First Mountain City

On 6 november 2019, in boeken, ethiek, by Zef Hemel

Gehoord in de Protestantse Diaconie te Amsterdam op 9 oktober 2019:

Afbeeldingsresultaat voor second mountain brooks

Een maand geleden ontmoette ik hem. Hij had me via Linkedin uitgenodigd. Uiteindelijk kwam het ervan, op de dag voor de presentatie van de toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad in de Beurs van Berlage. We spraken elkaar in de Protestantse Diaconie aan de Nieuwe Herengracht, want Tim is stadspredikant. Het regende pijpenstelen. Natuurlijk ging het over de binnenstad, over mijn verblijf in de Oude Kerk dit voorjaar en over mijn bevindingen, maar we hadden het ook over mijn boek, dat hij afgelopen zomer had gelezen. Tim Vreugdenhil vertelde over David Brooks, de columnist van de New York Times. In ‘The Second Mountain’ beschrijft Brooks het gebrek aan commitment in onze hedendaagse samenleving. Het individualisme is te ver doorgeschoten. Dat gold ook voor hemzelf. Alles draait tegenwoordig om carrière, spullen, toffe dingen, aanzien, macht, geld. In zijn boek gebruikt hij het beeld van de twee bergen. We zien allemaal die ene berg en op de top aangekomen denken dat we er zijn, maar dat valt danig tegen. We zijn vergeten dat er nog een tweede berg bestaat. Geluk zoeken we naarstig, maar echte vervulling vinden we niet. Onze tevredenheid duurt maar kort. Steeds hongeren we naar meer. We beklimmen alleen de eerste berg. We zijn niet minder dan onze ziel kwijtgeraakt.

Twee bergen. Mooie metafoor. De eerste berg draait om jezelf, de tweede om anderen. Het goede leven is niet gericht op pleziertjes, maar op diepe relaties met de mensen om je heen. Hyperindividualisme, sinds 2010 sterk aangejaagd door sociale media, verdooft je diepste verlangens, alles lijkt opwindend maar valt uiteindelijk tegen, het leven blijkt oppervlakkig, wantrouwen is het gevolg. Je wordt apathisch, pessimistisch, boos. Wantrouwen is een teken dat je de tweede berg niet herkent. “First mountain people are divided, alienated and insufficient,” schreef The New York Times in een boekbespreking. Tweedebergmensen leven daarentegen vanuit liefde voor anderen, zij zijn gecommitteerd, ze geven liever dan dat ze nemen, ze voelen een aanhoudende kracht. Niks geluk, maar ‘joy’, vervulling. “To live with joy is to live with wonder, gratitute and hope.” Wie de tweede berg beklimt heeft een doel, die stapt in een groter verhaal, die zoekt betekenis, is vervuld van een diep verlangen, weet zich deel van een bezielend verband. De predikant zei me dat hij Amsterdam een typische ‘First Mountain City’ vindt. Zijn analyse spoort met mijn bevinding die ik in ‘Een nieuwe historische binnenstad’ als vervreemding heb getypeerd: een geestelijke afstand die mensen voelen ten opzichte van hun omgeving. Vervreemding groeit snel, het wantrouwen is groot. De opgave: de historische binnenstad terugwinnen als tweede berg.

Tagged with:
 

Steden als vliegvelden

On 28 oktober 2019, in infrastructuur, by Zef Hemel

elezen in ‘Environment and Planning’ van 2006, nummer 38:

