Gelezen in ‘City of Fortune’ (2011) van Roger Crowley:
Kun je van de geschiedenis leren? Deze vakantie las ik Roger Crowley’s ‘City of Fortune’. In het jaar 1203 telde Constantinopel (het huidige Istanbul) liefst vierhonderd- tot vijfhonderdduizend inwoners. De stad was daarmee veruit de grootste metropool van de hele Christelijke wereld. Ter vergelijking: Parijs en Venetië telden elk niet meer dan zestigduizend inwoners. "They looked on Constantinopel for a long time because they could scarcely believe there could be such an enormous city in all the world," schreef Villehardouin, die doelde op de kruisvaarders die in 1203 begonnen waren aan de vierde kruisvaart. De kruisridders, die voor de poorten van Constantinopel stonden, waren meest afkomstig uit Frankrijk; ze lieten zich overzetten door zeelieden uit Venetië, op schepen die in Venetië waren gebouwd. Venetië had daarmee commerciële belangen in het slagen van de kruisvaart. Voor Constantinopel zelf waren de West- en Zuid-Europeanen dwergen. De enige andere stad die voor haar inwoners telde was Rome. "The Greeks wanted nothing to do with these western puppet who had promised submission to Rome." Het zou ze flink bezuren. Roger Crowley ziet de slag om Constantinopel als het begin van de opkomst van Venetië als machtige handelsstad.
De ondergang van Venetië laat Crowley samenvallen met de verovering door de Turken van het oostelijke Middellandse Zeegebied. Hier ontmoetten twee imperiale mogendheden elkaar: "the Christian and the Muslim, the sea-going merchant class concerned with trade, the continental warriors whose valuations were counted in land holdings; the impersonal republic that prized liberty, the sultanate that depended on the autocratic whim of a single man." (Dit klinkt actueel, iets als: Europa versus Rusland) Toch is de ondergang van Venetië niet veroorzaakt door de Turkse veroveringen. De werkelijke reden waren de handelsstromen die zich verlegden van de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan en, via de Kaap de Goede Hoop, richting het Verre Oosten. Dankzij scheepskundige innovaties. "All the old trade routes and their burgeoning cities that had flourished since antiquity were suddenly glimpsed as baclwaters – Cairo, the Black Sea, Damascus, Beirut, Baghdad, Smyrna, the ports of the Red Sea and the great cities of the Levant, Constantinopel itself – all these threatened to be cut out from the cycles of world trade by ocean-going galleons." Winnaar bleek Lissabon, dat nu sterk begon te groeien. De historische les is dus: niet veroveringen, maar handel en innovaties zijn beslissend voor welvaart en stedelijke bloei.
Gelezen in NRC Handelsblad van 15 januari 2010:
In 2010 was Istanbul een van de drie culturele hoofdsteden van Europa. De snel groeiende metropool aan de Bosporus vierde op die manier zijn status van aankomende economische grootmacht. Vooraf was er veel gedoe geweest, over het programma, het geld en de organisatie. Middelpunt van de controverse was de renovatie van het Ataturk Cultureel Centrum – het AKM – aan het Taksimplein (op de foto links). Dit operahuis, stammend uit midden jaren dertig, naar een ontwerp van de Franse architect August Perret, brandde in 1970 tijdens een voorstelling af en werd in 1978 heropend naar een verbouwing door de Turkse architect Hayati Tabanlioglu. Sinds 2008, na dertig jaar, zijn de autoriteiten officieel bezig met groot onderhoud, maar eind 2009 was de grote zaal nog altijd gesloten, bladderde de verf van de buitenmuren en waren de bruine mozaieken onverminderd beschadigd, zonder dat er een bouwvakker te bespeuren viel. En dat terwijl het vernieuwde AKM als spil was gedacht van de culturele festiviteiten in 2010. Daarop ontspon zich een politiek twist van verdachtmakingen, waarbij de heersende AK-partij het moest ontgelden. De nieuwe machthebbers in Turkije, met hun wortels in de islam, willen kennelijk breken met de traditie sinds Ataturk om vooral naar het Westen te kijken, was de redenering. En opera is kunst uit het Westen. Het bestuur van Istanbul 2010 trad in 2009 af, de gemeente nam haar rol over. Het budget van 170 miljoen euro, afkomstig uit de benzineaccijns, ging voor zeventig procent naar de restauratie van historische gebouwen als de Hagia Sophia, het Topkapi paleis en andere Byzantijnse en Ottomaanse grandeur. Waarom restaureren uit dit budget?, vroeg menigeen zich af. En waarom uitgerekend het Ataturk Cultural Centre vergeten?
