peter Wennink, topman van chipsfabrikant ASML in Veldhoven, afgelopen weekeinde in FD. Alleen al de kop op de voorpagina was veelbetekenend: “ASML naar de Randstad? Uitgesloten”. Snel dus door naar pagina 6 en 7. Wennink bleek door de Brabantse lobbymachine naar voren geschoven om een helder statement te maken richting Den Haag. Altijd Den Haag. Er komen daar weer verkiezingen aan, de ministeries maken hun kabinetsstukken, de politieke partijen leggen hun oor te luister in de provincie, de Eindhovense burgemeester is net vertrokken. Wat is het Brabantse wensenlijstje?, vroegen de journalisten De Lange en Olsthoorn bereidwillig. Een breed brainportplan, internationale infrastructuur, hogesnelheidsverbindingen, een internationaal congrescentrum, meer rijksgeld voor hoge cultuur en topsport. Wennink: “Er is geen rijksmuseum onder de grote rivieren. Niet één.” Ziedaar een CEO van een groot bedrijf die zich de rol van politicus aanmeet. Nee, Wennink piekert er niet over om met zijn bedrijf naar Amsterdam te verhuizen. “Ga ik naar Amsterdam, dan moet ik al die (toeleverende) bedrijven meenemen.” En de vrouwelijke minister die hem ooit toefluisterde dat een beetje afstand voor zijn internationale kenniswerkers niet veel  uitmaakt omdat ze dat in China wel gewend zijn, wees hij streng terecht. Das was echt flauwekul. Alles moet, omgekeerd, naar Brabant.

In één ding moeten we Wennink gelijk geven. Brabant hoort niet bij de Randstad en de afstand tussen Eindhoven en Amsterdam is te groot voor echte agglomeratiekracht. Een minister die denkt dat Nederland één grote stad is, heeft het inderdaad goed mis. Maar om nu de rijksoverheid te dwingen voor een succesvolle chipsfabrikant die alleen met dure EUV-technologie kan overleven en die daarvoor de beste kenniswerkers ter wereld aan zich moet binden miljarden overheidsgeld naar Brabant te sluizen is ook zowat. Dat die kenniswerkers in een echte metropool willen leven, betekent nog niet dat de metropool naar Mozes moet komen. Nog eenmaal Wennink: “De toegevoegde waarde van ASML is groter dan die van de hele Tweede Maasvlakte (…) Waar zit het toekomstige verdienmodel van Nederland? Hier in Brabant.” Lijkt me niet correct. Het toekomstige verdienmodel van Nederland zit niet in een gespreide ontwikkeling, maar in echte metropoolvorming, in een sterk geconcentreerde stedelijke ontwikkeling in hoge dichtheid vlak bij Schiphol. In Den Haag zouden ze ASML een verhuispremie moeten geven, net zoals ze vroeger verhuispremies aan bedrijven gaven om uit de Randstad naar Brabant te vertrekken.

Tagged with:
 

Keeping Amsterdam small

On 16 juli 2015, in ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Read in Het Parool of 2 July 2015:

 

On Friday we would meet. Thursday he published his strong opinion in the local newspaper Het Parool: ‘Maak van Mokum geen megastad’ (‘Do not turn Amsterdam into a megacity’). Friso de Zeeuw, professor at Delft Technical University, always prompts his readers to use more common sense. His approach is mostly temperate, stolid. He loves to warn for eggheads, and yes, he’s very conservative. So my proposal to double Amsterdam made him furious.  “It is a very bad idea’. In his article he calls a city of only two million inhabitants a ‘megacity’. Worse even, he thinks Amsterdam just should not grow (sic!), “our relatively small scale urban structure has huge advantages.” Then he praises the Dutch landscape of water, cows and villages, which he thinks is favorable in terms of climate change. To proof that urban density is not a precondition to mass transit, he mentions the buslanes north of Amsterdam (Mr. De Zeeuw lives in the village of Monnikendam). The system functions all very well, he states. He also warns for social inequality: ‘Our small-scale  urban structure prevents social segregation, so from a social point of view this is a great thing’. Lastly he thinks a new governance structure will be needed if Amsterdam doubles. That will only cause trouble, he knows, so keep Amsterdam small.

It is not easy to reflect on things if somebody tries to ridicule your argumentation, exaggerates your thoughts, simply does not want to change anything at all. I only wish Mr. De Zeeuw would study the Dutch ecological footprint, which is one of the worst in the world, and would consider a more sustainable way of living. And maybe – no less important – he would enter the discussion on the agglomeration economies, where it all started. He simply missed it. Those agglomeration economies are considerably higher in dense urban structures than in networks of small-sized cities and villages, at least that is what I’m trying to proof. But what irritates me most, is Prof. De Zeeuw accusing me of a lack of scientific argumentation. Mentioning the Territorial Review 2014 of OESO in his view is not enough. Did he read it? Mr. de Zeeuw, who is also director New Markets at developer BPD (Bouwfonds), gives no scientific argumentation himself. He only scatters strong opinions. I need a break now. Let’s fly to London.