Afbeeldingsresultaat voor mobilities urry

In 2006 schreven de Britse sociologen Mimi Sheller en John Urry een uitstekend artikel over ‘The new mobilities paradigm’. Het zou later deel gaan uitmaken van ‘Mobilities’, een boek dat in 2012 het licht zag, drie jaar voor het overlijden van Urry. De hele wereld, noteerden de wetenschappers verbonden aan de University of Lancaster, lijkt in beweging. Mensen, goederen, kapitaal, ziektes, informatie, drugs, macht, toeristen, ze vliegen in een mum van tijd de wereld over, in alle windrichtingen, zonder vaste voet onder de grond. Met name het internet heeft alles in beweging gezet. Deze toenemende beweeglijkheid verhoudt zich slecht met de sociale wetenschappen. Die waren altijd statisch. Neem geografie en planologie. Die gaan nog altijd uit van plaats en plek, van geworteld zijn en van sociale cohesie, dus van fysiek verbanden in buurten, dorpen, steden. Ze problematiseren, nee verzetten zich hevig tegen het vloeibaar worden van alles. Sheller en Urry merken fijntjes op dat ze zich zelfs met de auto, laat staan het vliegtuig, nog altijd geen raad weten. Ze noemen ze sedentair. In alle disciplines echter groeien nieuwe benaderingen en nieuwe theorieën die vertrekken vanuit flux, dynamiek en beweging. Zo ook in de planologie. Al was het maar omdat mobiliteit en communicatie elkaar steeds meer gaan overlappen.

Veel ruimte geven de onderzoekers aan hun beschrijving van luchthavens, waarbij terminals steeds meer op steden gaan lijken, maar ook omgekeerd steden de trekken krijgen van vliegvelden. Mensen zijn mobiel en verblijven ergens tijdelijk. En iedereen maakt daarbij gebruik van gepersonaliseerde apparaten die als een do-it-yourself toegang verschaffen tot wijdere netwerken die soms mondiale ruimten omspannen. Veel persoonlijke gegevens worden gedeeld en iedereen laat zijn of haar sporen achter. Op die manier treden individuen ver buiten hun eigen lichaam. “New mobilities are bringing into being new surprising combinations of presence and absence as the new century chaotically unfolds.” Toenemende beweging structureert het sociale leven. Wie nog in vaste verbanden gelooft en zich blijft verzetten tegen het vloeibaar worden, die gaat het de komende jaren moeilijk krijgen. Alleen sociale theorieën die meebewegen met de ‘mobilities turn’ zullen beklijven. Overigens, een bepaalde geografie blijft bestaan. Dat zijn, aldus Sheller en Urry, de plekken waar al deze mobiliteit wordt bevoorraad en geregeld. Deze commandocentra zijn de nieuwe ‘wereldsteden’. Hier vindt onstuimige ruimtelijke concentratie plaats. Het zijn er maar een paar.

Tagged with:
 

Profetische gemeenschappelijkheid

On 17 oktober 2019, in boeken, participatie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Game’ (2019) van Alessandro Barrico:

Afbeeldingsresultaat voor the game baricco

Vervreemding legde ik als probleem aan de basis van ‘Een nieuwe historische binnenstad’, mijn toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad die vorige week het licht zag in de Beurs van Berlage. Vervreemding noemde ik het gevolg van de smart Phone, goedkoop reizen en het internet. Wantrouwen is het gevolg. Vervreemding maakt de hele binnenstad onbestuurbaar. Een groep Vlamingen uit Brussel die ik ontmoette in De Brakke Grond, wees me op het nieuwste boek van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco, ‘The Game’. Ze zagen duidelijke parallellen. Diens ‘De Barbaren’ (2012) vond ik destijds al indrukwekkend, met ‘De Game’ zet de Italiaan nog een stap verder. Individualisme wordt massaal. We spelen, aldus Baricco, met z’n allen een internetspel, het is “een volslagen onbekende setting,” (…) En: “We staan geregeld voor een absurde spelsituatie die we zelfs maar moeilijk scherp kunnen krijgen.” Massa-individualisme genereert miljoenen microbewegingen en ontmantelt het beroep van leider. Hele snelle hergroeperingen vinden plaats als gevolg van informatie die zich razendsnel verplaatst via het internet. Grote klonters van consensus worden vliegensvlug gevormd en weer afgebroken. Er is geen elite meer en er zijn geen groepen meer. De massa is opgehouden te bestaan. Mooi beeld gebruikt hij ergens: “Het is alsof de digitale tools uiteindelijk uiterst krachtige motoren hebben geplaatst in carrosserieën die niet solide genoeg zijn om ze te verdragen, te besturen, ze werkelijk te gebruiken.” Andere metafoor: ineens staat iedereen op het toneel, terwijl we in de zaal zouden moeten zitten. In de coulissen is het een gedrang.