In 1992 schreef de Turkse socioloog Keyder het artikel “How to sell Istanbul? Voor het eerst werd in Turkije gepubliceerd over de macht van het mondiale kapitaal en de stedenstrijd die deze veroorzaakte. “Most of the stakeholders including the central/local government, private enterprise, academicians, artists and NGOs invest in culture in order to attract more economic and symbolic capital. Nominating for Olympic games, Formula 1 or Cultural Capital of Europe are widely known examples of such attempts.” Tijdens de INURA conferentie van 2009 luidde de kritische analyse van de Turkse intelligentia aldus: “"Istanbul has been sold through its city image, cultural heritage and other values and “How to sell Istanbul through culture?” seems to become the motto.” Wat er moest worden verkocht was even belangrijk als hoe het moest worden verkocht. “The cultural centres with reference to Gugenheim Bilbao’s Bilboa effect has also been planned and projected for regeneration of Istanbul: Hasanpasa Gazhane project, Kartalite, Sutluce Cultural Centres and Renovation of Ataturk Cultural Centre are the major examples.” Maar die laatste werd dus vergeten. De zoon van de architect riep begin 2010 op kalmte te bewaren. “Zulke grote renovaties hebben tijd nodig. Dit gebouw komt er.” We zijn nu een jaar verder. Is het vernieuwde AKM inmiddels gereed?
Gelezen in ‘Istanbul – Living in Voluntary and Involuntary Exclusion (2009):
De Turken leggen hun eigen hogesnelheidstreinennetwerk aan. Daar hebben ze Europa niet voor nodig. Tussen Ankara en Istanbul – een afstand van 533 kilometer – komt er een nieuw snelspoor; daar wordt nu aan gebouwd. Er zijn op dit moment liefst drie lijnen in aanleg. In 2013 ligt er 1500 kilometer snelspoor en in 2023 niet minder dan 4000 kilometer. Bob van der Zande en ik bezochten vorige week nog het centraal station van Istanbul. Het is negentiende eeuws en stamt nog uit de tijd van de Oriënt Expres. Veel stelt het niet voor. Even eerder stonden we op de Galata Toren in Beyoglu. Het uitzicht over de veertien miljoen inwoners tellende metropool in het felle ochtendlicht was verbluffend. Overal zagen we stad, vermengd met water: de Bosporus, de Zee van Marmara; achter ons de Zwarte Zee, voor ons de Middellandse Zee. Istanbul ligt aan een samenloop van vaarwegen tussen Europa en Azië. Overal varen schepen. Echter, een zeehaven zochten we tevergeefs. Vreemd vonden we dat.
In ‘Istanbul – Living in Voluntary and Involuntary Exclusion’ lees ik een interview met Hüseyin Kaptan, de oud-directeur van het Istanbul Metropolitan Planning Centre (IMP). Vorige week nog zat ik met hem aan tafel. Toen vergat ik hem de vraag te stellen: waarom heeft Istanbul eigenlijk geen zeehaven? In het interview geeft hij ongevraagd antwoord: “The only port city in the world without a railway is Istanbul. Ports in cities like Barcelona and Genua are 6/7 times bigger than Istanbul’s, and they’re all integrated with railways.” Vandaar. Kennelijk kun je een miljoenenstad aan zee bouwen zonder zeehaven. Voorwaarde is dan wel dat je geen spoorwegen aanlegt. Het nieuwe snelspoor zal geen goederen vervoeren. Dat heeft Istanbul ook helemaal niet nodig. De Turkse treinen vervoeren straks kennis.
Gelezen in Het Parool van 28 september 2010:
Vorige week gedineerd met Kadir Topbas, architect en burgemeester van Istanbul. Over zijn stad sprak hij uitsluitend in machtstermen. Istanbul wordt groot, groter dan Londen, zei hij. Sinds 2002 is er maar liefst 18 miljard euro publiek geld in de stad geïnvesteerd; Europa kan niet meer om Istanbul heen. Het was alsof ik de president van Turkije hoorde spreken. Het bezoek deed me denken aan de theevisite bij Joeri Loezjkov, de burgemeester van Moskou. Ik bezocht hem in 2005. Ook deze burgervader sprak toen, hoewel vriendelijk lachend, uitsluitend in machtstermen, alsof hij de president van Rusland was. Destijds was hij ook werkelijk voor die functie in de race geweest. Gisteren echter werd hij ontslagen. Door president Dmitri Medvedev. Volgens Het Parool hadden de twee onenigheid over de bouw van een snelweg tussen Sint Petersburg en Moskou. Medvedev zwichtte voor boze burgers die de snelweg niet door een bos wilden hebben aangelegd. Loezjkov verweet hem daarop zwakke knieën. Maar er waren meer aanvaringen tussen de burgemeester en de president geweest. Loezjkov sloopte een Moskouse villawijk tegen de zin van Medvedev. Vervolgens gingen de staatsmedia Loezjkov beschuldigen van corruptie.