Het individualisme, merkt Baricco op, is altijd een tegenhouding, “het is het bezinksel van rebellie, het heeft de pretentie dat het iets afwijkends genereert, het weigert in de kudde mee te lopen en loopt in zijn eentje tegen de keer in.” Alles wordt daarmee richtingloos, tegendraads, niet te besturen. Hij spreekt van een digitale opstand. Maar wel eentje die volgens hem voortkomt uit hoop. We zitten er middenin. Het wachten is op ‘nieuwe elegantie’. Optimisme tekent de Italiaan, die ook al in ‘De Barbaren’ het licht probeerde te zien aan het einde van de tunnel. “En hoe dan ook blijf ik ervan overtuigd dat, net zoals de twintigste-eeuwse elites buitengewone, spectaculaire en heilzame intelligenties voortbrachten, ook de elite van de Game zich vormt rondom afzonderlijke gevallen, die steeds veelvuldiger voorkomen, van een profetische, solide en zeer nuttige intelligentie.” Misschien leidt een toekomstvisie die vanuit massa-individualisme is opgetrokken uiteindelijk toch nog tot profetische gemeenschappelijkheid. Daarover gaat mijn binnenstadsvisie.

Tagged with:
 

Capital of the Internet

On 9 maart 2016, in economie, energie, technologie, by Zef Hemel

Read in FD Morgen of 5 March 2016:

 

Its special last weekend on innovation, leadership and technology ‘Morgen’ was on ‘Cooling down’. Het Financieele Dagblad published a beautiful map on page 6 and 7 of its special which showed all the datacenters in the Netherlands as gleaming stars. According to the journalist, Bob de Lange, thirty percent of all the new datacenters of Europe of 2015 were built in the Low Countries, most of them you can find in and around Amsterdam: some 180 ‘data-hotels’, with a total floor space of 240.000 m2. Really? After London and Frankfurt, Amsterdam is number three now. So yes, that would be amazing and a real big success! But the fast growth of these datacenters is becoming an issue these days. The problem is one of sustainability, because these buildings consume a lot of electricity. More than half of their costs are for cooling. Some 10 percent of all the electricity consumption is for the internet, 50 percent more fuel than for air transport. And its share is growing fast, because ever more datacenters are needed. The newspaper introduces a new concept: ‘software footprint’. How to make software smart and sustainable, that’s the question. Why, then, such a tempting cartography?

There are at least 40 datacenters is Amsterdam, consuming 11 percent of all the electricity consumption of the 22.000 Amsterdam-based companies. In an agreement the centers promised to cut their energy use by 68 million kWh the coming years, that is 15 percent. This local policy, three years ago introduced, was not undisputed at all. Why would Amsterdam go green on its own? Why undermining its strong market position? But now I read in FD: “Amsterdam follows a more strict policy on CO2-emissions that stimulates all parties to intensify the search for new concepts, that could be interesting for other countries. This strengthens the export position of Dutch builders of datacenters.” So the policy was clever and now it’s profitable too. One drawback: the newspaper qualifies the whole of the Netherlands as ‘the capital of the internet’. A country is not a capital. Besides, the map shows different.