Beide voorbeelden maken duidelijk dat burgemeesters van metropolen tegenwoordig geduchte concurrenten zijn van staatshoofden. Moskou is goed voor 20 procent van het Bruto Nationaal Product van heel Rusland. Het budget van de gemeente is 27 miljard euro. De economie van Istanbul groeit onstuimig en draagt zeker 25 procent bij aan de Turkse economie. Sinds het bewind van Loezjkov gaat het Moskou economisch voor de wind. Ook Istanbul en Topbas blijken een gouden combinatie. Addie Schulte in Het Parool: “Op zijn (Loezjkov’s) staat van dienst stond de transformatie van de stad. Er waren snelwegen aangelegd, het metronetwerk werd uitgebreid, kerken werden herbouwd. Moskou werd een aantrekkelijke stad om te wonen.” Volgens Schulte bemoeide de burgemeester zich tot in de kleinste details met het openbare leven. Het sneeuwvrij houden van de stad was een van zijn obsessies. Hij werd er mateloos populair mee. Ook verzorgde hij gratis openbaar vervoer voor veteranen en gepensioneerden. Maar toen kwam de kredietcrisis. Het aantal miljardairs in de stad halveerde. En wie herinnert zich nog afgelopen zomer? De bosbranden rond Moskou, de verstikkende rook in de stad, de extreme hitte? Loezjkov kon er niets aan doen, maar de extreme zomer zal ongetwijfeld aan de val van de burgemeester hebben bijgedragen. Vanuit het Kremlin werd het duidelijk gezien. Geen journalist legt nog het verband. Dat is begrijpelijk. Ik denk echter dat mensen sterk reageren op fysieke omstandigheden. Ze werken op hun humeur. Dat is gevaarlijk. Zeker als het macht betreft.
Gelezen in ‘Istanbul. Living in Voluntary and Involuntary Exclusion’ (2010):
Opnieuw afgereisd naar Istanbul. Ditmaal om te spreken op uitnodiging van het Urban Investment Network van de Urban Land Institute (ULI). De bijeenkomst ging over “Resilient Cities. Surviving in a Brave New World’. Ik sprak over stedelijke diversiteit en het belang van de menselijke maat. Alleen zo ontwikkel je naar mijn mening veerkrachtige steden. De dag na het congres werden we meegenomen door Hakam, assistent van Mr. Haluk Sur, Board Member van Toki, het Turkse staatsbedrijf dat op een immense schaal woningen, stadions en moskeeën bouwt. We reden naar Toki-projecten in het oosten en westen van Istanbul, respectievelijk Kadikoy en Kücükcekmece. We zagen het immense complex van Uphill Court, net opgeleverd. Een typisch voorbeeld van een gated community, nu van grote woontorens, shopping malls, sportvoorzieningen bovenop de heuvels in het Aziatische deel van de Turkse metropool. Het uitzicht was indrukwekkend. We keken naar beneden en zagen braakliggend land. Hakam vertelde dat daar het financiële centrum van Istanbul zal verrijzen. Even later spoedden we ons naar het verre westen. Ook hier alleen maar torens. Hakam vond het maar niks. We dronken koffie in een spiksplinternieuw shoppingcenter. Overal om ons heen parkeerterreinen en auto’s. Nergens openbaar vervoer. We ontmoetten de nieuwe Turkse middenklasse. Hakam vertelde dat hij met zijn vriendin op een eilandje voor de kust woonde. Daar waren geen auto’s. Zelf zou hij nooit in zo’n toren achter hekwerk willen wonen. Hij kwam van Cyprus, vandaar.
Mijn reis bleek het spiegelbeeld van de reis die ik eerder, in mei, naar Istanbul maakte. Toen werkte ik in de Gecekondus – de sloppenwijken, nu bezocht ik de middenklassewijken die in de plaats treden van de slums. In ‘Istanbul. Living in Voluntary and Involuntary Exclusion’, een uitgave van de IABR en het Prins Clausfonds, lees ik een artikel van Tuna Kuyucu over Toki en hoe de regerende AKP dit staatsbedrijf, dat geacht wordt sociale woningen te bouwen, vanaf 2002 geheel op neoliberale leest heeft geschoeid. Aanleiding was de economische crisis van 2001 die de Turkse economie zwaar trof en die Toki op de rand van het faillissement bracht. Sindsdien kan Toki de grond die in handen is van de staat (onder islamitisch recht is alle grond staatseigendom) gewoon doorverkopen aan ontwikkelaars en mag ze ook zelf koopwoningen bouwen en ontwikkelen. Tussen 2002 en 2008 is op die manier 66 miljoen vierkante meter staatsgrond zonder kosten overgedragen aan Toki. Ze verkocht deze grond door of ontwikkelde zelf, meest duurdere appartementen. “A considerable portion of the apartments are for-profit units, sold in the market to wealthy consumers. In Istanbul alone, a total of 71.126 apartment units have been constructed, more than half of which are ‘for profit’ units. The MHA also undertakes mega-projects that are not related to housing.” Kuyucu noemt het een paradoxale politiek die volstrekt is doorgeschoten. Tot op zekere hoogte is die politiek trouwens vergelijkbaar met onze eigen bruteringsoperatie, de neoliberale politiek van midden jaren negentig die de woningbouwcorporaties veel vrijheid gaf en het verdienvermogen van deze overheidsgerelateerde instellingen aanzienlijk vergrootte. “The MHA is using public authority and public resources not to provide afforable housing to the lower classes, but to open up profitable investment areas either of the state or for certain private developers.” Het probleem van de sloppenwijken, aldus Kuyucu, wordt er door verergerd, de tegenstellingen tussen rijk en arm vergroot. Bovendien ontstaat er een immense metropool van torens, shopping malls en gated communities, uitsluitend op de auto gericht. How resilient is this?


reacties