Tagged with:
 

Het campusgevoel

On 30 september 2014, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De cirkel’ (2013) van Dave Eggers:

dave_eggers_the_circle_large_verge_medium_landscape

Het bijzondere epos van de Amerikaanse schrijver Dave Eggers over het grootste internetbedrijf ter wereld – De Cirkel – speelt zich af in Silicon Valley, ergens in de toekomst. Eggers’ dystopie heeft de trekken van ‘1984’ van George Orwell, maar dan anders. Het verhaal neemt zijn aanvang in iets wat lijkt op het paradijs: de campus van De Cirkel, het Amerikaanse internetbedrijf dat nog veel groter en machtiger is dan Facebook of Google. "De campus was immens en grillig, een explosie van Stille Oceaankleuren, en toch tot in de kleinste details zorgvuldig overwogen, door de meest expressieve handen vormgegeven." We volgen hoofdpersoon Mae Holland als ze de campus betreedt om haar vriendin Annie – die er Directeur Veiligstelling Toekomst is – op te zoeken. Er werken op de campus meer dan 10.000 mensen, Annie geeft haar een uitgebreide rondleiding, het lijkt haar een ideale wereld, ze verovert binnen het bedrijf een door iedereen fel begeerde baan. Ze ontdekt dat het bedrijf alle wereldproblemen wil en zal oplossen.

Wat er gebeurt als je maar lang genoeg op een bijna ideale campus werkt en woont? Tegen het eind van het boek wordt dit duidelijk. Op de campus, schrijft Eggers, werd uiteindelijk voor Mae alles vertrouwd, er waren daar geen spanningen. "Daar hoefde ze zichzelf, of de toekomst van de wereld, tenminste niet te verdedigen, want de Cirkelaars begrepen haar en de wereld vanzelf wel, en ook hoe die wereld eruit zou moeten zien en er binnenkort ook echt uit zou gaan zien." Tja, over maakbaarheid gesproken. Maar het verschil tussen de utopie van de campus en de realiteit van San Francisco Bay Area leek voor Mae alleen maar groter te worden. "Buiten de campus had je daklozen, vieze geurtjes, machines die het niet deden, vloeren en stoelen die niet waren schoongemaakt, en overal was de chaos van de ongeorganiseerde wereld." Mae vond het steeds moeilijker om zich buiten de campus te wagen. "San Francisco, Oakland, San Jose of welke stad dan ook begon steeds meer op de Derde Wereld te lijken." Mae werd wereldvreemd. Het is alsof Eggers hier niet alleen de campus in de rijke Bay Area beschrijft, maar tegelijk ook de Amerikaanse suburb en al die gated communities die in de wereldsteden opduiken. Daarbuiten voelt het vies en vuig.

Tagged with:
 

Spannende tijden

On 28 april 2014, in filosofie, by Zef Hemel

Gehoord in Rotterdam op 22 april 2014:

Filosoof Martijn de Waal promoveerde in 2012 op ‘De stad als interface’. Afgelopen dinsdag gaf hij een lezing op de jaarvergadering van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing in Rotterdam. Op overtuigende wijze liet hij zien hoe een virtuele leeslaag wordt toegevoegd aan de fysieke stad, die burgers in staat stelt om gebouwen en plekken op nieuwe manieren te lezen. Signalering die vroeger met neon of uithangborden aan gevels werd uitgedrukt, vindt tegenwoordig plaats op beeldschermen. Daardoor kunnen plekken tijdelijk door bepaalde groepen ongemerkt in beslag worden genomen. ‘Parochialisering’ wordt zo’n ontwikkeling ook wel genoemd. Kortom, technologie stelt burgers in staat om steden anders te organiseren. Hij gaf mooie voorbeelden hiervan: Airbnb zet woonhuizen tijdelijk om in hotelkamers, de RAI verandert tijdelijk in een grote besloten pop-up store. Dat de stad ook daadwerkelijk zal veranderen staat niet vast, maar het kan wel. Voor eenzelfde keuze stonden we toen de auto aan zijn onstuimige opmars begon: suburbane autolandschappen of toch maar compacte steden? We hebben, aldus De Waal, nog steeds een keuze.

Daarna sprak René Boomkens, hoogleraar Algemene cultuurgeschiedenis aan de UvA, over de nieuwe burger. Die ontwikkelt zich tot een burger-deskundige of beter: de verlichte intellectueel ontwikkelt zich tot een specialistische intellectueel. Dat is een intellectueel die niet meer ‘namens ons allen’ spreekt, maar gewoon als burger uitspraken doet over zijn eigen vakspecialisme. Onze steden zitten vol met dergelijke burger-deskundigen. Antropologen, filosofen, juristen, psychologen, tal van specialisaties voegen zich bij de planners en stedenbouwkundigen, die hierdoor niet meer alleenheerschappij over de stad van de toekomst kunnen claimen. Boomkens vindt vooral de bijdrage van de antropologen interessant. Nu er geen primitieve culturen meer bestaan, richten zij zich steeds meer op de moderne stedelingen, die zij nauwkeurig observeren. Overigens voorspelde de filosoof verwarring en nieuwe verhoudingen binnen de stadsontwikkeling. Definitieve uitspraken deed hij niet. We leven, zei hij, in spannende tijden.

Tagged with:
 

Leegstand

On 27 januari 2014, in innovatie, kunst, onderwijs, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 18 januari 2014:

Kantorenleegstand lijkt structureel; winkelleegstand groeit en lijkt ook al structureel te worden. Afgelopen week kreeg ik signalen dat de komende jaren nog veel meer vastgoed vrij zal komen. In The Economist stond een artikel over de bouwwoede, wereldwijd, van nieuwe MBA-scholen. Die van Yale (foto) is ontworpen door Foster + Partners; die van Stanford kostte 345 miljoen dollar; de duurste nieuwbouw betreft de nieuwe MBA-school van Columbia in New York, die 600 miljoen dollar gaat kosten. “From Cambridge, MA, to Cambridge, UK, an arms race is under way to provide MBAS with the plushest to study.” De meeste van deze universiteiten bouwden hun campussen in de jaren ‘70. Die zijn inmiddels afgeschreven en aan vervanging toe. Studenten betalen fortuinen om er te mogen studeren, dus zij verwachten alle faciliteiten die de oude gebouwen niet meer kunnen bieden. The Economist ziet echter een groot gevaar. Juist op het moment dat de bouwwoede losbreekt begint het hoger onderwijs met online onderwijs. Distance learning technology lijkt de toekomst te hebben. Alleen de allerduurste scholen, denkt zij, zullen fysiek overeind blijven. Zij hebben straks al die grote gebouwen en campussen niet meer nodig.

Het andere signaal stond in hetzelfde nummer. Galeries in Londen stoten hun vastgoed af. Hun nieuwste klanten komen niet meer uit Londen, maar uit de hele wereld; die vinden dat reizen dwars door Londen niet zo fijn, zeker nu de meeste galeries centraal Londen hebben verlaten. Kunstbeurzen blijken voor hen veel handiger. Galeriehouders gaan daarom steeds meer reizen, naar hun klanten toe. Sarah Monk van de London Art Fair denkt daarom dat veel galeriehouders hun galeries in de stad zullen opdoeken. “With an international clientele, many can work online or from home.” Ziedaar de reusachtige effecten van het internet. De internetrevolutie is nog maar net begonnen. De komende jaren hoeft dus veel minder te worden gebouwd. Alles draait om hergebruik, ontmoeting en kwaliteit, bij voorrang in hele grote steden.

Tagged with:
 

De toekomst is perfect

On 7 februari 2013, in politiek, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Future Perfect’ (2012) van Steven Johnson:

Optimistisch nieuw boek van internetexpert Steven Johnson. In ‘Future Perfect’ waagt hij zich zowaar aan de politiek. Democratie zoals wij die kennen is nog altijd sterk gecentraliseerd. “The leaders themselves are selected from below, but they govern from above.” Hij ontwaart een nieuwe beweging die op een andere manier politiek wil bedrijven. Die beweging duidt hij aan als die van de ‘Peer Progressives’. Ze bedrijft politiek door de principes van het internet toe te passen in de praktijk van de politiek van alledag. Dat is niet twitteren om de politieke boodschap uit te dragen, maar decentralisatie van de besluitvorming, peer-to-peer netwerken benutten, platforms oprichten, luisteren in plaats van verkondigen. “Tellingly, the solution ultimately outperformed any rival approaches developed by the marketplace.” De praktijken van de Peer Progressives zijn ook beduidend beter dan wat een krachtige bureaucratie of een scherp raadsdebat kan bewerkstelligen. Niet dat ze via internet mensen willen laten stemmen, zeker niet; het gaat erom het denkwerk van alle mensen te benutten: “webs of human collaboration and exchange.” De aanhangers van de nieuwe beweging geloven in sociale vooruitgang en ze menen dat de grondslag van die vooruitgang gelegen is in het bouwen van netwerken van ‘peers’ in hun eigen gemeenschappen.

Een fraai voorbeeld van deze werkwijze toont Johnson aan de hand van het werk van de Sterlings in Vietnam. Zij losten de problemen van ondervoeding in de steden niet op door als externe experts oplossingen aan te dragen, maar ze luisterden in de gemeenschappen; ze schuwden geen statistieken, maar ze maakten tevens gebruik van de resultaten van vele gesprekken, ze zagen patronen, hadden boodschappen die in de gemeenschappen door de mensen zelf werden verspreid; bij alles wat ze deden werd gegeten en gedronken. “Gatherings were indistinguishable from a fun, delectable repast with peers.” Technologie was afwezig, maar de principes van moderne technologie werden benut: “instead of dictating laws from above, they worked within the existing peer networks of those communities in discovering, spreading, and rewarding the solutions that the villagers themselves had developed.” Goede planning werkt net zo. Gewoon hulp bieden in het delen van ideeën en inzichten in netwerken van gelijken. Alles informeel, liefst met lekker eten en drinken erbij.

Tagged with:
 

Jazz of marsmuziek?

On 15 juni 2012, in planningtheorie, politiek, technologie, by Zef Hemel

Gehoord op 14 juni 2012 in Amsterdam:

Hans Boutellier, directeur van het Verwey-Jonker Instituut, hield gisteravond een lezing over ‘Stedelijke Vernieuwing in de improvisatiemaatschappij’. Hij deed dat tijdens de jaarvergadering van het algemeen bestuur van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing bij Stadgenoot in de Sarphatistraat in Amsterdam. Voor zijn lezing putte hij rijkelijk uit zijn recent verschenen boek (‘De improvisatiemaatschappij’, 2011). Wat hij vooral deed was een diagnose stellen van onze tijd, die hij als ‘een ander type wereld’ typeerde. Die wereld was niet meer solide, wel complex, in hoge mate netwerkachtig, richtingloos. Hij sprak van ‘complexiteit zonder richting’. Veel mensen ervaren haar als chaotisch en verwarrend. Enerzijds lijkt zij overgereguleerd, anderzijds moeten mensen juist meer zelfredzaam zijn. Toch kent die nieuwe wereld meer structuur – een hogere organisatiegraad – dan wij denken. Boutellier vergeleek haar met een zwerm spreeuwen. Hij sprak van ‘small worlds in a big society’. Aan de basis van deze complexe wereld zonder richting legde hij het internet, dat informatie, contacten, personen van over de hele wereld samenbrengt in een klein doosje: een computer op zakformaat die iedereen bij zich draagt.

Boutellier sprak niet over steden, wel over instituties. Geen wonder, want de hele zaal zat vol met vertegenwoordigers van bekende instituties. Die reorganiseren zich suf, om alle veranderingen bij te benen. Helpen doet het allemaal niet. Stuk voor stuk verkeren ze in een permanente crisis. Zelfs de rechterlijke macht staat op zijn grondvesten te schudden. Boutellier adviseerde de instituties om terug te keren naar hun kern en zich af te vragen waartoe ze op aarde zijn. Het deed me denken aan de kerntakendiscussie van jaren geleden. Maar bij Boutellier paste het in de behulpzame metafoor van de jazzimprovisatie. Wat we het beste kunnen doen in deze verwarrende situatie, zei hij, is leren improviseren, ons sterker richten op de buitenwereld, ons eigen instrument goed bespelen, een helder thema kiezen, niet teveel kaders stellen, experimenten toelaten, lichte vormen van leiderschap introduceren, dialoog, fysiek contact, plezier beleven aan het samenspel met anderen. Zijn voorstel riep als vanzelf bij de zaal het verleidelijke alternatief op van de sterke staat die volgens Singaporees model een duidelijke koers bepaalt en iedereen daarin meeneemt. Bernard Wientjes. Maxime Verhagen. Een sterke man. Een heldere lijn. Niet links, niet rechts, maar recht door zee. Boutellier leek er verlegen mee. Jazz of marsmuziek? Het wereldwijde web mag het zeggen.

Bewustzijnsverruimend

On 1 januari 2011, in plekken, technologie, by Zef Hemel

Gehoord in De Verdieping, Trouw-gebouw te Amsterdam, op 29 december 2010:

Donderdagavond was de laatste editie van De Verdieping in 2010, in het Trouw-gebouw aan de Wibaustraat. Drie mensen spraken er voor een overwegend jong, trendy publiek over de toekomst. Ik was een van hen. Radna Rumping, oud-organisator van n8 en cultureel entrepreneur, blikte vooruit op de kunst. Nalden, internet-expert (blog: nalden.net), voorzag nieuwe trends in de media. En ik was gevraagd om te spreken over de toekomst van Amsterdam. Ik stipte onder andere het thema van de ‘death of distance’ aan, die paradoxalerwijze metropoolvorming in de hand werkt. Ik bedoelde dit: sinds internet lijkt het of mensen meer behoefte hebben aan fysiek contact, de betekenis van nabijheid neemt toe. Een stad als Amsterdam, met zijn vele ontmoetingsplekken, compacte bebouwing en gevarieerde bevolking, profiteert daarvan. Gemakshalve verwees ik alvast naar de volgende spreker, die ik kort daarvoor had ontmoet: Nalden, de internetguru, naar wiens mening ik hierover nieuwsgierig was. Nalden stelde me niet teleur. Zijn scherpe observaties sloeg ik op in mijn hoofd. Waarvan acte.

Nalden las geen kranten meer, vertelde hij. Ook zijn televisie had hij de deur uitgedaan. Online werkte volgens hem veel sneller en beter dan offline. Beter in de zin van: rijker, met meer dimensies. De iPad vond hij dé uitvinding van 2010. Hij was er weer echt door gaan lezen. Zijn iPad noemde hij ook wel iBed, want liggend in zijn bed kon hij moeiteloos urenlang doorbrengen door op zijn elektronische tablet te lezen. Hij merkte op dat mensen al niet meer reageerden op zijn blogitems, wat hij wel jammer vond. “Iedereen twittert tegenwoordig, of werkt op Facebook.” Facebook noemde hij een digitale dictatuur. Dat het internet iets met je deed, wilde hij wel toegeven. Het was een paradox. De enorme overdosis digitale informatie deed je als mens de grote waarde van het fysieke contact veel heviger, veel intenser beseffen. De authentieke ontmoeting, de aanraking, het gesprek, de plek, het deed er nu veel meer toe. Waar ben je? Wie ontmoet je? Waarover heb je het met elkaar? Waarop hij zich tot het publiek in de zaal richtte: “Jullie zijn hier omdat je deze avond belangrijk vindt, nietwaar?” Het jonge publiek keek even op van zijn mobieltje. Het leek alsof hij sprak over algemene bewustzijnsverruiming. Ik had me dat effect nog niet zo gerealiseerd. Inderdaad, hoe meer we op internet leven, hoe meer we het hier en nu ervaren, hoe meer de fysieke stad ertoe doet. Gelukkig nieuwjaar!

Tagged with: